Onze laatste liverecensie.
Onze laatste albumrecensie.
Ons laatste interview.
Onze laatste video.
The Veils kunnen erover meepraten. Het vorige maand verschenen debuutalbum The Runaway Found kostte door zo'n misverstand drie jaar om te maken. Het indirecte gevolg van een vliegende start in 2001 toen het Londense viertal, koud twee weken na de oprichting, werd opgemerkt door niemand minder dan Geoff Travis, platenbaas en ontdekker van The Smiths.
De in Nieuw Zeeland opgegroeide Andrews, nog maar kort tevoren in Londen neergestreken om een carrière in de muziek na te jagen, wist nauwelijks wat hem overkwam. "Ik was vooraf gewaarschuwd dat het moeilijk zou worden, zelfs als je goed bent in wat je doet. De concurrentie in Londen is moordend. Het deed wonderen voor mijn zelfvertrouwen."
Travis bracht The Veils niet bij zijn eigen label onder contract, maar bij Blanco Y Negro, een sublabel van Warner Brothers. Daar ontdekte men spoedig dat er met Andrews geen kneedbaar pin-upmateriaal in huis was gehaald, maar een aspirant-dichter die Patti Smith en David Bowie tot zijn lichtende voorbeelden rekent. En, in weerwil van zijn porseleinen voorkomen, een vroegrijp, koppig joch bovendien, niet van zins zijn met bloed, zweet en tranen verworven muze te grabbel te gooien.
"In de beginfase probeerden we zo'n tien verschillende producers uit," zegt Andrews. "Dat is de gewoonte bij majors. Wij zagen het nut er niet zo van in. We hadden al een eigen geluid, waarom iemand inhuren om er iets heel anders van te maken? We wilden het album liever zelf produceren."
The Veils kregen hun zin. Het merendeel van de tracks op The Runaway Found werd opgenomen met studiotechnicus Matthew Ollivier als officieus producer.
En toen, aan het einde van de rit, barstte de bom alsnog. Kort na de opnames werd het contract met The Veils wegens "onoverbrugbare artistieke meningsverschillen" definitief ontbonden.
"We kregen de originele opnamebanden mee, maar de decks werden zonder pardon gewist," zegt Andrews. "Anderhalf jaar werk en een kwart miljoen pond naar de gallemiezen: het kon ze geen moer schelen. Dat zegt wel iets over de manier waarop majors met jouw en hun eigen investeringen omgaan."
Er volgde een periode van zeven maanden gedwongen stilstand. Daarna ontfermde Geoff Travis zich een tweede maal over The Veils. Hij bracht de band ditmaal onder bij Rough Trade, dat door het succes van The Strokes juist in die periode weer stevig in het zadel was komen te zitten.
"Achteraf is de vertraging wel goed geweest," denkt bassist Adam Kinsella. "Maar destijds konden we er niet om lachen, en we zijn er als band wel wat tobberiger door geworden."
Dat die kant ook op The Runaway Found terecht is gekomen, is een ironische speling van het lot. Rough Trade nam band én album over, waardoor er tijd en geld vrijkwam voor extra opnametijd. The Veils trokken zich opnieuw terug in de studio met producer Bernard Butler, een inmenging die ditmaal wel gewenst was. Butler herkende het onvergelijkbare stemgeluid van Andrews als het verlengstuk bij uitstek van diens tekstschrijvertalent en haalde het met een kalere omlijsting nadrukkelijk naar voren.
"Die stem van mij," zegt Andrews half gegeneerd, "is wel een raar iets, ja. Funny. Als je zingt voel je je heel naakt. Het heeft me een aantal jaren gekost om daaraan te wennen. Ik was pas vijftien toen ik mijn eerste liedjes schreef. Ik wilde ze vervolgens ook zelf zingen, maar op die leeftijd ben je voor praktisch alles bang, laat staan dat je op het podium schaamteloos je emoties uitschreeuwt. Op de oudere opnames moffelde ik mijn stem nog te veel weg. Pas in die laatste opnameperiode drong het tot me door dat wanneer je, zoals ik, zo graag woorden op papier zet, je ze ook met overtuiging moet zingen."
Rough Trade bereidde ondertussen de weg naar de openbaarheid voor met een reeks singles. Eind 2003 gingen de eerste promo-exemplaren van The Runaway Found de deur uit, om kort daarop in allerijl vervangen te worden door nieuwe exemplaren met een aangepaste tracklist. Op aandringen van Andrews werden twee nummers vervangen door de door Butler geproduceerde nummers 'The Wild Son' en 'The Valleys of New Orleans'. "Ik was een week lang even niet het populairste jongetje van de klas."
"Een major," zegt Kinsella, "heeft zakenmensen in dienst. Bij dit label werken mensen die van muziek houden."
Kinsella komt uit de Noord-Engelse industriestad Leeds. Zijn muzikale opvoeding bestond uit alles tussen Joy Division en The Stone Roses. En Pulp. "Jarvis Cocker komt uit Sheffield, vlakbij Leeds. Als hij in 'Common People' over een flatje boven een winkel zingt, is het alsof het over mijn eigen leven gaat. Ik weet precies hoe die omgeving eruitziet."
Gitarist Oli Drake is een bluesadept uit een slaapstadje even boven Londen, drummer Ben Woollacott groeide op in Wales en, zegt Andrews, "houdt zo'n beetje van alles, zoals het een drummer betaamt."
Andrews zelf werd in Londen geboren. Zijn ouders komen uit de new wave-scene van de vroege jaren tachtig - vader Barry is muzikant en speelde in XTC en Shriekback. De relatie liep al in haar eerste levensjaar stuk, waarna Andrews met zijn moeder naar het provinciestadje Devonport in Nieuw Zeeland emigreerde. Hij leerde er als dertienjarige gitaar en piano spelen en verdiende zijn eerste sporen als muzikant in een lokale folkclub, voordat hij zijn eigen liedjes begon te schrijven. Hij keerde naar Londen terug op zoek naar een platencontract en muzikanten om live mee te spelen.
Het werd een vaste band, maar vraag Andrews en Kinsella hoe zo'n gezelschap van uiteenlopende individuen in elkaars vaarwater terechtkomt en ze kijken je allebei niet begrijpend aan. "Dat is nogal saai, hoor," zegt Kinsella vertwijfeld.
"Adam werkte in een fabriek voor kinderwagens," probeert Andrews er nog een draai aan te geven.
"Ik was Logistiek & Distributie Manager."
"En hij speelde in een band."
"Een sludgecoreband…"
"… dat is hele harde, maar tergend langzame deathmetal. We hadden gemeenschappelijke vrienden…"
Er zit, concludeert Andrews, niet echt een verhaal in de ontstaansgeschiedenis van The Veils, en dat is in zijn optiek geen aanbeveling. Zo jong als hij is, noemt hij The Runaway Found zonder aarzeling "episch". "In die zin dat er het tijdsverloop van mijn eigen leven van de afgelopen vijf jaar in zit."
Het is, zij het onbedoeld, ook een conceptalbum geworden. "Of in ieder geval een album met een herkenbaar thema dat als een rode draad door de liedjes heen loopt."
De kiem daarvan ligt in Andrews" biografische achtergrond. "Mijn omgeving is voortdurend in beweging," zegt hij. "Ik heb op verschillende scholen gezeten en bij verschillende ouders gewoond. De laatste jaren pendel ik heen en weer tussen verschillende plekken waar ik bindingen heb. Het naderend afscheid speelt altijd op de achtergrond mee als ik ergens ben. Mensen reageren op me alsof mijn dagen geteld zijn. Dat maakt mijn contacten heel intens en tegelijkertijd afstandelijk."
Die onthechting, zegt Andrews, is altijd aanwezig. Het is ook hoe hij beluisterd wil worden: "Dit album is heel persoonlijk, maar ik hoop dat je dat er niet direct uithaalt. In zekere zin wil ik dat de liedjes geslachtsloos zijn, onbepaald. Daarom ben ik ook naar Londen gegaan: ik wilde de reactie van mensen die mij en mijn achtergrond niet kennen en zonder bijgedachten luisteren."
Het is Andrew's kracht, maar ook zijn achilleshiel: losgezongen van tijd en plaats, dat leent zich voor projecties. De ervaringen met Warner zijn daarvan nog maar het begin, het oordeel van de buitenwereld moet nog geveld worden. Het laat zich raden dat dat ook niet altijd even genuanceerd zal wezen.
Aan de vooravond van de release van The Runaway Found zijn Kinsella en Andrews meer dan gemiddeld gealarmeerd over het her en der al van stal getrokken predikaat "Britpop" voor een album dat zijn sonische kwaliteiten in werkelijkheid ontleent aan een krachtmeting tussen de stem van Andrews en drie muzikanten die ook niet op hun smoeltjes zijn gevallen.
"Wat verstaat men daaronder in Nederland?," vraagt Kinsella fronsend. "Want in Engeland hebben we het dan over een specifieke kliek uit Noord-Londen en die bands waren bar slecht."
"We hebben heus niet de pretentie dat we het aangezicht van de popmuziek zullen veranderen," zegt Andrews. "Natuurlijk hoor je onze invloeden terug. Maar dat is niet de essentie."
Op de achterkant van de hoes van The Runaway Found staat, vlak boven de barcode, het Spaanse woord "duende". Het komt uit een volksvertelling over twee flamencodanseressen, waarvan er één een bevoorrecht leven heeft geleid en de ander voor alles heeft moeten vechten. Een zigeuner slaat de danseressen gade en ziet het verschil: duende.
"Als je geen goede taalbeheersing hebt," zegt Andrews, "en je probeert een boek te schrijven, wordt het een slecht boek. In de muziek hoef je niet meer dan drie akkoorden op een gitaar te kunnen spelen om toch een geweldige plaat te maken. Zolang het maar muziek is die door niets anders gefilterd is dan door de behoefte om iets in jezelf te onderzoeken. Als dat ontbreekt, krijg je een bijproduct, achtergrondmuziek waarvoor je geen moeite hoeft te doen om hem te begrijpen. Ik noem het altijd 'eerlijk', maar dat is niet helemaal het goede woord. 'Authentiek' is misschien een beter woord."
Hij zou er eigenlijk eens voor moeten gaan zitten om het op te schrijven. En dan zucht hij diep. "Ach, misschien maken we het ook allemaal veel te moeilijk."
The Veils spelen op 8 maart in Ekko te Utrecht, op 9 maart in Rotown te Rotterdam en op 27 maart op London Calling in Paradiso te Amsterdam.
The Runaway Found is uitgebracht door Rough Trade en wordt gedistribueerd door De Konkurrent.
» Lees de recensie
http://www.kindamuzik.net/artikel.php?id=5333
Meer The Veils op KindaMuzik: http://www.kindamuzik.net/artiest/the-veils
Deel dit artikel: