Onze laatste liverecensie.
Onze laatste albumrecensie.
Ons laatste interview.
Onze laatste video.
44. SIGUR ROS – ( )
[MCA/EMI; 2002]
Wie dacht met doorbraakplaat Agaetis Byrjun een ondoorgrondelijk werkstuk in huis gehaald te hebben, vergewist zich best eerst van zijn gemoedstoestand vooraleer deze taaie brok te verorberen. Het eerste dat opvalt is natuurlijk de ietwat bizarre, naamloze titel en het feit dat het vruchteloos zoeken is naar benamingen van songs. Die zijn er simpelweg niet. Veel kans dus dat uw puriteinse buurman de mannen van het IJslandse Sigur Rós een niet bepaald geringe dosis pretentie aanwrijft (geheel ongelijk heeft hij natuurlijk niet), maar wie kijkt daar in dit post-Kid A tijdperk nog van op? Laat de muziek spreken, want die is nog steeds zo uitzonderlijk en apart als leven op Mars. Vergrijp je trouwens niet aan het – weliswaar naar IJslandse normen – hoge popgehalte op de eerste plaathelft, in deel twee doen instrumenten en de stem van Jonsi als vanouds een hartstochtelijke parendans, die de meest intense emoties slachtoffert. (door dieter craeye)
» bekijk de artiestenpagina
43. RADIOHEAD – HAIL TO THE THIEF
[Parlophone/EMI; 2003]
Telkens is er weer die vraag: hoe zal een volgend album klinken? Bij Radioheid is daar nooit een peil op te trekken geweest. Zo is die vraag er medio 2003 ook weer. Het experimentele Kid A en het obscure Amnesiac zijn de meest recente referentiepunten. Hail To The Thief houdt het midden tussen de experimentele drang en de magie van OK Computer. Thom Yorke en de zijnen mikken de rotte tomaten op de huidige bewoner van het Witte Huis. Dat doen ze echter wel vele malen subtieler dan de revival van protestliederen die volgt in de jaren erna. Als altijd schept de groep uit Oxford een sfeer van vervreemding en een schilderspalet waarin – ondanks de sublieme en kleurrijke Stanley Donwood-hoes – de sombere kleuren hoogtij vieren. De hieruit voortgekomen muzikale begeerte naar een nieuw groepsalbum is ondanks een verdienstelijk soloalbum van Yorke nog niet gestild. (door niels steeghs)
» bekijk de artiestenpagina
42. P.J. HARVEY – STORIES FROM THE CITY, STORIES FROM THE SEA
[Island/Universal, 2000]
Twee jaar na het breekbare Is This Desire? verrast P.J. Harvey vriend en vijand met een album dat toegankelijker en optimistischer klinkt dan men van haar gewend is. De Britse diva heeft New York ontdekt én heeft een man aan de haak geslagen. Stof genoeg dus voor vrolijke lyrics als ”And I feel the innocence of a child. Everybody’s got something good to say” (in ‘Good Fortune’). Op Stories From The City, Stories From The Sea heeft Harveys rauwe, harde kant plaats gemaakt voor rustige, makkelijk mee te neuriën melodieën. De stem van gastzanger Thom Yorke draagt bij tot de dromerige sfeer van ‘On Line’ en ‘This Mess We’re In’. Stories bestaat echter niet volledig uit ballads. Harvey schreeuwt haar onrust op vertrouwde wijze uit in ‘Kamikaze’ en ‘The Whores Hustle And The Hustlers Whore’. De theorie dat gelukkige mensen geen intense rocksongs kunnen schrijven, is bij dezen weerlegd. (door karen stevens)
» bekijk de artiestenpagina
41. DOUBLE LEOPARDS – HALVE MAEN
[Eclipse; 2003]
Blauwe tenen en verstuikte enkels zijn een gegeven als je je al kruipend door de Amerikaanse underground begeeft. Talloze cd-r’s, cassettes en gekleurde vinylplakken bedekken de bodem en op versleten Perzische tapijten liggen de vreemdste instrumenten. De meest enigmatische groep in deze wereld is het illustere Double Leopards, dat in 2003 groots uitpakt met een reusachtig dubbelalbum. Halve Maen is een intens doolhof, waarin waarden als logica en gezond verstand niet meer gelden. Het is puur verzuipen in de mystiek van al die onbekende details, duistere drones die ontaarden in een dikke noisepap en net zo snel weer transformeren in een kosmische vorm van oerambient. Een hedendaagse mix van Cans Tago Mago en Tony Conrads en Fausts Outside the Dream Syndicate. Halve Maen zet een standaard voor de sound van de underground en je kunt je voorraad verdovende middelen met een gerust hart wegdoen met dit album in huis. (door joris heemskerk)
» bekijk de artiestenpagina
40. DARYLL-ANN – HAPPY TRAUM
[Excelsior/V2; 1999]
Na het alom geprezen Weeps en vóórdat zanger Jelle Paulusma zichzelf opsluit in een caravan, verschijnt een gevoelig prachtwerk van Nederlandse liedjesband Daryll-Ann. De plaat volgt op de Flashback to The Bryds, een invloed die doorzingt op de plaat. Zelfs de titels hebben iets sixties: van namen als ‘Feelings’, ‘Money or Love’ of ‘Hope, Love & Happiness’ slaakt elke hippie een vreugdekreet. Maar Happy Traum is vooral de plaat van ingetogen schoonheid. De samenzang van Paulusma, gitarist Anne Soldaat en percussionist Coen Paulusma vormt een constante eenheid, terwijl de muziek geen haast maakt. Alhoewel: ‘Surely Justice’ is natuurlijk een ontzettend leuk popliedje over de liefde (“I got no heartbeat woohoo”) en ‘Feelings’ is de uptempo uitspatting die de plaat nodig heeft. Happy Traum is een eenheid, laat geen steken vallen. Zo’n nummer als ‘Riverside’ ontroert zelfs. We pinken er een traantje bij weg. (door norbert pek)
» bekijk de artiestenpagina
39. BONNIE “PRINCE” BILLY – I SEE A DARKNESS
[Drag City/Munich; 1999]
Van singer-songwriter Bonnie ‘Prince’ Billie staat met The Letting Go alweer nieuw werk op stapel en bij elke release – het zijn er de afgelopen jaren nogal wat – van deze oppertroubadour rijst opnieuw de vraag hoe dicht hij de pure klasse van I See a Darkness kan benaderen. Ook zeven jaar na dato weigert de eerste plaat van Will Oldham onder zijn vorstelijke alias de wanhoop en deemoed uit de lenden te schudden. Niet dat er geen humor in dit kroonjuweel schuilt (weliswaar van het gitzwarte soort, maar toch), maar voor één keer is het wegkwijnen in een onbehaaglijk mistgordijn vol ontreddering, vertwijfeling en onvervuld verlangen een louterende ervaring voor de luisteraar. Muzikale mirakels worden er niet verricht. Soberheid en intimiteit regeren met ijzeren hand over de duisternis en laten de luisteraar bij elk woord, akkoord of melodie hun wonden likken. De wetenschap dat een mens nooit alleen is op de wereld maakt de pijn gelukkig draaglijk. (door dieter craeye)
» bekijk de artiestenpagina
38. MINDLESS SELF INDULGENCE – YOU’LL REBEL TO ANYTHING
[Uppity Cracker/Metropolis; 2005]
Goede wijn moet rijpen. Misschien dat het daarom maar liefst vijf jaar duurde voordat het Amerikaanse Mindless Self Indulgence de volwaardige opvolger pende van het al niet flauwe Frankenstein Girls… uit 2000. De unieke mix van computerbliepjes, punkrock, ADHD-industrial en new wave klinkt op You’ll Rebel To Anything dus vervolmaakt, zoveel mag duidelijk zijn. Tien songs ragt de band er in ongeveer zevenentwintig minuten doorheen, waarna je enkel nog maar ademloos op je stoel zit te beven, klaar voor een volgend adrenalineshot. En dus start je maar weer van voren af aan, want dit is mede door de bijzonder melodieuze refreinen en opvallend sterk vocalen van frontman Jimmy Urine een verslavend plaatje. De eigenzinnige band is al jaren wars van trends en daaraan is op dit voorlopige hoogtepunt gelukkig niets veranderd. Hopelijk laat dat volgende adrenalineshot echter minder lang op zich wachten, want zo lusten we er nog wel meer. (door bart nijssen)
» bekijk de artiestenpagina
37. M.I.A. - ARULAR
[XL/V2; 2005]
Toen Maya Arulpragasam als filmmaker op tournee was met Elastica kwam ze in aanraking met Peaches. Deze fatherfucker bracht Maya – schuilnaam M.I.A. - de basics van het muziek maken bij in de VS. Teruggekomen in Londen werd het spaarvarken kapot gegooid en de eerste eigen apparatuur aangeschaft. Deze Engelse Tamil-dame maakt hiphop met dancehallinvloeden, elektro met kinderwijsjes, baile funk met guerrillateksten: explosieve muziek voor zo'n lieflijk ogend meisje. Op internetfora maakten sommigen zich druk over de credibility van de in Engeland opgegroeide en gestudeerde schone. Zielig, want je zou je eerder druk moeten maken over het feit dat deze cocktail van muziekstijlen niet eerder tot uitbarsting was gekomen. Arular skankt, springt, kronkelt en kruipt. Geil is een andere kwalificatie. Salliant detail: M.I.A. mag de VS niet meer in vanwege haar uitgesproken mening. (door wilko van iperen)
» bekijk de artiestenpagina
36. BOARDS OF CANADA - GEOGADDI
[Warp/Rough Trade, 2002]
Zekere kortzichtige geesten, ook een niet nader te benoemen KindaMuzik-scribent, konden hun teleurstelling bij verschijning van de lang verwachte opvolger van Music Has A Rights To Children moeilijk verbloemen. De meest lucide van hen waren zich misschien bewust van het gewicht dat de Technicolortechno-klassieker uitoefende op hun kritische vermogens. Zij die echter stug bleven luisteren naar Geogaddi kregen na maanden, soms jaren, toegang tot een even idiosyncratische als ambitieuze geluidstrip. Een reis vol vuur, slow motion paniek, lang vergeten rituelen in het gezelschap van duistere natuurgoden, met aan het einde een hoopvol en helend ochtendgloren. Of Geogaddi beter is dan het debuut is voer voor oneindige discussies onder fans van de Schotse elektronicameesters, al lijkt het uiteindelijk een rijker en dieper album, een schier onuitputtelijke bron voor de fantasie. (door omar muñoz cremers)
» bekijk de artiestenpagina
35. METRO AREA – METRO AREA
[Source/EMI, 2002]
Eigenlijk luister je naar helemaal niets, als je luistert naar het geesteskind van Morgan Geist en Darshan Jesrani uit 2002: Metro Area. Een klankje hier, een piepje daar, alles onder een ouderwetse discobeat. Pas bij nadere bestudering ontdek je de kracht van het album. Zijn het de dansbare beats? Zijn het de ruimtelijke geluiden? Of misschien toch de fijngevoelige strijkpartijen van Kelley Polar? Want hoewel Metro Area zo minimaal mogelijk voor de dag wil komen, is het effect maximaal. Alle geluidjes en piepjes lijken naadloos op elkaar aan te sluiten. De stevige basslines, gevoelige breaks, zachte pianoriedels en funky discogeluiden (zoals ordinair handgeklap) verzorgen een dansbaar geheel, waarbij de ogen gerust dicht mogen en de heupen tegen elkaar. De ene keer dansend, de andere keer luierend op de bank, maar altijd met de vingers knippend. Metro Area creëert een wereld waarin de luisteraar twaalf nummers mag zweven en dromen. (door roberto lobosco)
» bekijk de artiestenpagina
34. DEFTONES – WHITE PONY
[Maverick/Warner; 2000]
Nadat Deftones met hun eerste albums Adrenaline (1995) en Around the Fur (1997) een blauwdruk heeft geleverd voor de emo/nu-metal stroming, duiken er ineens honderden klonen op. De typerende muziek van het vijftal uit Sacramento (stuiterende metal met fluisterzachte passages en hiphopgrooves, terwijl zanger Chino Moreno introvert gemompel afwisselt met ijzingwekkend gekrijs) wordt razendsnel uitgemolken. Dat heeft Deftones als geen ander door en de band gooit het op White Pony dan ook over een andere boeg. De band laat de nu-metalstructuren los en kijkt verder dan de neus lang is, met digitale drums, samples, vrouwenstemmen en meer melodie dan voorheen. Soms gaat het harder dan ooit (‘Elite’), soms blijft het bij dromerig gemompel, waarbij de climax doodleuk uitblijft (‘Teenager’). Hoogtepunt van het album is ‘Passenger’, een duet met Tool-zanger Maynard James Keenan. Met White Pony maakt Deftones een tijdloze rockplaat en ontdoet het zich van het nu-metaljuk. (door eric looge)
» bekijk de artiestenpagina
http://www.kindamuzik.net/achtergrond/de-77-van-7-jaar-kindamuzik/de-77-van-7-jaar-kindamuzik-nummers-44-tot-en-met-34/13848/
Meer De 77 van 7 jaar KindaMuzik op KindaMuzik: http://www.kindamuzik.net/artiest/de-77-van-7-jaar-kindamuzik
Deel dit artikel: