Onze laatste liverecensie.
Onze laatste albumrecensie.
Ons laatste interview.
Onze laatste video.
77. JAMIE LIDELL – MULTIPLY
[Warp/Rough Trade; 2005]
Je moet maar durven: een soulplaat uitbrengen op het beroemde elektronicalabel Warp. Maar Jamie Lidell is niet zomaar een soulzanger, hij is er een met een paar stroomdraadjes los. In 2002 maakt hij met Muddlin’ Gear nog een tamelijk ondoorgrondelijke elektronicaplaat, in 2005 gooit hij het over een totaal andere boeg. Een remix voor Matthew Herbert brengt hem op het idee om zijn grote zangtalent eens de vrije loop te laten. Het resulteert in een plaat vol authentieke soul, met een eigenwijs elektronisch randje. Het label kan er achteraf moeilijk rouwig om zijn, want single ‘Multiply’ wordt her en der opgepikt en brengt Lidell zelfs naar de jazz-zenders en grote televisieshows, zonder dat hij daarmee zijn ziel aan de duivel verkoopt. Op het podium gooit hij zijn liedjes namelijk meestal genadeloos door de sampler, om ze vervolgens als een volleerd slager te fileren. En als alles dan uitloopt in een complete chaos? Dan zingt hij gewoon een ballad. (door atze de vrieze)
» bekijk de artiestenpagina
76. SONIC YOUTH – MURRAY STREET
[Geffen/Universal; 2002]
Met wellicht de meest geïnspireerd klinkende Geffenrelease van de band tot op heden, verrast Sonic Youth in 2002 vriend en vijand met Murray Street. Het is tevens het debuut van de band als kwintet, met als vijfde lid muzikant/producer/componist Jim O’Rourke. Structuur en toegankelijkheid kenmerken deze ijzersterke release, gecombineerd met sprankelend gitaarwerk, sterke songs en melodieuze improvisaties. Hoogtepunten zijn het zwaar op Televisions ‘Marquee Moon’ leunende ‘Rain on Tin’ en ‘Karen Revisited’, dat uitmondt in een lange feedbackimprovisatie. Tevens is dit het startpunt van de tweede, meer experimentele helft van de lp, met als hoogtepunt de jam ‘Sympathy for the Strawberry’. Met Murray Street laat Sonic Youth nog eens zien hoe je pop en avantgarde met elkaar combineert, de concurrentie met open mond van verbazing achterlatend. (door eric van rees)
» bekijk de artiestenpagina
75. NOVASTAR - ANOTHER LONELY SOUL
[Warner; 2004]
Dat Joost Zweegers, alias Novastar, oorspronkelijk een Nederlander was, botst radicaal met mijn opvatting dat de mooiste gitaarmuziek per definitie niet uit Nederland komt. Gelukkig geeft hij in zijn biografie aan dat zijn migratie naar de zuiderburen aan de basis heeft gestaan van zijn werk en dat hij een voorkeur heeft voor Engelse en Ierse bands. Gelukkig maar, want Another Lonely Soul is mooi genoeg om te compenseren voor al het werk van landgenoten. Melancholie, atmosfeer, transparantie, melodie, teksten: mede dankzij de productie van Ozark Henry zijn alle noodzakelijke ingrediënten smaakvol aanwezig. Sceptisch? Wacht maar tot u ‘When the Lights Go Down on the Broken Hearted’ heeft gehoord. Ook voor de gelovigen is er goed nieuws: Zweegers schijnt gezegd te hebben dat aan het einde van dit jaar zijn derde album het levenslicht moet zien. Zelfs deze notoire beatsrecensent heeft daarom al een ereplaats in zijn cd-kast vrijgemaakt. (door inge janse)
» bekijk de artiestenpagina
74. PEARL JAM – RIOT ACT
[Sony; 2002]
Een lijst over zeven jaar muziek met maar één Pearl Jam-album. Het is het verhaal van Pearl Jam ná debuutalbum Ten. Nooit meer geëvenaard, volgens vele kritieken. Maar moet je een band altijd langs dezelfde meetlat leggen? Al het werk van Pearl Jam na Ten toont een band in groeiende vorm, met een meer – oeps – volwassen geluid. Nu en dan een twijfelachtig nummer, maar altijd ruimschoots gecompenseerd met fantastische ingevingen, al zestien jaar lang. Sinds Binaural voegt drummer Matt Cameron mooie liedjes en extra diepte aan het geluid toe, met zijn afwisselend zacht verende en harde metalen klappen. Riot Act is een – naar we mogen aannemen voorlopig – hoogtepunt, dat grossiert in evenwichtige rock met wat herinneringen aan vroeger. Met een steeds meer rauw schreeuwende Eddie Vedder en een belangrijke rol voor hammondspeler Boom Gaspar. Wat heerlijk als hij met een dikke laag toetsen de rock dichtsmeert met zijn soul. (door jan brooijmans)
» bekijk de artiestenpagina
73. ENTOMBED - UPRISING
[Music for Nations; 2000]
Het is maar weinig bands gegeven om een genre (mede) te verwekken en het later ook nog te veranderen. Entombed zet zich in 1990 op de kaart met de death metalklassieker Left Hand Path. In de jaren die volgen struikelen volgelingen over elkaar heen, de één nog bruter dan de ander. Entombed gaat intussen zijn eigen weg en experimenteert driftig met rockinvloeden, wat ze uiteindelijk het label death-'n-roll oplevert. Het ronduit woeste Uprising is een nieuw hoogtepunt voor de Zweden. Laaggestemde rockriffs, knallende boomstamdrums en Neanderthalervocalen zijn de belangrijkste ingrediënten. De productie is reusachtig en lomp, de kwaliteit van de aanstekelijke nummers hoog. Níet headbangen op ‘Seeing Red’ en ‘Say It In Slugs’ is simpelweg onmogelijk, iets wat beaamd kan worden door iedereen die Entombed live aan het werk heeft gezien. Een rondje Uprising resulteert in rokende speakers en piepende oren. Zo hoort het. (door ruud van esch)
» bekijk de artiestenpagina
72. WOLF EYES – BURNED MIND
[Subpop/Konkurrent; 2004]
Wolf Eyes’ Burned Mind is één van de meest revolutionaire platen van het afgelopen decennium. Met deze plaat verwordt loeiharde noise in één keer tot een populaire muziekvorm en daarbij gaat de hele wereld plat voor Wolf Eyes. De band opereerde voordien in complete obscuriteit, maar zet zich in 2004 in één klap op de muzikale wereldkaart. Daarbij wordt de groep geholpen door het label Sub Pop, dat zich na een lange winterslaap opnieuw wil positioneren. Waar Wolf Eyes op eerdere releases vaak voor onderhuidse spanning gaat, kiest de groep op Burned Mind frontaal de aanval. Met negen massieve brokken nihilistisch geweld slaan ze de argeloze luisteraar hard in het gezicht en daarmee weet het trio uit Ann Arbor de kaarten in het muzieklandschap grondig te herschudden. Titels als ‘Dead in a Boat’, ‘Urine Burn’, ‘Black Vomit’ en ‘Stabbed in the Face’ liegen er niet om. Wolf Eyes staat plots in de schijnwerpers.
(door hans van der linden)
» bekijk de artiestenpagina
71. MOODYMANN - FOREVERNEVERMORE
[Peacefrog/Lowlands; 2000]
De elektronische producer communiceert zijn muziek in de eerste plaats via vinyl maxi’s, niet via albums. Weinigen slagen er dan ook in een samenhangend verhaal van meer dan een uur neer te zetten. Kenny Dixon Jr., oftewel Moodymann, doet dat in 2000 wel, met Forevernevermore. Hoewel dit in de eerste plaats een collectie is met nummers van eerder verschenen maxi’s, bewerkte KDJ de intro’s en outro’s op zo’n manier dat je een ononderbroken brok muziek geserveerd krijgt, met schitterende nummers als ‘Tribute’, ‘Don’t You Want My Love’ en ‘The Setup’. Moodymann brengt met deze plaat een eerbetoon aan zwarte muziek: soul, funk, disco en natuurlijk house. De warme muziek van Moodymann is een samenvatting van een eeuw zwarte muziek. Later volgen nog essentiële platen als Mahogani Brown, Black Mahogani en Silence In The Secret Garden, maar deze Forevernevermore blijft onovertroffen. (door koen marien)
» bekijk de artiestenpagina
70. FANTÔMAS – THE DIRECTOR’S CUT
[Ipecac/Bertus; 2001]
Fantômas is een rasechte supergroep: alle leden hebben een verleden in baanbrekende, trendsettende bands. Drummen doet Dave Lombardo van Slayer, de metalheads met de meest precieze balans tussen technisch vernuft en rauwe intensiteit. Aan de gitaar staat Buzz Osborne van de Melvins, legendarische (post-)hardcoreband met een diepgewortelde hang naar experiment. De jonge Cobain prijst zich gelukkig hun roadie te zijn. De bas wordt beroerd door Trevor Dunn van het knotsgekke combo Mr. Bungle waaruit Faith No More ooit zanger Mike Patton recruteert. Die Patton, de meest naarstige cumulard uit de Amerikaanse rock, is ook de spil van Fantômas, de man met het plan, de regisseur. Op The Director’s Cut tackelt dit visionaire viertal een dozijn lappen filmmuziek op de hun kenschetsende wijze: grindcore ontmoet cartoonsoundtracks. De sterke melodieën van de originelen voegen hieraan een onbehaaglijke horrordimensie toe, wat resulteert in hun beste album tot dusver, al is het absoluut niet geschikt voor watjes. (door tom verschueren)
» bekijk de artiestenpagina
/
69. ROYAL CITY – AT RUSH HOUR THE CARS
[Three Gut; 2000]
Zou er een fragieler en stiller geluid bestaan dan de iele fluisterstem van Aaron Riches die het nieuwe millennium inluidde? In het jaar 2000, als de eerste plaat van het Canadese Royal City verschijnt, nog voor Bodies and Minds van The Great Lake Swimmers, nog voor End of Amnesia van M. Ward, ook nog voor het toonaangevende Quiet is the New Loud van Kings of Convenience en ongeveer gelijktijdig met de onverwachte wederopstanding van Nick Drake dankzij een autoreclame, is dat op zich geen wereldschokkende gebeurtenis. Toch is Royal City er tamelijk vroeg bij met At Rush Hour the Cars. Het debuutalbum van Royal City legt de kwetsbare kant van rammelende indierock en alternatieve country bloot, met slimme teksten en een ontzettende beklemmende sfeer, in een tijd dat rockgroepen vooral bezig zijn met een cool imago. (door maurice dielemans)
»
bekijk de artiestenpagina
68. IGNITE – A PLACE CALLED HOME
[TVT/Universal; 2001]
Hét bewijs dat sociaal engagement en muziek samengaan. Voor Ignite is de persoonlijke politiek het enige wat ertoe doet. Dat diepe idealisme is de grondslag van een plaat waar de passie vanaf druipt. De heroïsche stem van Zoli Teglas roept op tot actie, tot verandering. En de man krijgt ons mee ook. De naar punkrock neigende hardcore is zó pakkend dat passiviteit strafbaar lijkt. A Place Called Home had dan ook de doorbraak moeten zijn, tegenwicht biedend aan alle puberale flutbandjes in de mainstream die pretenderen óók punk te zijn. Maar hoe aanstekelijk nummers als ‘Veteran’, ‘Run’ en het titelnummer ook zijn, de band wil niet in dat circus meedraaien. Ze kunnen het eigenlijk ook niet. Misselijkmakend, dat glamourwereldje. Te nep ook. Wat dat betreft laat de tekst van strijdlied ‘By My Side’ zich lezen als een profetie: ‘It’s a battle all my own / machinery you can’t control’. Ignite is ongrijpbaar. (door philippus zandstra)
» bekijk de artiestenpagina
67. PAN•AMERICAN – THE RIVER MADE NO SOUND
[Kranky/Konkurrent; 2002]
In slow motion suist de ambient van Pan•American voorbij. Bedeesd, alsof het bang is om de zelfgemaakte rust te verstoren. Slechts een enkele pianotoets verbreekt de stilte. Pling-plong. Dat is het. Het verdwijnt weer in de achtergrondgons als een vergeten droom. Nogmaals die toon. Nogmaals versteen je. Een dunne klankennevel drijft er achteraan, waarin het pianogeluid snel vervaagt en oplost. Dit is sluimermuziek die onopgemerkt een aangename rust uitspreidt, zonder aan dynamiek en spanning in te leveren. Op andere nummers gebruikt het lid van Labradford een gitaar. Hij plukt aan de snaren, die lang nagalmen. Zelfs de elektronische stekeligheden die soms tot uitbarsting komen zijn beheerst en ingetogen. Er zijn ook dubby beats - loom en kabbelend - maar ze werken niet als beats. Het zijn geen dansvloeraanjagers. Eerder toevallige passanten in het verstilde muzikale droomlandschap dat The River Made No Sound heet. Ssst… (door thijs menting)
http://www.kindamuzik.net/achtergrond/de-77-van-7-jaar-kindamuzik/de-77-van-7-jaar-kindamuzik-nummers-77-tot-en-met-67/13802/
Meer De 77 van 7 jaar KindaMuzik op KindaMuzik: http://www.kindamuzik.net/artiest/de-77-van-7-jaar-kindamuzik
Deel dit artikel: