Onze laatste liverecensie.
Onze laatste albumrecensie.
Ons laatste interview.
Onze laatste video.
In het weekend waarin zowel 11 september als Johnny Cash wordt herdacht, vindt de veertiende editie van Take Root plaats. Voor americanaliefhebbers is dit nog altijd het hoogtepunt van het jaar, net als voor vele Amerikaanse muzikanten die na lange tourdagen in de stad Groningen aanspoelen. Hier komen bevriende collega's uit het vak samen. Dit jaar lijkt het er zelfs op dat hippe indiekids eindelijk de weg naar het eendaagse muziekfeestje hebben gevonden. Dankzij nieuwe acts die ook op festivals als Incubate staan, begint Take Root aan een verjongingskuur.
Het programma start als vanouds. Van singer-songwriters als Dan Baker zijn er ondertussen honderden gepasseerd. Opbeurender dan op zijn cd met de veelzeggende titel Sad Song Junkie geeft het trio een degelijk optreden. Vooral de stuwende contrabas en swingende viool brengen de eerste bezoekers in een voorzichtige feeststemming. Zelf kijkt de zanger wat moeilijk, waaruit blijkt dat countrymuziek toch een serieuze aangelegenheid is.
In 2009 speelde Israel Nash Gripka op dit festival nog tussen de jassen maar sindsdien is het hard gegaan met de New Yorker. Hij heeft een vaste, jonge band en blaakt van het zelfvertrouwen. Ditmaal is de Grote Zaal van hem. Zijn melancholische, midtempo countryrock klinkt als een klok, maar horen we hier iemand "saai" zeggen?
Take Root is dit jaar inderdaad nogal indie. Voor zowel jong als oud pakt Jolie Holland [bovenste foto] echter ietsje te excentriek uit met haar bizarre zangstijl, Billie Holiday-achtige klankkleur en mysterieuze en spookachtige verhaaltjes. Fijnproevers daarentegen zitten verbouwereerd aan hun stoel geplakt en ondergaan deze soloperformance als een heilige vertoning. Quasirommelig opgebouwd is vooral het einde van de set, voor wie er dan nog is, hypnotiserend.
The War on Drugs [foto hierboven] is een van de hypes van dit moment. In de Grote Zaal bewijzen de Amerikanen dat de aandacht terecht is. Songwriter Adam Granducial en band profileren zich als Bruce Springsteen op acid. Alles is groots aan de euforisch klinkende working man-liedjes. Het verschil met The Boss zit 'm in de aankleding. Met veel toetsen en noisy gitaren wordt een dromerig, psychedelisch sausje over de liedjes gegoten. Dat blijkt voor menig bezoeker toch wat te vreemd. De zaal loopt, ondanks een prima optreden, rap leeg.
Mocht Josh T. Pearson [foto hierboven], de losgewrikte zoon van een predikant, zijn beroep als depressieve doemcountryzanger ooit nog eens opgeven, zou hij een carrière als cabaretier kunnen overwegen. Tussen de meditatieve en ellenlange songs waarmee hij eenzaam door de vallei des doods trekt, zoals Jan Donkers dat zo mooi verwoordde, krijgt hij de lachers op zijn hand met flauwe grappen over drummers en Mickey Mouse. Die moppen krijgen wel een flinke baard. Zijn hypnotiserende ballades op de akoestische gitaar gaan gelukkig langer mee.
Hoofdact The Tallest Man on Earth [foto hieronder] krijgt een heldenontvangst. Onder ovationeel applaus loopt Kristian Matsson met zijn gitaar het podium op. De Zweedse singer-songwriter is zich goed bewust van zijn populariteit: met grote gebaren en theater probeert hij een Grootse Ervaring neer te zetten. Wie daaraan meedoet en nog nooit van Bob Dylan heeft gehoord, ziet een getalenteerde singer-songwriter, met mooie raspstem en knappe liedjes. Wie dat niet doet ziet een vervelende en ordinaire showpik, met pompeus gedrag dat op de zenuwen werkt en alle muzikale subtiliteit tenietdoet.
De Secret Sisters zijn een soort Alpenzusjes maar dan uit Alabama. Hoewel de stem van zus Laura niet heel bijzonder is, die van Lydia zeker wel, is de samenzang van de twee een ware attractie. Ze zingen als een duo schoonzwemmers die precies tegelijk ademen en vervolgens weer samen de beweging in duiken. Veel klassiekers komen langs, van George Jones, Hank Williams en anderen en ook de eerste eigen liedjes. Ontwapenend.
In de foyer worstelen Kurt Vile en zijn band met het geluid. De drie gitaren en Vile's met echo overladen zang waaien alle kanten op, behalve de goeie. Na een half uurtje komt de band op stoom. De liedjes van het prachtige Smoke Ring for My Halo komen beter door, al wordt het niveau van zijn vorige werkgever The War on Drugs niet gehaald. Wel overeenkomstig is het effect van de muziek op het publiek. Voor veel mensen is de psychedelisch getinte rock te vreemd en te hard, dus nemen ze de benen.
Ron Sexsmith [foto hierboven] is een beetje een watje. Zeker na de stadionrock die zowat de hele avond in de Grote Zaal domineerde, is de zachtaardige Canadees een merkwaardige afsluiter. Zijn keurige band bestaat uit mannen van middelbare leeftijd in colbertjes. Onder die van Sexsmith schuilt een houthakkershemd. De krullenbol houdt de nummers soft en sober. Ook is hij zo vriendelijk om verzoeknummers in te lossen, waardoor hij nauwelijks toekomt aan nieuw werk. Geen feestje, wel een mooi begin van de nacht.
Toch is er best te feesten op dit festival, dankzij twee toneelacts. Die van C.W. Stoneking met zijn bijeengeraapte potpourri van oud-Amerikaanse ingrediënten legt het af tegen Pokey LaFarge [onderste foto] die strak in de leer is en vasthoudt aan de St. Louisstijl van voor de Tweede Wereldoorlog. Sterker nog, die gekke Pokey gaat er uiteindelijk met het festival vandoor. Het publiek heeft na alle indie wel zin in een feest en dat is precies waar Pokey met zijn virtuoos spelende South City Three op uit zijn. Als de organisatie de stroom eruit trekt, slepen Pokey en zijn mannen hun instrumenten naar het midden van de zaal en gaan zonder elektriciteit nog een tijdje door, omringd door een enthousiaste menigte. Een prachtig laatste beeld van een geslaagd festival.
http://www.kindamuzik.net/live/take-root/take-root-5443/22062/
Meer Take Root op KindaMuzik: http://www.kindamuzik.net/artiest/take-root
Deel dit artikel: