Onze laatste liverecensie.
Onze laatste albumrecensie.
Ons laatste interview.
Onze laatste video.
Al is het de negende editie van Take Root, nog zijn we niet gewend aan de plastic palmbomen en de met afzichtelijke kitsch gedecoreerde wanden die IJshal De Smelt een subtropisch karakter moeten geven. Maar de uitstekend verzorgde catering (broodjes hamburger die je zelf kunt beleggen en bier uit glas) maken veel goed. Toch geeft de wat mager ogende line-up te denken over wat er komen gaat. En als het eerste optreden op rampzalige wijze verloopt, worden we nog angstiger.
Bij openingsact Kelley Stoltz gaat er namelijk van alles mis. Samen met zijn band opent hij enthousiast, maar al snel blijkt dat er iets goed mis is met zijn microfoon. Alleen als hij het apparaat op neusafstand houdt, is hij enigszins verstaanbaar. Daarnaast zorgen stroomstootjes van zijn gitaar letterlijk voor een schokkende ervaring. De geluidsman slaat druk aan bellen, maar er komt geen verbetering en Stoltz moet zich maar door de ellende heen zien te werken. Tussen de gelaagde popklanken van de jaren zeventig en tachtig, die tegelijk refereren aan de Beach Boys en Echo And The Bunnymen, gooit Stoltz zijn charmes als laatste redmiddel in de strijd. Jammer dat zijn warme en grappige persoonlijkheid niet meer naar voren komt in de afstandelijke songs, die vanmiddag ook nog eens mismaakt klinken. (MD)
Boris McCutcheon maakt het soort americana die wij Nederlanders wel kunnen waarderen. Zijn songs blinken uit in vakmanschap, zijn stem roept prettige herinneringen op aan die van John Hiatt en live zet McCutcheon een goede show neer. Vanavond put McCutcheon vooral uit zijn laatste cd Cactusman versus the Blue Demon. Nummers als 'Caves of Burgundy' en 'Volcanic Wind' krijgen prima uitvoeringen. Een oudere favoriet als 'Beautiful Prison' gaat er goed in bij de inmiddels volgestroomde kleine zaal. McCutcheon, in leren vestje, heeft een uitstekende band bij zich. Vooral bassiste Susan Holmes valt daarbij op door haar prachtige vocalen. Vanavond geeft McCutcheon een degelijk, maar goed optreden. Eigenlijk zoals we van hem gewend zijn. (HO)
Odd is een singer-songwriter uit Noorwegen en het meest opvallende aan zijn optreden is dat er mensen zijn die het volledig uitzitten. In de akoestische zaal wordt hij vergezeld door twee gitaristen (met elektrische en akoestische gitaar) terwijl Odd zelf de vocalen voor zijn rekening neemt. Wat het drietal laat horen is een aanfluiting. De gladgestreken liedjes zijn ontdaan van elke inventiviteit. Odd wil graag op Jeff Buckley lijken, maar die vergelijking is een belediging voor Buckley's erfenis. Odd lijkt het meest op een nog sentimentelere uitvoering van Racoon, maar op basis van vertoond spel is zelfs díe vergelijking nog te veel eer. (BB)
Rachelle van Zanten is één van de slechts twee vrouwen op de line-up, maar ze is een bijzonder pittige tante. Je moet niet raar opkijken als de Canadese tijdens een theekransje met Lucinda Williams en Bonnie Raitt een fles whisky boven tafel haalt.
De soundtrack die daar bij hoort, kan er uiteraard maar één zijn: de blues en niets anders dan de blues. Van Zanten klinkt allesbehalve braaf. Een vervormd stemgeluid en een heerlijk gemene sound vullen de grote zaal. Het duurt dan ook niet lang voordat het publiek aan haar voeten ligt. Toch knap van een dame die naar eigen zeggen haar inspiratie haalt uit Oisterbeek en pannenkoeken. (MD)
Colin Linden ziet er uit zoals alle blanke blueszangers van een bovengemiddelde leeftijd: zwart cowboypak, zwart hoedje en een volgroeide baard. De beste man lijkt op André Hazes in zijn nadagen. Hij treedt voor het eerst op in Nederland en krijgt meteen twee plekken in het festivalprogramma toebedeeld. Zijn optreden in de akoestische zaal weet nog het meest te boeien. De blije bluesman brengt hier een intiem eerbetoon aan de eerste generatie bluesmuzikanten, waaronder Son House en Blind Willie McTell. Hij sluit af met 'Remedy' van The Band en gaat later verder in de grote zaal met zijn band, die de bluesschema's net iets te makkelijk uit de mouwen schudt. (MD)
Weinig muzikanten zijn in staat om humor en muziek te combineren zonder te verzanden in clowneske flauwigheden. Johnny Dowd en Jim White kunnen dat wel en hun optreden onder de naam Hellwood blinkt uit in tongue in cheek grappigheid.
Gelukkig gaat dat niet ten koste van de muziek. Hellwood's bonkige moerasrock is niet de meest inventieve in zijn soort, maar hij brengt die met zoveel plezier dat het een feest is om naar te luisteren.
Het nummer 'A Man Loves His Wife', op plaat Chainsaw of Life al een hoogtepunt, is ook het mooiste nummer van deze set. Het is het enige liedje zonder knipoog en weet direct te ontroeren. Maar voor de rest moeten we Hellwood niet al te serieus nemen. "God was drunk when he made me," zingt Jim White. En daarom weten we dat er een God waakt over Hellwood en dat hij wel houdt van een geintje. (BB)
Het album Mudshow van Krista Detor gaat over de opkomst en vooral ondergang van het circus in de USA. Haar echtgenoot David Weber was in een vorig leven trapezeartiest en zijn verhalen vormden de basis voor haar inmiddels veelgeprezen album. Vanavond geven David en Krista een prachtige ingetogen show. Zij aan de piano, hij met gitaar. Mudshow komt bijna volledig langs, van 'Buffalo Bill' en 'Dancing in a Minefield' tot 'The Hampton Sisters'. Vooral het uptempo 'Steal Me a Car' lijkt een echte publieksfavoriet. Werkelijk alles aan het optreden klopt. De songs zijn prachtig, de samenzang van David en Krista is hemels en tussen de nummers door vertelt Krista innemend. Ondanks de strakke programmering weet het publiek Krista te overtuigen nog een toegift te doen. Een mooie afsluiting van een van de betere optredens van deze editie van Take Root. (HO)
Luka Bloom is een gevestigde waarde in de folkwereld. De Ierse troubadour draait al jaren mee en de beste man weet precies wat hij moet doen om de bezoekers van een rootsfestival voor zich te winnen.
De zanger maakt een correcte inschatting van de aanwezigen in de zaal en weet dat hij beste resultaat verkrijgt als hij een bak klassiekers opentrekt en vooral niet te hard van leer trekt. Met het luidkeels meezingende publiek als illustratie blijkt dat Luka Bloom weliswaar nog steeds een goede muzikant is, maar vooral dat zijn optreden oubollig en zouteloos is en dat het kampvuurgehalte veel en veel te hoog ligt. (BB)
"Als het weer van die slome liedjes worden ben ik weg," hoor ik twee vriendinnen tegen elkaar zeggen bij het begin van het optreden van Teitur. Maar aan het eind van het optreden zitten ze er nog.
Ze zijn ingepakt door de betoverende liedjes en de ontwapenende presentatie van deze jongen van de Faroer Eilanden. Het moet gezegd worden dat Teitur zijn repertoire wel eens zou mogen vernieuwen, maar dat neemt niet weg dat songs als 'Poetry & Aeroplanes', 'Josephine' en het aan Louis Armstrong opgedragen 'Louis, Louis' ook nu hun uitwerking niet missen. Prachtig is ook Teiturs volledig eigen versie van 'Great Balls of Fire'. Na vanavond heeft hij er weer twee fans bij. (HO)
Voordat hoofdact Ryan Adams en zijn band The Cardinals aan het afsluitende optreden beginnen is het hoofdpodium voor een goede twintig minuten gereserveerd voor Cardinals-lid Neal Casal. Het heeft er dus alle schijn van dat hij een soort van voorprogramma voor zijn werkgever mag verzorgen. Het is dan aan Casal om te laten zien dat hij meer waard is dan dat, maar met zijn man-met-gitaar-liedjes geeft Casal inderdaad een typisch voorprogramma weg: leuk en aardig, maar het valt in het niet bij de hoofdact en dus ben je het ook zo weer vergeten. (BB)
En terwijl de grote zaal volloopt voor Ryan Adams mag het Schotse Hobotalk een klein clubje mensen amuseren in de kleine zaal. En dat gaat ze goed af. De band rond Marc Pilley maakt zonnige pop met een roots-randje en zonder al te veel pretenties. Er wordt losjes gemusiceerd en het plezier van de Schotten lijkt over te springen op de zaal. Hobotalk geeft een prettig, maar niet al te indrukwekkend optreden. De jongens slingeren lekkere nummers als 'Give Your Heart' en 'Melody Got Your Name' de zaal in en Ryan Adams lijkt mijlenver weg te zijn. Of, zoals Pilley zegt: "Ryan Who?" (HO)
Ryan Adams en zijn Cardinals, met Neal Casal als kersverse gitarist, kiezen niet voor de simpelste weg naar succes. Tussen countryrocknummers als 'Cold Roses' en 'Magnolia Mountain' wordt er een flinke bak psychedelische gitaarrock op de nog bomvolle zaal losgelaten. The Grateful Dead zou trots zijn op deze heren. De uitgerekte songs, die vooral van zijn laatste twee cd's afkomstig zijn, laten niet alleen de vlechtjes van Adams heerlijk wapperen, maar zorgen er ook nog voor dat de kwaliteiten van de andere bandleden op de voorgrond treden.
Hoewel de muzikanten helemaal in elkaar opgaan, blijft de interactie met het publiek volledig achterwege, waardoor Adams reputatie als verwend jochie en onbereikbare superster onaangetast blijft. (MD)
Het is weinig verrassend dat het optreden van Ryan Adams toch het verwachte en gehoopte hoogtepunt van de avond is. Ook Hellwood en Krista Detor weten de avond van de nodige kleur te voorzien. Maar uiteindelijk kunnen we toch niet anders concluderen dat er tussen de plastic palmbomen van De Smelt dit jaar maar weinig boeiende muziek te zien was.
http://www.kindamuzik.net/live/take-root/take-root-2006/14114/
Meer Take Root op KindaMuzik: http://www.kindamuzik.net/artiest/take-root
Deel dit artikel: