Onze laatste liverecensie.
Onze laatste albumrecensie.
Ons laatste interview.
Onze laatste video.
Het vijfjarige bestaan van Motel Mozaïque werd gevierd met een affiche waarvan je onmiddellijk ging kwijlen. Een perfecte mix tussen nieuw en gearriveerd en van obscure snuiters tot iconen der popcultuur. Toen het tijdschema bekend werd moesten we tot onze teleurstelling dan ook wat namen wegstrepen: veel mooie dingen stonden tegenover elkaar gepland. Ook wel weer een logische zet van de organisatie, gezien de filevorming waar Nighttown berucht om is. Gelukkig stonden er nu voor elke zaal een aantal gorilla’s geparkeerd die niet meer mensen toelieten dan acceptabel was, zodat een optimale doorgang en concertbeleving gegarandeerd waren.
De grote zaal van Nighttown werd ingewijd met de frisse bluespop van Little Barrie. Dat bleek een ideale binnenkomer, want telkens werd er op ongecompliceerde wijze een fijne groove neergezet waar niemand zich een buil aan kon vallen. Barrie Codgan speelde charmante riedeltjes op zijn gitaar en hij wisselde de zang af met drummer Wayne Fulwood. Zo vormde de band het juiste achtergronddecor voor het toestromende publiek om bekenden op te zoeken, het eerste biertje te drinken en de route van de avond te bepalen.
Plat du Jour is een ‘slow food’-propagandaproject van Matthew Herbert. Door middel van muziek en filmpjes probeert hij het publiek te wijzen op de gevaren van de moderne voedselindustrie en de geneugten van biologische producten en traditionele bereidingswijzen.
De opzet is behoorlijk ambitieus; het gaat hier om een ware multimedia experience. Dat begint al bij binnenkomst, waar iedere bezoeker een onbespoten Elstar-appel in de handen gedrukt krijgt. Herberts muzikanten spelen onder andere op blikken en potten en er wordt ook gebruikgemaakt van samples van voedsel, zoals bijvoorbeeld van een publiek dat met zijn allen tegelijk een hap uit een appel neemt, of van kippen in de bio-industrie. Een kokkin zorgt ervoor dat in elk geval op de eerste rijen ook de neus eens mag meedoen.
Jammer genoeg werkt het niet. Bij vlagen wordt de muziek spannend, met lekkere diepe bassen en vervreemdende samples en is er synergie met de filmpjes. Maar veel vaker is het pling-plong-gehalte veel te hoog. Tussen de nummers door moeten dan ook nog allerlei instellingen worden veranderd in de elektronica, waardoor er totaal geen vaart in het concert komt.
Maar de appel was erg lekker.
Verpakt in een warrige jaren-tachtigoutfit zou Patrick Wolf wel eventjes laten zien waarom iedereen zo wild is van zijn tweede album Wind in the Wires. Op zijn akoestische gitaartjes, viool en piano bracht hij de songs ervan tot de essentie. Soms werd hij hierbij bijgestaan door een energieke drummer die van ‘Tristan’ het hoogtepunt van de set maakte. Als Wolf het alleen moest doen was het eveneens goed te noemen, maar ook allemaal ontzettend gewichtig zonder een greintje relativeringsvermogen. Hij mag dan soms wat melodieën lenen van Morrissey, diens knipoog is hem ontgaan. Van Jeff Buckley heeft hij meer overgenomen, gezien de achteloze manier van zingen en het charisma, waarmee hij mensen zonder enige moeite aan zich bindt. Want net als de Amerikaan heeft ook de 21-jarige Brit in Nederland inmiddels al een devote aanhang gekregen. Deze aanhang kreeg van zijn wonderkind echter nog niet de wonderen te horen die hij vast en zeker nog eens zal gaan verrichten.
Wonderen hoeven we niet van Kelley Stoltz te verwachten. Het leuke van Motel Mozaïque is dat alles kan en mag. Zo boekte de organisatie tussen alle hippe, flamboyante en theatrale gezelschappen doodleuk deze Amerikaan, die nog steeds lijkt te hopen op een vervolg van Seattle 1992. Dus hadden hij en zijn veertigjarige bandleden de houthakkershemden de kast uitgetrokken en hun chagrijnige bakkes opgezet. Gelukkig was er nog net geen grunge te horen, maar de groezelige rock in de traditie van The Velvet Underground, Sebadoh en Smog had er wel raakvlakken mee. Hoewel een aantal nummers dankzij de glamrock-achtige drumpartijen en akkoordaanslagen nog wel lekker klonk, was het vooral erg slecht wat er allemaal te horen viel. De muziek kende geen enkele inventiviteit of spanning en werd bovenal zeer rommelig gebracht door de vreselijk matige muzikanten die je lokale buurtcafé zelfs nog zou weigeren.
Gabriel Rios doet het momenteel goed op de Nederlandse radio met het relaxte ‘Broad Daylight’. De grote zaal van Nighttown stroomt dan ook helemaal vol voor de Puertoricaanse Belg. Het goede nieuws voor het publiek is dat het hele oeuvre van Rios in de lijn van ‘Broad Daylight’ blijkt te liggen. De begeleidingsband is ook erg goed en speelt gedisciplineerd maar losjes swingend.
Het slechte nieuws is dat het hele oeuvre van Rios in de lijn van ‘Broad Daylight’ blijkt te liggen. Na de vijfde ontspannen swingende rocker-met-latin-jasje is de lol er wel af en wordt het tijd om muziek met een wat hogere emotionele intensiteit te zoeken.
Rapper Subtitle lijkt zo uit een natuurkundelab weggelopen: een gekreukt en veel te wijd overhemd om een lang, slungelig lijf met van die enge E.T.-vingers, een mottig baardje en een nasale stem, waardoor zijn raps en aankondigingen moeilijk te verstaan zijn, evenals de naam van zijn partner in crime. Maar rappen kunnen ze alle twee overduidelijke wel.
Over zompige, minimale elektronische beats wordt een gigantische woordenstroom over de theaterzaal losgelaten. Met het aantal lettergrepen per minuut stijgt de waardering en het enthousiasme bij het publiek. De collega-met-de-niet-verstane-naam troeft daarbij zijn frontman af door betere verstaanbaarheid en publieksinteractie.
Als uitsmijter gooien de heren er nog een duizelingwekkend rondje a capella freestylen tegenaan, daarmee aantonend dat als blingende pimp noch Afrocentrisch welzijnswerker iets voor je is, je altijd nog een hiphopcarrière in de hogere woordwiskunde kan overwegen.
Degene die niet gestoord werd door de vele in- en uitlopers kon na het optreden van Antony & The Johnsons de lade met superlatieven opentrekken. Antony zit haast schuw achter de piano, terwijl hij met zijn huilerige Nick Cave/Stuart Staples-zang weet te ontroeren. De sfeer is haast mystiek, wat alleen maar versterkt wordt door zijn bandleden, die allemaal devoot richting De Leider zijn gedraaid alsof een blik in de zaal hun een portie strafwerk oplevert. De afwezigheid van het schitterende ‘Fistfull of Love’ van het laatste album wordt ruimschoots goedgemaakt door een handjevol covers en de kippenveluitvoering van ‘Man Is the Baby’. Uniek.
Hoe hard alle acts hun best ook deden, de vrijdag stond in het teken van maar één man: James Murphy. Er heerste een zinderende spanning in de grote zaal, in afwachting van LCD Soundsystem. Het virus dat door zijn singles, remixen en productiewerk was uitgezet, besmette met het uitkomen van het titelloze debuutalbum begin dit jaar elke muziekliefhebber. Murphy werd daarmee de hipste man op aarde, zoals John Travolta dat tien jaar geleden was. Maar we hoeven niet bang te zijn dat de New Yorker een plaat Be Cool zal noemen, want stijl en zelfkritiek zijn hem niet vreemd. Wat hij ook zal gaan doen, vergeten zullen we hem sowieso niet, want het optreden dat hij gaf mag als legendarisch de boeken in gaan. De punkfunk werd door de vijfkoppige band op magistrale wijze gespeeld, waarbij vooral de drummer alle credits moet krijgen. Over uithoudingsvermogen gesproken! De LCD-trein denderde voort op de sightseeingtour die nog dagenlang door je lichaam raasde. yeah, Yeah, YEAH!
Ook Stephen Dewaele kon dit niet ontgaan zijn, terwijl hij aan de zijlijn stond te kijken hoe vriendinnetje Nancy Whang op toetsen Murphy bijstond. Hoe moet hij hier met broertje David ooit overheen komen, zal hij wel gedacht hebben. Dat lukte dus bij lange na niet, maar 2 Many DJ’s revancheerde zich wel voor de ongeïnspireerde sets die zij in 2004 voorschotelden. Het jaar dat ze ermee zouden kappen, maar ja, als je Soulwax-plaat financieel (en muzikaal!) niks oplevert, moet je er maar mee doorgaan. Dus kwamen de electroplaten met hier en daar een bekend hitje erdoorheen wederom langs. Het gaf ze ook gelijk de gelegenheid om enkele stukken van de remixversie van Any Minute Now te laten horen. Stukje product placement is ook hun niet vreemd.
Na toch maar het luxueuze matras als thuis verkozen te hebben boven de alleraardigste tot slaapplaats omgebouwde voertuigen, werd de zaterdag ingeluid met dé ontdekking van het festival: Jackman.
Pål Jackman is een filmregisseur annex muzikant uit Noorwegen met een stem die doet denken aan Chris Isaak. Hij speelt daarbij harkerig gitaar als Gary Lucas, bijgestaan door een contrabassist die ook wel eens een freejazzplaatje draait en een drummer annex zingende-zaagspeler. Het bijzonder fraaie eindresultaat ligt in de lijn van Tom Waits en De Kift. Misschien wat kleine minpuntjes voor de wat minder sfeervolle rockerige nummers in het midden van de set, maar de eindsprint met bewerkingen van Noorse folk en zelfs Goethes ‘Erlkönig’ maakt het helemaal goed.
De Noor was ook meteen een van de weinige uitschieters van deze wat tegenvallende Motel Mozaïque. De symbolisering hiervan was misschien wel Joanna Newsom. De verwachtingen omtrent het hippiemeisje waren hoog, maar het resultaat teleurstellend. Een teleurstelling op hoog niveau, dat dan weer wel, want ze speelde vlekkeloos de nummers van het prachtige The Milk-Eyed Mender na. Maar het kan toch nooit de bedoeling van een liveoptreden zijn dan je net zo goed, of zelfs liever, de cd had opgezet? Ondanks de toevoeging van een vriendin op dwarsfluit wist Newsom de aandachtig luisterende Schouwburg niet te betoveren. Jammer.
Ter vervanging van afzeggers Moving Units is op het laatste moment Confuse The Cat ergens uit een jeugdhonk in België geplukt. Daar hadden ze beter kunnen blijven, want voor dit soort dertien-in-een-dozijn, saaie indierock met een totaal gebrek aan eigen smoel, spanning en hooks kunnen we naar een willekeurige bandjesavond gaan in een plaatselijke muziekkroeg.
Hoewel er weinig concurrentie was van andere zalen, viel de opkomst bij British Sea Power wat tegen. Zoals ook hun optreden dat deed. De jongens die zo te koop lopen met hun literatuurkennis gaven nog steeds eenzelfde performance als je lokale bibliothecaris. Ze verlenen je een dienst zonder enig enthousiasme en willen zo snel mogelijk weer aan de gang met hun eigen ding, wat dat ook moge zijn.
De nieuwe nummers verdwaalden in het rommelige gitaargeluid en alleen bij oude krakers als ‘Remember Me’, ‘Carrion’ en het kafkaiaanse ‘Apologies to Insect Life’ sprong er een licht vonkje de zaal in. Een vonk die een verdieping lager ontvlamde.
Een paar weken geleden gaven de Zwitserse The Dead Brothers een sensationeel concert in Waterfront voor anderhalve man en een paardenkop. Hun Zweedse stijlverwant Jens Lekman doet het dan een paar kilometer verderop een stuk beter: de Basement staat helemaal vol. En terecht, want ook Lekman excelleert.
Misschien dat hij zijn imago van ‘gevoelige jongen met lullige ukelele’ iets te dik aanzet, maar zijn mooie bariton en naast aan The Dead Brothers ook aan Tindersticks, The Divine Comedy en Tin Pan Alley refererende, knappe songs doen veel vergeven. Bovendien blijkt die hele shtick onweerstaanbaar voor een bepaald type zwijmelmeisje. Daarvan heeft hij er dan ook maar vier in zijn band genomen, van wie de celliste, zo op het eerste oog toch een vrij stoere tante, zowat flauw valt van adoratie als Lekman bij wijze van toegift ("Ik hou niet van versterkers") volkomen akoestisch, dus ook zonder microfoon, solo een liedje zingt (ook dat heeft hij gemeen met The Dead Brothers eerder).
Als de tijd dan echt op is, stelt hij voor het concert op straat voort te zetten met een dansfeestje. Lekman is een echte playa.
Hectische taferelen bij de schouwburg: Nancy Sinatra speelt! De toeloop is zo groot dat het hele gebouw vergrendeld wordt. Voor elke persoon die er uitgaat mag er één in. Gelukkig, gezien de volle blaas, valt het blijkbaar erg tegen en kom ik na een minuut of tien, vijftien het gebouw binnen. Voor het heilige der heiligen, de Grote Zaal, staat dan nog een rij volgens hetzelfde ‘één uit, één in’-principe. Maar ook die gaat bedenkelijk snel.
Eenmaal binnen blijkt het allemaal reuze mee te vallen. Alleen de band is niet helemaal de geoliede showmachine die hij zou moeten zijn. De drummer speelt te hard en soms ook rommelig en de blazers mogen lang niet genoeg in actie komen. Verder is het precies wat je in Las Vegas van een ster op leeftijd zou krijgen: Nancy loopt in glitterblouse over het podium, Nancy kondigt een ‘very special guest and old friend’ aan, Nancy geeft het publiek op de eerste rij een handje, Nancy laat de personal assistent wat hebbedingetjes in het publiek gooien, Nancy maakt een overduidelijk ingestudeerd grapje, Nancy zingt een duetje met een bandopname van papa zaliger en bedankt hem voor zijn liefdevolle opvoeding, Nancy speelt een meezingversie van ‘These Boots Are Made for Walking’ als uitsmijter van het concert.
Had je er honderd dollar voor neergeteld, dan had je reden om je bekocht te voelen, nu is het allemaal wel schattig. Bovendien is het – met uitzondering van die drummer - ook keurig vakwerk. Alle klassiekers komen langs en Nancy is redelijk bij stem. Een plus is ook de ontspannen sfeer; de verwachte horde kortgelonte beveiligingsmensen is afwezig, iedereen mag rustig met zijn mobieltjes foto’s van Nancy maken en een door haar geïnspireerde travestiet mag zelfs het podium op om een stukje mee te zingen.
Rest alleen de vraag wat al die teleurgestelden dan wel verwacht hadden.
Als CJP’er met belangstelling voor de podiumkunsten die in Amsterdam vertoefde in de tijd dat Gerardjan Reijnders de scepter zwaaide bij de plaatselijke Toneelgroep, heb ik iets te veel mensen gillend naakt over een podium zien hollen om nog geïmponeerd te zijn door de acteerprestaties van Poni. Ik bedoel: ze houden zelfs hun grote zwarte onderbroeken aan! Bovendien mis ik de incestinvalshoek. In experimenteel theater hoort altijd op zijn minst een vleugje incest te zitten.
Gelukkig maakt het muziekgedeelte van dit experimentele muziektheater veel goed. Dat was bij Gerardjan Reijnders wel anders: die gebruikte rustig de muziek van Andrea Bocelli. Bij Poni gaat het van postrock naar doommetal naar emo naar punk. Spannend en dreigend, met lekker harde climaxen. Beetje GY!BE eigenlijk wel.
En ach, dat daarbij gezongen wordt gewikkeld in papieren tafelkleden, en getrompetterd verstrikt in snoeren, is eigenlijk niet eens zoveel raarder dan corpsepaint en leren armbanden met dertig centimeter lange spijkers erdoor.
Met de jaarlijkse Belgenparade viel het dit keer mee. Wat er wel stond was echter ook niet om over naar huis te schrijven. De electropunk van Nid & Sancy was net zo lang leuk als hun naam dat is en bij de terugkeer van godenzoon Tim Vanhamel renden we al snel naar de uitgang. In goed Rotterdams heet wat Millionaire maakt ‘een portie teringherrie’.
En zo kwam een wisselvallige aflevering ten einde en daarmee ook de stijgende lijn die de Rotterdammers elk jaar wisten te boeken. Progressie is echter ook geen must, met het sterke concept wat ze in handen hebben. Ook nu waren er weer leuke creatieve vondsten (zelf T-shirts maken, slapen in Motel Mobiel) te ontdekken en het publiek blijft in groten getale komen. De vrijdag was zelfs de drukste dag ooit. Maar de volgende keer mag het, nog steeds, leukste festival van Nederland weer wat harder op zoek gaan naar artiesten die weten te verrassen. Want daar draait het bij Motel Mozaïque nu eenmaal om.
http://www.kindamuzik.net/live/motel-mozaique/motel-moza-que/9218/
Meer Motel Mozaique op KindaMuzik: http://www.kindamuzik.net/artiest/motel-mozaique
Deel dit artikel: