Onze laatste liverecensie.
Onze laatste albumrecensie.
Ons laatste interview.
Onze laatste video.
Scott Miller is een jonge gast die met een kleine begeleidingsband, bestaande uit slechts een drummer en een bassist, de moeilijke taak heeft gekregen om het startschot te geven van de negen uur durende americana-marathon. 't Is zeker in het begin niet makkelijk om applaus los te krijgen van een bomvolle zaal met serieuze, veelal nog broodnuchtere muziekliefhebbers, maar Scott Miller & The Commonwealth [foto rechts] breekt het spreekwoordelijke ijs en overwint de spanningen die vooral in de eerste minuten zijn af te lezen op het gezicht van de voormalig zanger van de V-Roys. "Cheers to your tiny beers" grapt de working class hero als hij het glas heft. Vervolgens schuiven zijn lippen langzaam langs de mondharmonica. Uiteindelijk levert Miller met sterke eigen songs een interessant eerbetoon aan troubadours van het dagelijkse leven, zoals Bruce Springsteen en Bob Dylan.
Over de drukte in Vredenburgs (te) kleine zaal is elk jaar opnieuw discussie, maar de akoestiek van deze zaal staat meestal buiten kijf. Liefhebbers van het fijnere werk zoeken daarom als de wiedeweerga hier een plekje voor de middag en de avond. Zij worden dit jaar opgeschrikt door de drummer van The McKay Brothers die loeihard over de samenzang van de broertjes heen mept. Hij doet dit weliswaar virtuoos, maar zijn snaredrum slaat alles kapot. Gelukkig trekt de geluidsman de rest geleidelijk op, zodat vooral de feestelijke texmexliedjes en de droge countryrocksongs van de McKays de zaal vermaken. Meer dan het predikaat 'aardig' is er eigenlijk niet te zeggen over dit optreden.
Dar Williams [foto links] is een aangename verschijning op het podium van de grote zaal. Als een lieve, jonge moederkloek zingt ze haar persoonlijke en politiekgeëngageerde teksten, terzijde gestaan door drie betrouwbare begeleiders, van wie vooral gitarist Ben Butler excelleert in subtiele en sfeervolle snarenplukkerij. "I've got a lot of words...that's because I've got a lot of things to say" laat Dar bijna verontschuldigend weten. Voor de moderne folkliedjes van haar achtste cd My Better Self hoeft de charmante New Yorkse zich in ieder geval niet te schamen. Dubbel en dwars verdiend, wordt haar een toegift toegestaan, waarin ze in haar uppie 'The One Who Knows' zingt, opgedragen aan de baby van haar vrienden Vince Gill en Amy Grant. Kippenvel!
Adam Carroll en Scrappy Jud Newcomb: een opmerkelijk duo dat als slonzige tegenhanger van Simon & Garfunkel zojuist van de tractor lijkt gevallen. De groene kangoeroesokken van Scrappy en opvallende sportschoenen van Adam maken van de heren bepaald geen popsterren. Carroll blijkt ook nog eens een piepkleine zanger die onverstaanbaar zingt en maar moeizaam contact legt met de toehoorders in de kleine zaal. Gaandeweg krijgt hij meer praatjes en maakt hij zoveel mogelijk reclame voor zijn onvindbare debuut en zijn tweede cd Far Away Blues. De harmonieuze, akoestische countrysongs worden op een akelig eenvoudige en eerlijke manier gespeeld. Na het afsluitende 'Red Bandana Blues' rent iedereen naar buiten om de soloplaten van beide heren aan te schaffen.
Relatief vroeg op de avond is het al hardrocken geblazen met de vijf jonge honden van Marah [foto rechts], wier reputatie hen vooruitgesneld is. Poepieruige countryrock à la Slobberbone en Drive-By Truckers, maar dan in het kwadraat, daarvoor drommen talloze fans van dit subgenre gretig de grote zaal binnen. De hooggespannen verwachtingen worden ruimschoots en schijnbaar moeiteloos ingelost door de band rondom de broertjes Bielanko. Serge zingt en klinkt als Dave Pirner (Soul Asylum) en Dave benadert met zijn zorgvuldig verzonnen slacker-imago de roemruchte Bob Forrest (Thelonious Monster). Stiekem is alles aan Marah best bedacht en zelfs de songs zijn stadionfähig, maar dat dondert vanavond allemaal niet. Met een energie waar Essent en Nuon nog een puntje aan kunnen zuigen, blaast Marah het enthousiaste publiek omver met een vette rockshow en een even vette knipoog. Met name de anekdote van Serge over de afterglow op zijn rechterhand na een avondje heftige hotelkamerseks...met zichzelf...werkt op de lachspieren. Zeven maanden onafgebroken toeren laat zo z'n sporen na...
Little Rock is de titel van de tweede cd van Hayes Carll. Op die cd laat de jonge zanger die voor het eerst in Nederland is, horen dat countryrock anno 2006 nog altijd fris in de oren klinkt. De sterk door Steve Earle beïnvloede songs van Carll passen prima in het festivalprogramma, maar toch wil het nergens vlotten. En toch zijn de juiste ingrediënten aanwezig, waaronder een lijkbleke drumster die sporadisch lacht, goeduitziende kerels in blokjeshemden en af en toe een meeslepende ballade als 'Take Me Away' waarmee de rockende troubadoursongs worden afgelost. Live krijgen de songs echter niet de gewenste diepgang mee.
De 'kleine groep trouwe fans' die The Be Good Tanyas [foto links] aan zich heeft weten te binden, is inmiddels groot genoeg om het geroezemoes in de grote zaal volledig te doen verstommen, zodra de drie dames gitaar, banjo en mandoline ingeplugd hebben. Begeleid door een drummer en een contrabassist, die de boel netjes in het gareel houden, zingen de Canadese nachtegaaltjes de mooiste folkliedjes, die op aangenaam volume heerlijk hypnotiserend de trommelvliezen masseren. Zelfs de kneuterige kanten van dit gezelschap vallen voordelig uit. Zo heet een niet-verhullende soepjurk opeens vintage kleding en de ietwat onbeholpen podiumpresentatie verdient het predikaat 'houterig charmant'. Met een naïef "Everybody kneel for Neil" introduceert Samantha Parton een cover van de oude Young. Halverwege het serene eerste couplet weten twee omstanders ongevraagd en ongehoord luid te melden dat het hier om 'I Believe in You' gaat. De miskende popquizzers behoren tot het peloton pseudo-intellectuelen in spijkerpak en penopauze, dat de jaarlijkse jamboree op Blue Highways meent te moeten houden. Tijdens het eerste refrein keert de rust weder en geniet de bomvolle zaal met open mond van de stem van Frazey Ford, die de klassieker van haar legendarische landgenoot glansrijk naar haar hand zet. Hoogtepunt!
Hij zit erbij als een oude bluesman en hij zingt met de passie van een soulman. Grayson Capps heeft het afgelopen jaar al veel indruk gemaakt met zijn soloconcerten in Nederland. Ditmaal treedt hij aan met band, waarin vooral een vriendelijke zwaargewicht op bas de show steelt met zijn expressieve gelaatstrekken. Capps heeft een aantal supersongs in zijn achterzak, waaronder het ontroerend intense 'A Love Song for Bobby Long'. Alles wat dit spierwitte festival ontbeert aan soul, maakt Capps in één klap goed. De in Alabama geboren songschrijver zingt vooral over het leven in New Orleans en de ramp die de stad trof. Een hoogtepunt op het kleine podium van het festival.
's Middags was hij al in de binnenstad gesignaleerd: Guy Clark [foto rechts], hoofdact van het festival en singer-songwriterveteraan van de bovenste plank. (Een uit de kluiten gewassen oude man met grote witte cowboyhoed is ook moeilijk te ontzien tussen het winkelende Utrecht.) In Vredenburg heerst ontzettend veel ontzag en een serene stilte voor de man die als boom op het podium staat en zoveel prachtige songs schreef (ook voor veel anderen, waaronder Hayes Carll). Clark wordt, net als een vorige keer, bijgestaan door Verlon Thompson. De geraspte stembanden van Clark en het prachtig knauwende stemgeluid van Thompson vormen een unieke combinatie. De verzoekjes vliegen de oude mannen om de oren. Clark is een goeie bui. Nadat de eerste klassieke nummers als 'L.A. Freeway' bijna onafgebroken en op zwijgzame manier worden gepresenteerd, komt hij langzaam los en speelt de Texaanse troubadour bijna iedere songtitel die wordt geroepen, inclusief een drieluik over het legendarische karakter 'Sis Draper' en het schitterende 'Dublin Blues'. De paar nummers die Verlon Thompson solo speelt, terwijl Guy Clark tegen een speaker leunt, stelen de show die zeker alle hooggespannen verwachtingen inlost.
Naar eigen zeggen is haar liefdesleven een geschiedenis van ongelukken en misfortuin. Dat is moeilijk te geloven als je de klassieke schoonheid Joy Lynn White ziet. We boffen maar dat ze er zulke prachtige muziek bij maakt. White is een traditionele countryzangeres met een dijk van een stem. De laatste tijd schuift haar repertoire in de richting van haar vriendin Lucinda Williams, van wie ze vanavond 'I Lost It' zingt. Vele nummers van Whites prima plaat One More Time komen langs en de gelegenheidsband die ook Hayes Carll terzijde staat, kwijt zich professioneel van zijn taak. Een uur lang oog in oog staan met White is geen opgave.
De eerste pedal steel van de avond hoor ik pas bij singer-songwriter Jeffrey Foucault. Eric Haywood heet de man die een aangenaam jankend geluid uit het apparaat weet te krijgen. Helaas: laat op de avond grijpt de bloedserieuze set van Foucault me nauwelijks aan. Aan de verhalende, soms wat duistere folksongs van zijn nieuwe Ghost Repeater ligt het niet. Foucaults stem lijkt vanavond niet voldoende impact te hebben om iets los te maken bij het deels vermoeide publiek, waardoor de set van het humorloze duo nogal oppervlakkig en erg netjes aandoet.
Gezelligheid troef bij Caitlin Cary [foto links] en Thad Cockrell, die met een vluchtig kusje op de lippen de toon zetten voor een geslaagd optreden vol smeuïge countryduetten, die vanzelfsprekend de hoogtijdagen van Gram Parsons en Emmylou Harris in herinnering roepen. De bevlogenheid en het vakman-/vakvrouwschap van de muzikanten werkt zo aanstekelijk, dat de Percy Sledge-slijper 'Warm and Tender Love' de fans aanzet tot melancholiek meezingen. Ook het lange 'Something Less Than Something More' over Caitlins (onbeantwoorde) jeugdliefde is een hoogtepunt in de sterke set, waarin bijna alle liedjes van het vorig jaar verschenen Begonias aan bod komen. De regelrechte inkopper 'Together Again' is een toepasselijke afsluiter alsmede een welverdiende toegift.
Driekwart van wijlen Slobberbone maakt een geslaagde doorstart in The Drams [foto rechts]. Zonder radicaal van koers gewijzigd te zijn, borduurt frontman Brent Best voort op het vertrouwde Slobberbonegeluid, dat met toevoeging van piano en orgel wel opmerkelijk poppy uit de speakers spettert. Nieuwkomers Keith Killoren en Chad Stockslager(!) nemen naast bas en toetsen ook de backing vocals voor hun rekening en geven zodoende zelfs een beklemmende protestsong wat meer lucht. Een verademing! Bij wijze van voorproefje rocken de heren zich door hun debuutcd heen, die ergens in juli het levenslicht zal zien. Slobberbone is dood, leve The Drams!
Dat Tift Merritt more than just a pretty face is, wisten we al. Dat ze zich gelukkig mag prijzen met haar knappe koppie, daar komen we bij het aanbreken van de nacht wel achter. Met verdienstelijke wapenfeiten als Bramble Rose en Tambourine heeft ze voor een behoorlijke buzz weten te zorgen, zeker bij de masculine meerderheid van de volhouders, die vol verwachting de kleine zaal van Vredenburg bevolkt. Met haar stralende charisma weet Tift zelfs een niet te traceren brom in het geluid weg te wuiven. "We'll just rock through the buzz." Maar hoe hard ze ook haar best doet, haar statische begeleidingsband staat een wervelende show in de weg. En hoewel haar liedjes een constant hoog niveau hebben, kent haar optreden geen uitschieters. Zelfs op de opzwepende titelsong van haar tweede cd, waarin de tamboerijn er flink van langs krijgt, reageert het publiek redelijk mat. Mevrouw Merritt blijft vooralsnog een grote belofte, een diva is ze nog lang niet.
http://www.kindamuzik.net/live/blue-highways/blue-highways-2006-1921/12644/
Meer Blue Highways Festival op KindaMuzik: http://www.kindamuzik.net/artiest/blue-highways
Deel dit artikel: