Onze laatste liverecensie.
Onze laatste albumrecensie.
Ons laatste interview.
Onze laatste video.
Wie benieuwd is naar de klassieke muziek die Jonny Greenwood vandaag samen met muzikanten van The London Contemporary Orchestra opvoert moet vroeg uit de veren. Al om 11 uur 's ochtends staan zij op het hoofdpodium om een uurtje lang af te wisselen tussen zeer intense en 'gewoon mooie' klassieke stukken. Het is natuurlijk niet zo vol als bij de headliners van de afgelopen dagen - want ondanks het vroege tijdstip is dit eigenlijk ook gewoon een headliner - maar het is opvallend dat er nog behoorlijk wat mensen een ochtendconcertje verkiezen boven nog wat extra slaapuren.
Nu is Jonny Greenwood natuurlijk niet de minste: goede kans dat de meesten vooral eerder zijn opgestaan omdat hij de gitarist van het succesvolle Radiohead is en totaal geen idee hebben wat de beste man allemaal nog meer uitvoert. Gitaar spelen doet hij vandaag amper, behalve in het grandioze en buitengewoon indrukwekkende 'Electric Counterpoint' - een veertien minuten durend stuk van Steve Reich waarin Greenwood als een ware gitaartovenaar steeds net iets verschuivende melodieën uit zijn instrument priegelt. Heel af en toe doet hij op gitaar mee met de orkestleden, maar verder schikt hij zich vooral in zijn rol als schoolmeester die vanaf de zijkant toekijkt of zijn leerlingen het er goed van afbrengen. Of speelt hij sitar, zoals in het boeiende openingsnummer 'Miniature'.
Soms moet je een beetje bij de les blijven om de schoonheid van Greenwoods werk in te zien, zoals bij het rustige maar als je goed luistert o zo rijke 'Prospectors Arrive', een nummer uit de soundtrack van de bejubelde film There Will Be Blood. De verschillende nummers ademen stuk voor stuk een andere sfeer uit, en ieder nummer kent ook een ander instrumentarium. Zo is er een buitenaards klinkende uitvoering van een nummer dat Mica Levi (van Micachu & The Shapes) voor de film Under the Skin componeerde en dat vandaag bestaat uit een cello waarvan de geluiden keer op keer geloopt worden. Met de ogen dicht lijkt het vooral alsof er een walvis vanuit het meertje naast het hoofdpodium aan het roepen is, maar indrukwekkend is het wel. Ook geinig is dat het publiek bij 'Self-Portrait with Seven Fingers' zelf op de smartphone mee kan doen. Als je een site intypt en op het rondje in het midden drukt komt er een hoog geluidje uit je apparaat. Overal in het publiek klinken dus korte piepgeluidjes, die wonderwel ook nog eens perfect in harmonie zijn met het stuk dat de muzikanten op het podium opvoeren. Leuk gevonden, maar eigenlijk heeft Greenwood zulke gimmicks niet echt nodig om te verbluffen. Hoewel een vreemde eend in de bijt op een festival als Best Kept Secret - want klassiek - houdt de gitarist/componist zich deze ochtend prima staande en levert hij een gedenkwaardig optreden af. Volgend jaar dunnetjes overdoen met Radiohead...?
Kate Tempest tart alle hiphopstereotypes. De Britse is vrouw, blank en rapt niet over geld en auto's, maar heeft het op een poëtische en verhalende manier over liefde en levenslessen. Dit doet ze met zoveel overtuiging en zeggingskracht dat Stage Three van Best Kept Secret vanmiddag als een blok valt voor de uit Londen afkomstige Tempest (overigens niet haar echte achternaam). Ze toont zich dankbaar dat ze hier mag staan - "ik weet dat het iets is wat artiesten altijd zeggen, maar geloof me: ik ben op dit moment zo verschrikkelijk gelukkig om hier te zijn" - en dankzij haar big smile en glinsteringen in de ogen twijfel je geen moment aan de oprechtheid van die woorden. Ze lijkt zelf compleet verbijsterd dat het publiek gaandeweg steeds enthousiaster op haar knappe woordwatervallen reageert, en schiet soms zowat in de lach als de toeschouwers haar goedkeurend toejoelen. Soms draagt Tempest tussen de nummers door zeer bevlogen en als een soort bezeten misdienares een gedicht voor, waarna de zeer sterk drummende Kwake Bass er een nieuwe beat in slingert en Kate weer verder rapt.
Lekker in het gehoor liggende poëzie in combinatie met pakkende refreintjes en duistere maar ook opzwepende elektronische hiphopbeats, Tempest blijkt een gouden formule in handen te hebben. Als er zich tussendoor wat technische mankementen voordoen gooit ze er a capella een indrukwekkende antikapitalistische rap uit, waarin ze aantoont qua flow en techniek zeker niet voor haar succesvolle mannelijke evenknieën uit Amerika onder te doen. De tent smult ervan en gaat vervolgens tijdens hitje 'Circles' helemaal uit zijn dak. Het applaus achteraf is oorverdovend - zo hard en uitzinnig klapte het publiek nog niet eerder op deze Best Kept Secret-editie. Niks "bad place for a good time, good place for a bad time", zoals ze rapt in het refrein van het tekstueel vrij grimmige 'Bad Place for a Good Time'. Kate Tempest is vanmiddag absoluut op het juiste moment op de juiste plaats.
Future Islands is wat minder op zijn plek op het hoofdpodium. Jawel, de belangstelling voor de synthpopband uit Baltimore is wereldwijd in één klap geëxplodeerd na een begeesterd optreden dat de heren in maart 2014 in de Late Night Show van Letterman gaven. Met name de vreemde dansmoves van zanger Samuel Herring werden een ware internethit. Opeens was de hele wereld geïnteresseerd in dat rare bandje met die merkwaardige frontman, en de verkopen en bezoekersaantallen rezen plotseling de pan uit. Bij het hoofdpodium van Best Kept Secret blijkt echter dat de organisatie er beter aan had gedaan om de band op een wat kleiner podium te zetten. Zeker, vooraan gaan de fans los op de pakkende synthdeuntjes van Future Islands, maar iets meer naar achteren is het veld vrij leeg en staan degenen die er wél zijn er maar ongeïnteresseerd bij. Zelfs het hartstochtelijk zingende podiumdier dat Samuel Herring is krijgt het veld niet in zijn totaliteit om, hoe theatraal hij zijn woorden ook kracht bijzet. Of misschien komt dat júíst doordat hij na elke zin verbeten grimassen trekt alsof zijn kind zojuist voor zijn ogen door haaien wordt verscheurd.
Herring is een op en top Amerikaan: álles wat hij doet moet er groots en zo intens mogelijk eruit zien. Daarom schreeuwt hij op willekeurige momenten zijn longen uit zijn strot. Soms wordt een soepel refreintje opeens opgeluisterd met een lukrake metalgrunt. Herring slaat zich verwoed op de borst (soms ook op het voorhoofd) en heft zijn gebalde vuist met veel pathos richting de hemel. Er zijn vanmiddag drie soorten bezoekers. De een vindt de beleving van de zanger fascinerend en gaat helemaal kopje onder in diens universum, de ander krijgt er maar de kriebels van en houdt het na een paar nummers voor gezien. Dan is er nog het type dat de muziek eigenlijk maar niets vindt, maar de dansjes van Herring zo aanstekelijk vindt dat hij deze zoveel mogelijk probeert na te doen.
Wat de frontman vanavond weer allemaal aan danspasjes tentoonstelt is namelijk op zijn minst frappant te noemen. Hij schuifelt gehurkt heen en weer - de bekende Letterman-move - hij kronkelt zijn lijf alsof hij Shakira is en hij doet een curieuze Russische polkadans. Het is dan ook geinig om te zien dat zijn bandmaten er zo statisch als een kamerplant bij staan. Wel leveren zij prima synths, bas en drums af, al dreunen die laatste net iets te eentonig over de vlakte. Dan hebben we het nog niet eens over de muziek gehad: daar is eigenlijk heel weinig mis mee. De nummers van de laatste twee albums Singles en On the Water zijn aanstekelijk en emotievol, alleen verslapt de aandacht na een tijdje omdat het wel erg veel van hetzelfde is en omdat er een aantal heel nietszeggende nummers als 'Haunted by You' tussen zitten. Bij de laatste drie nummers 'Seasons (Waiting on You)', 'Tin Man' en 'Spirit' komt de vaart er weer in, en deze nummers worden voorin dan ook massaal meegezongen. Als afsluiter heeft Herring nog een mooi kunstje in gedachten: hij springt van het podium af, rent helemaal naar het hek dat aan de linkerkant het terrein begrenst, zet een houten pallet tegen het hek en springt er met een zwierige beweging overheen, waarna hij wegrent richting de backstage. Een passend einde van een wonderlijk optreden.
Vlak voor de show van Royal Blood schallen de dikke hiphopbeats van 'Simon Says' van Pharaohe Monch door de speakers. Drummer Ben Thatcher (voor zover bekend geen familie van Margaret) is ook vrij 'hiphop' gekleed, met zijn baseballcap en Brooklynvestje. Zijn agressieve drumaanslagen zouden ook goed hebben gepast bij rapgroepen als Run-DMC en de Beastie Boys, maar vanavond begeleiden zij de fel zingende Mike Kerr. Die geen gitaar, maar bas speelt. Die opvallend genoeg wel weer als een gitaar klinkt. Uit zijn bas haalt Kerr zowel loodzware logge hardrockriffs als subtieler door de ziel snijdende hoge riedeltjes. Soms lijkt het alsof hij met een bandje meespeelt, want dat volle geluid kan toch nooit uit één instrument komen?
Het Engelse tweetal stond vorig jaar nog op kleinere festivalletjes als London Calling, maar heeft zich in slechts een jaar tijd opgewerkt tot een van de headliners op Best Kept Secret. Dat is knap, en komt mede door het sterke debuutalbum Royal Blood en de ronkende optredens die de heren op menig festival gaven. Onder toeziend oog van Jack Nicholson - wiens iconische koppie uit The Shining op de versterker hangt - knallen Thatcher en Kerr in razend tempo door de nummers van hun debuut heen, en hebben in de vorm van 'One Trick Pony' ook nog een B-kantje voor het publiek in petto. Ondanks het niet heel originele trucje van Royal Blood - tweetallen als The Black Keys, The White Stripes en Blood Red Shoes hebben het concept al flink uitgemolken - is duidelijk dat de band zeker geen one trick pony is. De nummers gaan er stuk voor stuk in als zoete koek, al moet de show eerst even op gang komen. Kerr schreeuwt het publiek na een tijdje dan ook opzwepend toe: "Wake up!" Hierna komt er wat meer vaart in en ontstaat voor het podium een steeds groter wordende moshpit.
Royal Blood maakt perfecte festivalrock: geen nummer is te lang en de dynamiek is prima in orde. Ook al is het kernprincipe - eerst gas terugnemen voordat men weer voluit gaat - zo oud als het wiel, iedere nieuwe uitbarsting komt weer net zo hard aan als de vorige. Als de drummer voor 'Out of the Black' staande op zijn drumstel een biertje drinkt en vervolgens tijdens de verschroeiende riffs van het nummer even een stukje gaat crowdsurfen gaat de uit de kluiten gewassen moshpit voorin energiek tekeer. Heel vernieuwend is het allemaal niet, maar Royal Blood levert een heerlijke festivalshow af.
Alt-J is de opmerkelijke afsluiter van het festival. Doorgaans is die eer voorbehouden aan een band die al een aantal jaren heeft bewezen een grote mensenmassa te kunnen vermaken, maar het drietal - live aangevuld met een bassist - bracht pas drie jaar geleden zijn debuut uit en staat er ook niet om bekend dat het spectaculaire optredens geeft. Toch wordt dit weekend bekendgemaakt dat Alt-J eind dit jaar in de Ziggo Dome staat. Juist ja, die kolossale zaal waar normaal gesproken vooral acts van het kaliber Lady GaGa en U2 staan. Blijkbaar geniet Alt-J tegenwoordig een vergelijkbare status, en dat is te danken aan twee albums vol frisse en intelligente indietronica die ondanks de vele subtiele details opvallend lekker wegluistert.
Eerst moet de band maar eens aantonen dat het Best Kept Secret op een waardige manier kan afsluiten. Om maar meteen met de deur in huis te vallen: dat lukt maar half. Muzikaal is het allemaal hartstikke mooi wat de heren op de planken brengen, maar doordat de nummers identiek klinken als op plaat en de muzikanten als zoutzakken op het podium staan, is het geen daverend spektakel. Zeker niet voor degenen die de muziek niet zo goed kennen. Een beetje hetzelfde euvel dat het optreden van Noel Gallagher gisteren parten speelde, met als belangrijkste verschil dat de muziek van Alt-J op zichzelf al boeiend genoeg is om te vermaken. De band speelt precies, geconcentreerd en soms misschien net iets te robotisch, maar iedereen die de nummers kent gaat los en brult iedere zin mee. Tijdens hitje 'Breezeblocks' scandeert het halve publiek "Please don't go, I love you so I love you so!", en dat lijkt welgemeend. Alt-J heeft nu eenmaal in een paar jaar veel zieltjes gewonnen. Degenen die het niet te klef vinden maken met hun handen een driehoekje, het Alt-J-equivalent van het gangbare vingerhartje.
Met name de drummer speelt erg sterk en levert met zijn karakteristieke blikken geluid de ruggengraat voor het geluid van Alt-J. Dat is op plaat al zo, maar vanavond is hij nog even wat aanweziger, wat de verder vrij brave podiumuitstraling iets meer bite geeft. Zoals gezegd klinken de nummers niet veel anders dan op plaat, maar hier en daar zorgt een klein nuanceverschil ervoor dat je toch je oren spitst. In het perfect op elkaar afgestelde universum van Alt-J klinkt elk nét iets anders gespeelde pianoriedeltje of basloopje dan ook als een donderslag. Tot zover de meerwaarde die de band live heeft, want de organisatie had eigenlijk net zo goed een paar aangeklede mannequins kunnen neerzetten en hard de twee albums achter elkaar kunnen aanzetten. Zanger Joe Newman - die overigens heel goed bij stem is - zegt geen woord tegen zijn fans, die taak heeft hij uitbesteed aan keyboardman Gus Unger-Hamilton. Die is overigens ook niet de charisma zelve en maant het publiek alleen twee keer aan om mee te klappen, naast de gebruikelijke bedankjes na ieder nummer.
Is het dan een slecht optreden? Nee, want naarmate de zon ondergaat wordt het eigenlijk steeds indrukwekkender. De mooie lichtshow komt in het donker beter over en de band heeft de beste nummers tot het laatst bewaard. Ook al was het voorgaande muzikaal al fraai en eigenzinnig, het blokje 'Tesselate', 'Every Other Freckle' en 'Taro' is in deze volgorde buitengewoon aangenaam en wordt gevolgd door het kalme en knusse 'Warm Foothills'. Sowieso is de setlist zorgvuldig uitgedokterd, want ook de keuze om in de toegift het sfeervolle tandem 'Nara' en 'Leaving Nara' op te volgen met knaller 'Breezeblocks' pakt erg goed uit. Kortom: voor de fans is het smullen, voor degenen die de band nauwelijks kennen of het sowieso maar pretentieus geneuzel vinden zal het een stuk minder goed uit hebben gepakt. Gelukkig zit de Ziggo Dome in november vol met die eerste categorie. Alt-J heeft nog een geintje bewaard voor na de show: Unger-Hamilton doet alsof hij iets is vergeten, drukt op een knopje en opeens schalt luid Rick Astleys 'Never Gonna Give You Up' over het strand. Een zogenaamd rickrollmomentje. Ook al zijn ze op het podium wat stijfjes, de leden van Alt-J hebben blijkbaar wel humor.
http://www.kindamuzik.net/live/best-kept-secret/best-kept-secret-de-zondag/26068/
Meer Best Kept Secret op KindaMuzik: http://www.kindamuzik.net/artiest/best-kept-secret
Deel dit artikel: