Onze laatste liverecensie.
Onze laatste albumrecensie.
Ons laatste interview.
Onze laatste video.
De naam Klangstof is een combinatie tussen het Noorse woord klang (galm) en het Nederlandse stof. Twee woorden die exemplarisch zijn voor het nog jonge bandje van Koen van de Wardt. Hun goed verzorgde dromerige indierock - in de geest van Radiohead, Portishead en Grandaddy - zit vol met galmende elektronische klanken en deed zowel in eigen land als over de landsgrenzen al op bescheiden schaal stof opwaaien omdat driekwart van de band afkomstig is van de gevestigde Nederlandse indieband Moss. Frontman Van de Wardt is bassist in deze band, wat het opvallend maakt dat de bassen bij Klangstof niet uit een gitaar, maar uit een synthesizer komen. Sowieso is de band vrij elektronisch: alle Mossleden hebben minstens één synth of keyboard tot hun beschikking, en drummer Wubbo Siegers (oud-Novack) mept net zo vaak op drumpads als op zijn drumstel. Op het kleine tentpodiumpje Three staan de vier heren in koppels tegenover elkaar en gooien er meteen een ronkende instrumentale jam uit. Hun lichamen stuiteren synchroon op en neer terwijl de muziek langzaam maar zeker uitmondt in een meeslepende soundscape. De toon is gezet.
Natuurlijk speelt de band de reeds uitgebrachte singles 'Hostage' en 'We Are Your Receiver', beide met mooie melancholische refreinen, rare futuristische synthloopjes en een soort postrockuitbouw richting het einde. Klangstof combineert vette en dansbare grooves met tokkelende elektrische gitaren à la Radioheads In Rainbows, en doet dat met opvallend veel plezier. Van de Wardt is energiek en opgewekt, wappert tussen akkoorden door apart met zijn handje en gooit er tijdens instrumentale klanktapijten koddige dansjes uit. Hij krijgt de hele tent zover om luidkeels "Je moeder" te schreeuwen, wat hij opneemt voor zijn moeder die er vandaag helaas niet bij kon zijn. Tijdens een van de nieuwe nummers lost hij een zelfbenoemd "swagmomentje" in, wat lomp en hiphopachtig dansen op een dikke beat inhoudt. Luchtige quasibescheiden geintjes als "Is het een beetje te doen?" zorgen ervoor dat de sfeer heel relaxed en ontspannen blijft, ook als de band het emotionele Portisheadnummer 'The Rip' covert. Wat de band ondanks de ietwat vlakke zang van Van de Wardt opvallend goed afgaat, want het rockende elektronische slot is bijzonder gejaagd en meeslepend. Met nog maar drie uitgebrachte nummers op zak is het knap wat het viertal deze middag klaarspeelt, al is dit ook weer niet zo vreemd aangezien de heren al langer met elkaar samenspeelden in Moss. Zelfde koppen, nieuwe formule. Eentje die goed aanslaat, zo blijkt uit de positieve reacties uit het publiek. Het is nu wachten op het debuutalbum, dat naar verwachting ergens in het najaar verschijnt.
Timothy Showater van Strand of Oaks [foto hierboven] is een typisch gevalletje 'ruwe bolster, blanke pit'. Met zijn woeste haren, leren jasje met uitpuilend borsthaar en tattoos van leeuwen en doodshoofden oogt hij als een Hells Angel die per ongeluk op het hoofdpodium is beland, maar achter zijn ruige uiterlijk gaat een enorme emotionele zeggingskracht schuil. Dat uit zich al jaren in de zwaarmoedige en pijnlijke folk die hij met Strand of Oaks uitbrengt, maar voor het in 2014 verschenen HEAL besloot hij het over een andere boeg te gooien. Showater koos er voor de afwisseling voor om zijn door diverse demonen geplaagde zielenroerselen in grootse stadionrocknummers te verpakken. Inclusief vlammende gitaarsolo's, die met name in de eerste paar nummers de revue passeren. De show begint met het energieke drieluik 'HEAL', 'Goshen '97' en 'For Me': knallers met makkelijk in het gehoor liggende meeschreeuwrefreinen, waarin de drummer zich onafgebroken het zweet in de oksels mept en de bassist zijn versterker net iets te enthousiast heeft opengedraaid.
Showaters ogen spuwen vuur terwijl hij zijn misère van zich af schreeuwt, en het handjevol trouwe fans vooraan brult verwoed met hem mee. Met agressieve gebaren dirigeert hij de vuisten van zijn toeschouwers de lucht in, en je hebt het gevoel dat hij je persoonlijk komt opzoeken als je niet aan zijn wensen voldoet. Het op plaat zo intieme 'Sterling' gaat vervolgens jammer genoeg kopje onder door dezelfde rockende benadering: de prachtige dynamiek van het nummer wordt om zeep geholpen door de lompe drums en het net wat hogere tempo. Zonde, maar Strand of Oaks laat meteen hierna gelukkig zien hoe het wél moet. Afsluiter 'JM' - een ode aan de in 2013 overleden Jason Molina - is dankzij het meeslepende ritme, trage gitaaruitbarstingen en een uitermate bezield zingende Showater de gedroomde afsluiter. Na een lange slotsolo daalt Showater af om zijn fans hartstochtelijk te bedanken en verandert de woeste rocker plotsklaps in een goedaardige knuffelbeer. Zo zie je maar weer: never judge a book by its cover.
Enkele uurtjes later bedriegt de schijn weer: The Tallest Man on Earth [foto hierboven] is helemaal niet zo lang als zijn naam doet vermoeden, want de Zweed Kristian Matsson tikt amper de een meter zeventig aan. Voorheen viel dat niet zo op, want de folkzanger trad altijd in zijn eentje op. Maar voor zijn nieuwe tour wordt hij vergezeld door een vierkoppige band, waardoor Matssons geringe lengte opeens zichtbaar wordt. Niet dat het ook maar iets uitmaakt, want lichaamslengte zegt natuurlijk niets over muzikaliteit. En dat er nu een volledige band om de songwriter heen staat doet gelukkig ook niet eens zo veel af aan het normaal zo kale gitaargetokkel van de Zweedse bard. De Amerikaanse achtergrondmuzikanten spelen heel subtiel en dienstbaar, waardoor Matsson en zijn gitaar het absolute middelpunt van de muziek blijven. Soms wordt zijn krakerige stem vergezeld door een viooltje ('Sagres'), dan weer door een pakkende saxofoonriedel ('Timothy' - voor de gelegenheid opgedragen aan Timothy Showater van Strand of Oaks, die aan de zijkant van het podium staat mee te genieten). In de verte zijn prettige lapsteelklanken te horen. Toch klinken nieuwe nummers als 'Darkness of the Dream' wel heel gepolijst als je ze afzet tegen de sobere en ruwe liedjes van de eerste platen.
Hoe zonnig en aangenaam Matssons nieuwe liedjes met band ook klinken, écht mooi wordt het pas als The Tallest Man in zijn eentje op het podium achterblijft. Vooraan het podium zingen de fans woord voor woord mee als Matsson achter elkaar oude toppers als 'Love Is All' en 'The Gardener' speelt. De vraag rijst waarom hij er in godsnaam voor heeft gekozen om zijn muziek wat rijker aan te kleden, want deze nummers zijn meteen het hoogtepunt in de set. De band is wél ontzettend goed op zijn plek wanneer de leden 'Dark Bird Is Home' op het einde naar een hoger plan tillen. "This is not the end" zingt Matsson in de finale van het nummer, en gelijk krijgt hij: er volgt nog een prachtig uitgevoerd 'Like the Wheel' met vierstemmige achtergrondharmonieën.
Psychocandy, het bejubelde debuutalbum van het Schotse The Jesus and Mary Chain [foto hierboven] viert dit jaar zijn dertigste verjaardag, wat de heren op het idee bracht om hun succesplaat integraal uit te voeren. Zo ruig als vroeger, toen shows vaker wel dan niet ontaardden in pure chaos en gewelddadige rellen, is The Jesus and Mary Chain al lang niet meer, maar het karakteristieke stofzuigergeluid - het basisingrediënt voor het shoegazegenre - is er gelukkig nog altijd bij. In de lome en luchtige opener 'Just Like Honey' blijft deze nog op de achtergrond, maar vervolgens gaan tijdens 'The Living End' alle registers open. Sowieso blijft het verbazingwekkend hoe goed de fijne zangmelodieën en pakkende refreinen van Jim Reid samengaan met de verschrikkelijk lekkere teringherrie die zijn oudere broer William Reid uit zijn gitaar weet te peuteren. Ook valt op dat het album een nagenoeg perfecte opbouw kent, want de momentjes om even weer op adem te komen zitten telkens precies op het juiste moment. Zoals het rustige 'Cut Dead', met zijn slaperig gezongen tudududududududu-stukje, dat vlak voor het heftige en zeer bezielde 'In a Hole' zit. Jim Reid is ondanks de hevige gitaarruis goed verstaanbaar, al valt zijn stem aan het begin van 'Inside Me' even weg.
Wat is het mooi om te zien dat het publiek na dertig jaar nog steeds helemaal losgaat op nummers als 'My Little Underground' of 'You Trip Me Up'. Mannen en vrouwen van dik in de vijftig staan wild en ongecontroleerd heen en weer te shaken alsof hun lichamen nog vol jeugdige onbezonnenheid zitten. Na een dikke veertig minuten hebben de Schotten het hele album erdoorheen gejaagd en gooien zij er nog wat losse hitjes in. Zoals het door de Pixies gecoverde 'Head On' en 'Some Candy Talking' - opgenomen in de tijd van Psychocandy maar niet op het album geplaatst. Afsluiter is 'Reverence', met het herhaaldelijk op een tergende manier gezongen "I wanna die" en een soepel scheurend gitaarsolootje. De nummers halen het bij lange niet bij de succesvolle en overrompelende uitvoering van Psychocandy, maar niemand die daarom maalt. Iedereen is nog bij aan het komen van de overtuigende wijze waarop de band zijn dertig jaar oude album live vertolkte. Er zijn bands die na zo'n lange tijd minder goed uit de verf komen.
Pete Doherty stond vorig jaar ook al op Best Kept Secret, toen met zijn zijprojectje Babyshambles. Naar dat optreden werd nog niet half zoveel uitgekeken als naar het optreden dat hij dit jaar met The Libertines [foto hierboven en foto's hieronder] geeft. Natuurlijk is de band de onbetwiste headliner van de vrijdag, eentje waarvoor een flinke lading Engelsen besloten heeft om het Kanaal over te steken, en eentje waarbij het zoals altijd maar de vraag is of het ook écht goed wordt. Het viertal heeft immers sinds het aan het begin van dit millennium de hemel bestormde een twijfelachtige - maar ook legendarische - reputatie gekregen dankzij het drugsgebruik en recalcitrante gedrag van Doherty, wat leidde tot het uiteenspatten van de succesvolle Britse rockband. Na een 'afkoelperiode' waarin Doherty in Thailand in een afkickkliniek vertoefde kwamen de heren in 2010 weer bij elkaar voor een reünieoptreden, gooiden ze er vorig jaar een volledige tour achteraan én maakten ze bekend een nieuw album uit te brengen - het eerste sinds The Libertines uit 2004. De hechte vriendschap tussen Doherty en medefrontman Carl Barât lijkt hersteld - de twee raakten ooit hevig gebrouilleerd toen Doherty in Barâts flat inbrak, iets waar hij twee maanden voor in de cel zat - maar de kans zit er natuurlijk altijd in dat het weer grandioos verkeerd gaat.
Dat gebeurt vanavond niet. Sterker nog: The Libertines spelen een nagenoeg perfecte show, waarin het lijkt alsof er al die jaren niets is gebeurd. Ook al hebben de Britten slechts twee albums op zak, tijdens deze Greatest Hitsshow komen zo ontzettend veel bekende knallers langs dat het lijkt alsof ze uit een decennialange discografie kunnen putten. Vanaf het moment dat Doherty in een beige pedojas en Barât in een zwartleren jasje en de Union Jack om de hals gewikkeld het podium betreden gaat het los - met name de eerste dertig rijen vanaf het podium. Al bij de eerste akkoorden van 'The Delaney' gaat het bier de lucht in, stuiteren de fans op en neer en brult iedereen die de tekst kent die hartstochtelijk mee. Iedereen die er zin in heeft laat zich omhoog tillen om enkele meters te crowdsurfen. De publieksrespons zal het uurtje hierop niet veel anders zijn. Met name de meegereisde Engelsen gaan compleet los tijdens de eerste Libertinesshow van het jaar.
Rustigere momenten kent de set ook. Bijvoorbeeld tijdens de coupletten van 'Music When The Lights Go Out' en het hierop volgende 'What Katie Did', met dat heerlijk nonchalant swingende deuntje in het refrein. Doherty doet zijn jasje uit en scheurt meteen zijn tropische bloesje (wellicht een souvenirtje uit Thailand?) uit. Iemand gooit een rood hoofddeksel op het podium, en Barât zet deze broederlijk op het hoofd van Doherty, waarna deze hem weer op het hoofd van Barât zet. Luchtigheid alom, en het heeft er alle schijn van dat het weer koek en ei is tussen de heren. Knus gebruiken ze steeds dezelfde microfoon, waarna Barât telkens een onstuimig wandelingetje maakt en zo'n lekker stekelige en compacte gitaarriedel inzet. De bassist onthoudt zich van dit vriendschappelijke tafereel en blijft het hele optreden lang stuurs op zijn eigen eilandje doorbassen. Na nog een rockend hitjessalvo, waarbij Doherty na ieder nummer zijn gitaar zo hoog mogelijk terugwerpt naar zijn roadie, volgt in de toegift een fraai momentje voor de liefhebbers: The Libertines spelen voor het eerst in dik tien jaar een nieuw nummer. Eentje van hun nog te verschijnen derde album dus. Het nummer, 'Gunga Gin' getiteld, begint opvallend genoeg met een dubachtig gitaarritme, waarna toch weer zo'n typisch Libertinesrefrein volgt. Het steekt een beetje schraal af bij de voorgaande klappers, maar toch leuk dat Best Kept Secret de primeur krijgt. Het tempo gaat nog eenmaal flink omhoog tijdens 'I Get Along', waarna we tot de conclusie kunnen komen dat The Libertines de hoge verwachtingen absoluut hebben ingelost. Geen andere band kon deze eerste Best Kept Secretdag tippen aan de fenomenale lading tophits die dit uurtje de revue passeerden, al klonk de zang niet altijd even zuiver en viel er ook qua gitaarspel af en toe wat aan de show af te dingen. Maar dat imperfecte en rammelende, dat is nu juist altijd al de charme van The Libertines geweest.
http://www.kindamuzik.net/live/best-kept-secret/best-kept-secret-de-vrijdag-2645/26064/
Meer Best Kept Secret op KindaMuzik: http://www.kindamuzik.net/artiest/best-kept-secret
Deel dit artikel: