Onze laatste liverecensie.
Onze laatste albumrecensie.
Ons laatste interview.
Onze laatste video.
Toen The Thermals in 2002 doorbraken met More Parts per Million was de consensus dat dit toch vooral een briljante toevalstreffer was. Zo een perfecte set extreem puntige garagerockliedjes schrijf je maar eens in je leven. Maar zanger/gitarist Hutch Harris en bassiste Kathy 'het Duracellkonijn' Foster deden het ondersteund door verschillende drummers nog twee keer dunnetjes over. De laatste keer zelfs met een heuse conceptplaat. En verdomd als het niet waar is: ook de vierde keer is het raak.
Om dat voor elkaar te krijgen, moet een band zich wel ontwikkelen. The Thermals verkiezen daarbij evolutie boven revolutie. De rauwe garagerockrandjes zijn daarvan het slachtoffer geworden. Now We Can See is in de studio opgenomen met een heuse producer. De songs zelf zijn ook minder punkrock en meer powerpop geworden. Of volgens The Thermals zelf: postpowerpop. Want als je ergens 'post' voorzet, dan klinkt de muziek automatisch intelligenter. Over de "Oh way oh oh woh ho" koortjes in het titelnummer valt te twisten, maar catchy zijn ze zeker.
Verrassend is ook het rustigere, bijna zes minuten durende 'At the Bottom of the Sea', dat ondanks zijn beperkte akkoordenschema toch de aandacht weet vast te houden. Maar het grootste deel van Now We Can See biedt toch vooral de vertrouwde Thermalskwaliteit: uptempo, scherpe riffs en daar dan overheen die heerlijk snerende stem van Harris. Enige negatieve uitschieter is 'Liquid In, Liquid Out', dat klinkt als een afgekeurd Green Daynummer.
Zo langzamerhand verdient Harris wel een eretitel voor het schijnbare gemak waarmee hij telkens weer geslaagde variaties op dezelfde eenvoudige thema's bedenkt. The Thermals: dat is de indie-AC/DC.
http://www.kindamuzik.net/recensie/the-thermals/now-we-can-see/18696/
Meer The Thermals op KindaMuzik: http://www.kindamuzik.net/artiest/the-thermals
Deel dit artikel: