Onze laatste liverecensie.
Onze laatste albumrecensie.
Ons laatste interview.
Onze laatste video.
Nouveau riche: nieuwe rijken die de acceptatie proberen te winnen bij de oude elite. Vaak genoeg gaat dat hand in hand met protserige huizen, extravagante hobby’s en hele foute auto’s. Je prikt er zo doorheen en uit rancune proberen ze dan maar op een andere manier respect af te dwingen en dat is door de politiek in te gaan. Maar ja, dan moet je compromissen sluiten en daar hebben de grote ego’s nog nooit van gehoord. Succesvol zijn de meeste van hen echter niet voor niets. Ze bezitten over een grote hoeveelheid creativiteit, intelligentie, ambitie, charme en handigheid.
Ook Ryan Adams bezit deze eigenschappen en dat maakte hem ook zo geliefd. Maakte ja, want het voormalige wonderkind van de alt.country had het bij de serieuze muziekpers een beetje verpest door hoog van de toren te blazen over zijn eigen kunnen, zeer kinderachtig ruzie te zoeken met Jack White, in een GAP commercial op te draven en gewoon veels te bijdehand te zijn. Nee, Ryan moest na zijn doorbraak album Gold maar gewoon weer terug naar de basis: of te wel de country rock die hij met zijn band Whiskeytown maakte.
Maar dat wil Ryan helemaal niet. Hij wil net zo hip zijn als The Strokes. Daarom heeft hij nu een appartement in hetzelfde gebouw als Julian Casablancas en daarom is op zijn nieuwe plaat geen enkele mondharmonica of verwijzing naar Nashville of Kentucky te vinden. Hoewel, eigenlijk heeft hij toch zo’n plaat gemaakt (en dan bedoel ik niet één van die talloze albums die ooit nog eens in boxset uit moeten komen), namelijk Love Is Hell. Zijn label wilde echter niet een vervolg geven aan zijn donkere en nog steeds beste langspeler Heartbreaker en stuurde Ryan terug de studio in om een rockplaat op te nemen. Veel maakte dat de man die ongeveer een liedje per dag schrijft niet uit, want één album meer of minder daar haalt hij de schouders voor op.
Dit gaf hem de gelegenheid om eindelijk die plaat te maken die hem deed herinneren aan zijn jeugd. Hoe het voelde om zomers te skateboarden en een zorgeloos bestaan te lijden. Zijn jeugd speelde zich voor de in Jacksonville opgroeiende 29-jarige af in de jaren ’80. Black Flag, The Smiths, Hüsker Dü, The Replacements. Dat was de muziek waar hij van hield en die hoor je dus ook terug op zijn vierde solo cd Rock ’N Roll. Toch moet er gelijk bij gezegd worden dat hij het niet zo goed doet als bovengenoemde bands. Vooral de stevige nummers, die meer aan Veruca Salt dan aan Kiss doen denken, horen bij het minste wat hij ooit gedaan heeft. De vette riffs die de nummers moeten maken zijn weinig opzwepend en alleen een titel als ‘Note To Self: Don’t Die’ doet stoer aan. Met zijn chorus pedaal kan hij echter wel goed overweg, ook al heb je steeds het idee dat hij U2’s ‘I Will Follow’ in wil zetten.
‘Burning Photographs’, ‘Do Miss America en ‘The Drugs Not Working’ komen het meest in de buurt van dat zorgeloze, zomerse, leef van dag tot dag idee van de maker. ‘Anybody Take Me Home’ lijkt een eerbetoon aan zijn favoriete band aller tijden The Smiths. Het tokkelen van Johnny Marr, de melodieuze baslijnen van Andy Rourke en de ‘ongeïnteresseerde’ zang van Morrissey; het is allemaal aanwezig. Tekstueel is hij echter mijlenver van het niveau van de Mancunian verwijderd. Wie niet natuurlijk, maar het pijnlijke is dat je Adams het zo overduidelijk ziet proberen, maar net zo duidelijk te kort hoort schieten. Uit de vijftien nummers zijn twee zinnen het vernoemen waard: "I am in the twilight of my youth, not that I’m going to remember" en "I am still dancing in the coma of the drinks I just had." Voor de rest lijkt hij meer bezig te zijn met zijn imago als rebel en heeft hij het alleen maar over drugs, verveeld zijn, auto’s kapot rijden en “being totally fucked up.”
Zijn dat ook niet de dingen die de nieuwe rijken overkomen? Ze hebben datgene bereikt wat ze wilden en nu er niets meer over is om voor te werken neemt decadentie hun leven over. Adams is er gelukkig (nog) niet zo erg aan toe. Het probleem bij hem is meer dat hij weet dat hij over een immens muzikaal talent bezit, maar niet goed weet wat hij ermee aanmoet. In principe kan hij alles met zijn gevarieerde stem, inventieve gitaarspel en natuurlijk de eigenschap dat hij de meest prachtige liedjes zo uit zijn mouw schudt waar normale stervelingen na maanden van zwoegen niet eens bij in de buurt komen. Met meer concentratie kan hij daadwerkelijk iemand van het kaliber Neil Young en Bob Dylan worden. Dat hebben zijn legendarische live shows al bewezen. Maar ook op het podium laat hij zich teveel afleiden door bijzaken wat voor irritatie kan zorgen, zoals ook een nummer als ‘Luminol’ in nietszeggendheid uitblinkt.
Rock ’N Roll is helemaal geen slechte plaat, integendeel, maar hip zal hij er niet mee worden. Gelukkig ook maar, want hippe mensen houden niet van muziek maar alleen van iets wat nieuw is. En daarvoor zit Adams al te lang in het vak (10 jaar alweer). Hij heeft deze keer zijn eigen rock’n roll droom uitgeleeft. Zoals zovelen stond ook hij waarschijnlijk als jochie gitaarspelend en al voor de spiegel met zijn favoriete muziek. Nu heeft hij zelf die muziek gemaakt en dat geeft een interessante kijk op de artiest Adams, die dus zoveel meer is dan alleen maar een singer/songwriter die liedjes over verloren liefdes zingt. Elke andere artiest zou beapplaudisseerd worden voor deze selectie van vijftien, meestal toch wel sterke songs. Maar nummers met de kwaliteit van ‘Avenues’, ‘Come Pick Me Up’, ‘Firecracker’ of ‘Sit And Listen To The Rain’, om maar is wat te noemen, staan er niet op. Terwijl je weet dat hij het in zich heeft en als dat er dan niet uitkomt, is dat gewoon zonde. Vooralsnog is het dus nog wachten op dat meesterwerk zodat ook de droom van iedere fan uitkomt. Rock ’N Roll maakt het wachten echter lang zo erg niet.
http://www.kindamuzik.net/recensie/ryan-adams/rock-n-roll/4462/
Meer Ryan Adams op KindaMuzik: http://www.kindamuzik.net/artiest/ryan-adams
Deel dit artikel: