Onze laatste liverecensie.
Onze laatste albumrecensie.
Ons laatste interview.
Onze laatste video.
Wat is dat toch met de rockgoden van weleer? Ze hebben een prachtcarrière achter de rug en een paar keer geprobeerd het wiel opnieuw uit te vinden, maar toch kookt hun potje vol creativiteit na al die jaren nog steeds pruttelend over en slaan ze nieuwe wegen in… David Bowie is zo'n specimen, Elvis Costello kan een aardig potje shape-shiften en Talking Heads' David Byrne heeft met zijn laatste plaat Grown Backwards voor de verandering ook weer eens frisse draai aan zichzelf gegeven.
Na de filmmuziek die Byrne met leden van Mogwai en Belle & Sebastian uitbracht onder de titel Lead Us Into Temptation, tapt hij nu vooral uit het klassieke kamermuziekvaatje. Songwritergenie genoeg om Het Liedje nooit uit het oog te verliezen, komen Verdi en Bizet langs in de Byrne-bewerking, net als trouwens de Lambchop-cover 'The Man Who Loved Beer'. Allen worden met respect behandeld, neigen nergens naar gemakszuchtige pastiche of music-for-the-millions-muzak.
De weldadige strijkerpartijen staan in het teken van de nummers en niet andersom. Klassiek wordt daarmee ongemerkt opgezogen in de maalstroom van Byrne's popuniversum. Alsof hij wil aangeven dat er nog geen haardbreedte ruimte zit tussen zijn indiepoprockexperiment en het stokoude materiaal dat bij het Kruidvat voor ramsjprijzen te koop is. En dat onderscheid ís er misschien inderdaad wel niet. Byrne's overgang van Bizets 'Au Found du Temple Saint' naar zijn eigen compositie 'Empire' voelt volkomen natuurlijk. Is dat feitelijk ook.
De kracht van Grown Backwards zit niet in een elitair citeren uit de klassiekers, maar in Byrne's klasse te kunnen absorberen, analyseren en produceren met wat voor zijn voeten komt. Zoals een ware kosmopoliet betaamt. Daarin alleen al ligt een aanklacht besloten tegen de hedendaagse ego- en etnocentrische houding besloten. Ook tekstueel voegt Byrne daar nog het zijne aan toe; wel zó gedoseerd dat Grown Backwards nergens een pamflettistisch protestalbum genoemd kan worden.
Zo meandert David Byrne op zijn meest recente soloplaat tussen The Forest en het Latin-album Rei Momo. Vanaf 'Tiny Apocalypse', vervullen de strijkers een textuurrol op de achtergrond, maar staan de nummers in het teken van zwoele bossanovaritmes en meer tropisch aandoend schoons. 'Dialog Box' komt weliswaar nog vervaarlijk dicht in de buurt van oude Talking Heads' gloedvolle swing, net als de sneer naar entertainmentindustrie in 'The Other Side of this Life'; na wat mindere goden is het toch de eer aan 'Un Di Felice, Etcetera' om met Verdi het licht uit te doen.
Grown Backwards laat David Byrne horen als een intellectuele grijsaard die niet zo nodig met modieuze grillen hoeft mee te gaan om een statement te maken. Byrne kent zijn klassiekers, heeft de moed ze voor zijn eigen karretje te spannen en weet nog steeds hoe een goed liedje moet klinken. Op deze manier mogen die oude knakkers zichzelf nog wel een paar keer heruitvinden. Vooruit of achteruit; het is het resultaat wat telt. Dat mag er in het geval van Grown Backwards weer eens zijn.
http://www.kindamuzik.net/recensie/david-byrne/grown-backwards/5943/
Meer David Byrne op KindaMuzik: http://www.kindamuzik.net/artiest/david-byrne
Deel dit artikel: