Onze laatste liverecensie.
Onze laatste albumrecensie.
Ons laatste interview.
Onze laatste video.
Erg productief zijn Counting Crows nooit geweest, maar als je in twaalf jaar tijd slechts twee albums uitbrengt, vragen zelfs de trouwste fans zich af of je nog bestaat. Gelukkig hebben Adam Duritz & Co. de instrumenten weer opgepakt. De band klinkt verrassend fris en geïnspireerd op Somewhere Under Wonderland
Tijdens het klassieke debuut, August and Everything After, werden Counting Crows al als een kruising tussen Bruce Springsteen en Van Morrison omschreven, maar op hun zesde album zijn deze invloeden wel heel nadrukkelijk aanwezig. Epische opener 'Palisades Park' is puur Bruce anno 1974 en de lichtvoetige kant van Van the Man horen we terug in 'Earthquake Diver'.
Sowieso is het een vrije lichte plaat. De songs zijn compact, de arrangementen minimaal voor een band met zeven leden en de productie is vrij rauw. Ook Duritz is niet zo zwaar op de hand als voorheen. De thematiek is nog steeds hetzelfde (verloren liefdes, omgaan met roem, richtingloosheid), maar de man klinkt minder radeloos en dat mag ook wel als je inmiddels vijftig jaar oud bent.
Een klassesong die je bij de lurven grijpt zit er helaas niet bij. Wel is Somewhere Under Wonderland een zeer degelijke plaat die er voor zorgt dat Counting Crows weer een goede reden hebben om op tournee te gaan.