Onze laatste liverecensie.
Onze laatste albumrecensie.
Ons laatste interview.
Onze laatste video.
Pukkelpop 2004 was zeker niet de sterkste editie tot nog toe. En daar zijn vele oorzaken voor. We zetten kort onze grieven op een rijtje.
Het festival beslaat al sinds enkele jaren drie dagen maar het probleem is dat het aanbod allesbehalve evenredig verdeeld is over de beschikbare dagen. Zo kon het festivalminnend publiek donderdag naast enkele min of meer geslaagde concerten voornamelijk genieten van holle namen zoals Faithless, Dandy Warhols, Papa Roach, Within Temptation en The Offspring ... om er maar een paar te noemen.
Op papier was vrijdag de topdag. Er zou een heel leger ronkende namen aantreden maar vreemd genoeg koos de organisatie ervoor om bands die toch grotendeels hetzelfde publiek aanspreken op exact hetzelfde moment te laten spelen. Zo werd je gedwongen te kiezen tussen Mark Lanegan en Blonde en later op de dag tussen The Twilight Singers en Mono. Ook op zondag stak er een dilemma de kop op toen zowel Lambchop, LCD Soundsystem als McLusky gelijkertijd ten dans speelden. Verscheurende keuzes dus die des te schrijnender werden door het feit dat de uren voordien de podia volgestouwd waren met bands die je aandacht met moeite konden vasthouden. Vreemde keuzes van organisatorische kant en zeker als je het in historisch perspectief ziet. Zo kon je menig jaar geleden gewoon de hele dag in één bepaalde tent terecht waar alles min of meer volgens 'genre' ondergebracht werd. Denk bijvoorbeeld aan jaargang '94 alwaar je in de Marquee zo goed als achtereenvolgens kon genieten van Victims Family, Quicksand en Jesus Lizard. En dat terwijl je tussendoor op het hoofdpodium met alle gemak de concerten van Pavement en Helmet mee kon pikken. Doch blijkbaar kan dit anno 2004 niet meer en word je met zeven podia en verplichte keuzes opgezadeld.
De 2nd Open Air Stage scheen dit jaar voornamelijk bands onder te brengen die nergens anders terecht konden en zodoende kon menigeen zich niet van de indruk ontdoen dat het betreffende podium het vijfde wiel aan de wagen was. Voeg daar nog het feit aan toe dat het tamelijk afgelegen ligt en de conclusie wordt nog versterkt. Dit viel gedurende de vorige jaargangen niet zo op omdat er op de ruimte achter de Marquee steeds gereserveerd was voor een zeer specifieke line-up. Zo sprak de oude benaming 'Skatestage' boekdelen. De ruimte werd steeds bevolkt door een vrij specifieke subgroep die er zo goed als het hele festival haar gading vond en de ruimte bijna niet verliet. Dit gold ook voor de hiphopavonden doch met een willekeurige programmatie gaat er wel erg veel van de charme van het betreffende podium verloren.
Jammer was ook dat het in de weken voor Pukkelpop afzeggingen bleef regenen. Zo lieten naast oa. Goldfrapp, The Liars, The Icarus Line en Snow Patrol nog tal van anderen het afweten. De zo ontstane gaten werden grotendeels door Belgisch talent opgevuld. Op zich is daar natuurlijk niets mis mee maar dat verklaart waarschijnlijk wel deels het grote aanbod van Belgische bands. Soms werden de gaten ook niet ingevuld en sloten bepaalde podia al iets na negen af of kreeg je verschuivingen die op het laatste moment via de lichtkranten meegedeeld werden waardoor je weer overlappingen kreeg waarop je niet gerekend had.
Nog even iets over het geluid. De boxen op het midden van de weide voor het hoofdpodium bleken op een zodanige manier opgesteld te zijn dat ze een overduidelijke cesuur aangaven. In de ruimte ervoor klonk het te zacht en erachter veel te hard. Zou het zo moeilijk zijn om het volume overal gelijk te schakelen? Afgezien van een enkel detail was de line-up op de verschillende podia op elkaar afgestemd doch helaas ondervond de Chateau meermaals geluidshinder van het hoofdpodium. Het was zelfs zo erg dat je er tijdens bepaalde concerten de festiviteiten op het hoofdpodium perfect kon volgen, en dat was op zijn minst toch storend te noemen. En uiteraard bracht dit de artiesten die aldaar ten dans speelden volledig uit concentratie.
Tot zover de grieven want gelukkig staat de muziek nog steeds centraal. Een overzicht:
Het Finse Dead Combo mocht vrijdag de Marquee openen en dat deden ze met een wel zeer genereus gebaar. Blijkbaar moest het duo een aantal uren nadien het terrein weer verlaten en zodoende konden ze naar eigen zeggen niet genieten van de goederen die ze gevraagd hadden. Zo werden er koekjes in het publiek doorgegeven en zette zanger/gitarist Nuuti Kataja een hele rij bekertjes klaar waartussen hij een fles vodka verdeelde. "Who wants the joker?" weerklonk het toen hij het laatste glas tot de rand gevuld had. Nadat er zich spontaan een vrijwilliger gemeld had ging hun set van start. Met twee gitaren, een Moog en een stem maakten ze een soort van vuige garagerock die tamelijk structuurloos was. Riffs herhaalden zich terwijl er uit de Moog effecten getoverd werden en dit alles werd soms overstelpt door zanglijnen. Aangenaam doch allesbehalve baanbrekend.
En dat kan ook niet gezegd worden van Peaches. De op beats gebaseerde nummers zijn op zich niet echt de moeite waard maar ze dienen dan ook eerder ter ondersteuning van het sensationele live-gebeuren. En dat houdt het midden tussen suggestief en vulgair, zo heet haar laatste plaat niet voor niets Fatherfucker. Mevrouw Peaches kwam op met een tros druiven in haar hand. Terwijl ze het ding boven haar hoofd hield, werkte ze er enkele naar binnen maar spuwde deze weer even snel terug uit om vervolgens de hele tros in het publiek te werpen. Het verdere verloop kenmerkte zich door meerdere verkleedpartijen terwijl ze vaak hulp kreeg van twee kompanen die zich van allerhande hulpmiddelen bedienden. Songteksten als "shake your dicks and tits" geven een indicatie. In een later stadium doken er nog allerhande voorwerpen op waaronder een gitaar, een keyboard en twee batman-klonen. Na vijfendertig minuten, de haar toegemeten tijd, hield ze het onder luid applaus voor bekeken.
Later op de namiddag trad Kaizers Orchestra aan. Het Noorse sextet houdt met hun hybride muziekstijl pakweg het midden tussen Oost-Europese zigeunermuziek en Tom Waits en bewees eerder vooral live sterk uit de hoek te kunnen komen. De gasmaskers, brandsirene en olievaten waarop naar hartelust getimmerd werd waren weerom van de partij en er werd volop geput uit de platen Evig Pint en Ompa Till Du Dør. De heren hebben nog steeds de gewoonte om op de olievaten te klimmen om daar een solo ten beste te geven doch dat bleek deze keer buiten de waard gerekend. De monitors in de Marquee zaten immers niet volledig aan het podium vast en tijdens zijn klimtocht ging de gitarist volledig onderuit. Een tweede poging was wel succesvol. Energiek, dat zeker maar van volksmenner Janove Ottesen verwacht je toch net iets meer. Zeker als je weet dat hij eerder dit jaar op de Nachten zonder problemen het zittende publiek in de Blauwe Zaal kon laten opveren. Halfweg de set kwam de drummer zelfs vragen of het iets sneller kon.
"Hey Pukkelpop, we call that Chicago sound" zei "Eddie" King Roeser toen hij 'What's This Generation Coming To?' inzette. Op zich kon je hem geen ongelijk geven. Urge Overkill heeft immers een typisch geluid dat onherroepelijke wortels heeft in Chicago's gitaarscene van eind jaren '80 - begin jaren '90 maar dat is intussen al wel een tijdje geleden. Na negen jaar afwezigheid waren ze dus terug en hun setlist bestond integraal uit lang geleden uitgegeven materiaal dat hun volledige oeuvre besloeg, zowel de platen die op het Touch & Go-label verschenen als die op Geffen Records. De twee basisleden, Nash Kato en "Eddie" King Roeser verwezen nog halvelings naar de oude glorie en dat was ook het geval met relicten zoals het witte pak van laatstgenoemde, inclusief de 'UO'-medaillon op zijn riem, de hagelwitte gitaar en het drumvel. "Eddie" King Roeser had zich volledig in het zwart uitgedost en de tand des tijds bleek ook zijn uiterlijk geen goed gedaan te hebben. Het duo speelde gitaar en nam beurtelings de zang waar terwijl ze bijgestaan werden door een bassist en een nieuwe drummer.
'Ticket To LA' schalde als eerste uit de boksen en meteen viel het op dat Urge Overkill anno 2004 toch aanzienlijk minder subtiel klinkt. Het had veel weg van rechttoe rechtaan rock en er was alleszins ook voldoende nonchalance aanwezig die het optreden zeker niet ten goede kwam. Zo doken er naar het einde toe om de haverklap technische mankementen aan beide gitaren op en toen 'The Break' ingezet werd besloot "Eddie" om het stuk dat door een gitaarwissel verloren gegaan was niet te herhalen maar om gewoon een heel flard tekst weg te laten. Later verzandde het nummer overigens nog in een tamelijk oeverloze jamsessie. Ook op 'Girl, You'll Be a Woman Soon' werd er met de pet naar gegooid en een overdadig charmeoffensief (een onnozel zwaaiende Nash Kato) trok het nummer enigszins in het belachelijke. En dat was erg jammer. Urge Overkill bleek verworden te zijn tot een vage afspiegeling van zichzelf en zonder nostalgische redenen ware het waarschijnlijk moeilijk geweest om de hele set uit te kijken.
En toen was het acht uur 's avonds en bleek het aanbod niet echt meer van dien aard dat er nog spannende dingen te beleven zouden zijn. Tenzij je natuurlijk wild wordt van Scott Weiland die met te grote lederen pet zich op iedere hoek van het podium laat bewonderen terwijl Slash en compagnie voor de camera de ene solo na de andere uit zijn gitaar toveren. Doch tussen Velvet Revolver, The Offspring, Ash, Faithless en andere grootheden kon de Canadese zangeres Feist nog het meest overtuigen. Zij slaagde erin om de Club in haar ban te houden met haar eenvoudige en bovenal eerlijke liedjes. Sympathiek bleek ze eveneens en met haar bindteksten sloeg ze er zelfs in om het publiek bij haar show te betrekken. Ook al was het technisch tamelijk hoogstaand en goed gebracht, muzikaal was het me allemaal toch iets te braaf om echt te blijven boeien.
Dat was ook het geval met het Zwitserse Favez die op donderdag de eer hadden om de 2nd Open Air Stage af te sluiten. Krachtige gitaar-georiënteerde rock die aardig in het gehoor lag, toch zeker na een muzikaal wel erg lauwe avond, maar die vaak de nodige diepgang miste.
Vrijdag kon je alvast voor de middag terecht in de Chateau voor het Duitse Kammerflimmer Kollektief. Het podium was in het schemerdonker gehuld en het oudere vijftal speelde heel sereen. Met staande bas, viool, harmonium, drums, samples en een nu en dan zingende zaag riepen ze een donker maar zeker intrigerend universum op dat door constante evolutie gekenmerkt werd. Het ene moment werden constante melodieën aangevochten door een dissonant klinkende viool, dan werd er een broeierige donkere chaos opgeroepen om het volgende moment het ritme uit te laten zetten door de bassist die zijn instrument met een soort van hamertje bespeelde. Boeiend en afwisselend was het. En zeker één van de hoogtepunten van het festival.
Ook het concert van De Portables was meer dan aangenaam. Ze brachten ze een set die elementen bevatte uit meerdere periodes uit hun bestaan. Zo werden aan The Notwist refererende elementen gekoppeld aan hardere stukken en waagde de band zich aan een geslaagde cover van 'Maniac' van Michael Sembello. Ze sloten af met een nummer waarop naar eigen zeggen tijdens hun vorige passage op Pukkelpop (2001) tien gastgitaristen op meespeelden maar zelfs met de eigenlijke bezetting konden ze een geslaagde versie neerzetten.
Even later leidde een mondharmonica de set van Her Space Holiday in. Het was dan ook erg jammer dat tijdens het verdere verloop van het concert de effecten (viool ea.) uit een elektrisch apparaat getoverd werden en dat live de nadruk op het nagenoeg volledig analoge universum lag. En daardoor kregen bas, drums en een sporadisch gebruikte gitaar de bovenhand en kwam er van het warme geluid dat bijvoorbeeld hun laatste plaat, Young Machines, kenmerkt, weinig of niets van terecht. Het ging eerder richting Britpop en de creaties die bijvoorbeeld The Happy Mondays ooit op de mensheid loslieten. Ook de attitude van Marc Bianchi wees in die richting.
Joanna Newsom onderhield enige tijd later het publiek met haar curieuze stem. Haar begeleidingsinstrument, een harp, bespeelde ze met grote vaardigheid en hield zodoende met complexe melodieën het publiek in de ban. Nadien betrad Devendra Banhart het podium van de Chateau. Al snel deelde hij het publiek mee dat hij eraan dacht zijn naam de veranderen in 'Soulbrain' en iets later flitste het idee door zijn hoofd om toch voor 'Asshole Dungeon' te kiezen. Wat er ook van zij, zoals reeds vermeld is de locatie van de Chateau verre van ideaal en tijdens de hele set weerklonken de klanken van andere podia. Dit bracht Devendra danig uit concentratie. Nadat hij eerst geprobeerd had om op de tonen mee te headbangen en de ritmiek van zijn gitaarspel aan te passen, koos hij ervoor om na enige minuten gewoon harder te spelen. Jammer genoeg hielp dat allemaal niet en vervolgens ging hij rechtstaan om 'Roots ...' in te zetten terwijl hij zijn gitaar de hoogte inhield. Na twintig minuten hield hij het voor bekeken. Toen het volk zich al volop in beweging gezet had, verscheen hij terug op het podium. Tijdens het tweede gedeelte klonk hij plots veel experimenteler en gebruikte hij eveneens zijn stem om inhoudsloze geluiden aan zijn nummers toe te voegen. En zo speelde hij toch nog zijn toegemeten vijftig minuten vol. Verrast zei hij op het einde van zijn set dat hij toen pas voor de eerste keer zichzelf door zijn monitors kon horen en hij na zich nogmaals verontschuldigd te hebben voor de onmogelijkheid tot concentratie verliet hij het podium.
Het geschreeuw van Nick Olivieri maakte dat uw recensent bij het concert van Mondo Generator wegvluchtte doch ook The Cure meets The Rapture meet Joy Division adepten van Bloc Party wisten niet echt te overtuigen. De energie was er en de tegendraadse baslijntjes waren zeker aangenaam doch na een aantal nummers had je het wel gehoord.
Mark Lanegan stak van wal met 'Hit the City'. De vrouwelijke vocalen waren helaas niet voor PJ Harvey weggelegd maar wel voor een zangeres uit zijn entourage die zo nu en dan het podium verliet. De schaarse verlichting droeg bij tot de donkere en vooral serene sfeer waarin Lanegan zijn ziel blootlegde. Naast enkele recente nummers putte hij voornamelijk uit zijn oudere solowerk wat maakte dat er vele rustigere momenten waren. Maar steeds was het even intens en reeg Lanegans doorleefde stem de stukken aaneen. Tijdens de nummers stapte hij vaak naar het drumstel om zich daar aan drank en sigaretten tegoed te doen en de bindteksten bleven dan ook beperkt tot de strikt noodzakelijke dankwoorden. Voor de opnames van Bubblegum trommelde Lanegan een heel legertje gastmuzikanten op en het was dan ook niet verwonderlijk dat er tijdens 'Methamphetamine Blues' een aantal extra muzikanten opdoken. En zo maakten zijn oude kompaan Nick Olivieri (net zoals Lanegan ex-QOTSA) en Greg Dulli het feest compleet. Later op de avond zou Lanegan trouwens The Twilight Singers voor één nummer vervoegen en naar verluid zouden Dulli en Lanegan plannen hebben om in de nabije toekomst samen een plaat op te nemen.
Op het moment dat dEUS (foto rechtsboven) op het hoofdpodium zou verschijnen, speelde Dillinger Escape Plan op de 2nd Open Air Stage. En die bewezen naast extreem energiek en hard te zijn bovenal gevoel voor humor te hebben. Tenminste, als je op hun bindteksten mag afgaan. Zo verblijdde zanger Greg Puciato het aanwezige publiek met zinssneden zoals "Hey how many people enjoyed the Darkness today? ... They should be shot in the face with a machinegun!". Muzikaal ging het er tamelijk hectisch aan toe en de schuchtere reactie van het publiek had in de eerste plaats te maken met het feit dat het nooit echt duidelijk was wanneer de nummers daadwerkelijk gedaan was. Maar applaus was er, en terecht ook, want de energie waarmee DEP vooruit raast, is moeilijk te evenaren. De twee gitaristen, de bassist en zanger Puciato bewegen zich in sneltreintempo over het podium en de momenten dat ze zich meer dan één seconde op hetzelfde punt bevinden, kan je op één hand tellen. Ongeveer halfweg de set moest de box aan de linkerkant er bijna aan geloven. Toen één van de gitaristen er op hoge snelheid tegen sprong om er zich vervolgens tegen af te zetten, sloeg het ding aan het wankelen maar gelukkig herstelde het zich. Zelden gezien en gehoord. Muzikaal klonk het allemaal nog iets meer chaotisch dan op plaat. De band stak van wal met een aantal korte, oudere nummers die op het niveau van songstructuur eerder in de buurt van The Locust kwamen om daarna heel wat materiaal uit Miss Machine te spelen. Een wervelstorm was het, en een lust voor oog en oor.
Terwijl de Chemical Brothers op het hoofdpodium hun ding aan het doen waren had er zich al aardig veel volk verzameld in de Club alwaar Mono tegen één uur zou spelen. Rondkijkend zag je vermoeide gezichten en de algemene gedachte was dan ook unaniem. Door de afwezigheid van interessante bands had menigeen zich gedurende drie uren moeten bezighouden en het was dan ook ongehoord dat op dat eigenste moment zowel The Twilight Singers als Mono hun concert zouden beginnen. Maar toch werd het lange wachten en de keuze voor de Japanners beloond. Mono zette een adembenemende set neer die iedereen overtuigde. Toen '16.12' subtiel ingezet werd, bleek nog even dat je op een festival last kan hebben van andere podia maar al snel evolueerde Mono naar een zodanig volume dat er niets anders meer bestond. De tocht was intens en zwaar en verschillende lagen distorsie werden vakkundig over elkaar gelegd. Bombastisch maar toch verfijnd en perfect in harmonie met de ingetogen stukken waar soms zelfs de drumpartijen ingeruild werden voor xylofoonaanslagen. Langere epische stukken zoals het reeds vermelde '16.12', 'Halcyon (Beautiful Days)' en 'Lost Snow' werden afgewisseld met kortere passages waar je even op adem kon komen. En alsof dat nog niet voldoende was, sloten ze af met een zinderende versie van 'Com(?)' waarbij de basisriff minutenlang als een gebalde vuist op de Club bleef neerkomen. Adembenemend.
Hitch had de eer om zaterdag het hoofdpodium te openen en de Kortrijkzanen kweten zich behoorlijk van deze taak. Ook al kan je hun gitaargeoriënteerde muziek misschien niet echt origineel noemen, intussen hebben ze zich toch verzekerd van een plaatsje in het Belgische muzikale landschap. Hun laatste plaat, Trails Are Ablaze! klinkt dan ook tamelijk divers en krachtig. Het drietal had zich in het zwart gehuld en speelde een sterke set. Soms bediende zanger/gitarist Mich zich van West-Vlaamse bindteksten die voor het grote publiek toch niet echt verstaanbaar waren. Verder hield drummer Olivier zich ledig met het trekken van de gebruikelijke gekke bekken. 'Opposites Direct' en 'A Simple Plan' golden toch wel enigszins als hoogtepunten en ook het instrumentale 'Mount Vernon' stond er als een huis. Ja, als er één ding duidelijk was, was het wel dat Hitch de plek op het hoofdpodium verdiend had.
"Benieuwd hoe Simon en Garfunkel klinkt zonder Simon en Garfunkel?" vroeg presentator Luc Janssen zich af? Het Engelse Gravenhurst gaf het antwoord. Op hun onlangs verschenen Flashlight Seasons bewees zanger/gitarist Nick Talbot vooral zijn kwaliteiten als singer/songwriter maar live bood de voor de gelegenheid als trio spelende band uit Bristol zoveel meer. In een schaars verlichte Chateau hing de nodige nevel en de gastmuzikanten boden met een minimalistische invulling van drums en (slide)gitaar een klankenpallet waarbinnen Talbot zijn luisterliederen een donkere inkleding gaf. En zo gaf hun sfeervol concert een heel andere kijk op de band die plotsklaps met kop en schouders boven het hele legertje Britse aanhangers van the new acoustic mouvement uitstak. Gaandeweg werd er helaas een stap teruggezet en werden alle instrumenten wel op een meer traditionele manier bespeeld. Doch ook deze meer folk-gerichte nummers mochten er zijn. Op een gegeven moment dacht de band er blijkbaar aan om een cover van Barry Manilow te brengen maar gelukkig werd hiervan afgezien. In de plaats daarvan kozen ze voor het nieuwe 'Entertainment' doch dat nummer haalde jammer genoeg de vaart er nog wat meer uit door aan zo goed als aan alle vigerende conventies van bovenvermeld genre te voldoen. Doch gelukkig herpakte het drietal zich met 'Black Holes in the Sand', het titelnummer van hun in oktober te verschijnen EP op Warp Records. Het was weer even donker opgebouwd als voordien en mondde uit in een heuse climax waarin er zelfs met feedback gewerkt werd.
Nadien konden de minder nieuwsgierigen onder ons zich tegoed doen aan de concerten van The Kills en Franz Ferdinand (foto linksmidden). Bands die intussen weten hoe ze hun nummers live moeten spelen maar waar je voordien al van weet hoe het gaat klinken.
Een persoon met ronde brilglazen en bolhoed betrad het podium. Enkel zijn deels zichtbare rode hemd met witte das verraadde zijn ware afkomst. Hij trof op zijn oprit een hoop mensen aan die hij dan maar meebracht. Buren, familie of collega's waren het maar vrienden kon hij ze niet noemen. Met deze gevleugelde woorden verliet Jack White het podium en maakte zo plaats voor Blanche. Het vijftal uit Detroit speelt een vreemd soort country dat nogal mysterieus ingevuld wordt. Met hun klederdracht en songteksten zouden ze in een parallel universum zelfs kunnen doorgaan voor een familie Amerikaanse settlers uit lang vervlogen tijden. Ze bezingen zwaarwichtige begrippen als 'Trust', 'Superstition' en 'The World's Largest Crucifix'. Dit laatste gaat over een plaats in Michigan waar 's werelds grootste kruisbeeld staat en waar je in een winkeltje kleine kruisbeeldjes kan kopen. Gelukkig is er ook ruimte voor humor in de wereld van Blanche. Zo gooide de bassiste bij wijze van geste de zakdoek waarin de pedalsteel annex- melodicaspeler gehoest had. Of wat te denken van een zinsnede zoals "we're gonna handle a gospelsong because we don't wanna leave you too hyper". En vervolgens weerklonk er een zeer geslaagde adaptatie van 'Wayfaring Stranger'. Merkwaardig maar wel interessant. En trouwens één van de weinige bands die gevraagd werd een bisnummer te spelen.
Pukkelpop was het laatste concert dat Lambchop samen met het Dafo String Quartet zou spelen. Nadat hun strijkers de intro verzorgd hadden, zette Kurt Wagner en de zijnen 'My Blue Wave' in. Helaas was tijdens dit eerste nummer het omgevingsgeluid te prominent aanwezig doch door vervolgens het volume een beetje te verhogen werd dit euvel snel van de baan geholpen. Zoals steeds werd je vanaf dat moment meegezogen in de intieme sfeer die Lambchop oproept. En deze keer was het nog spannender dan tijdens hun laatste passage in de Brusselse AB. De set werd met een drietal instrumentale nummers ingekleed en het uptempo 'Nothing Adventurous Please' klonk zelfs erg hard. Afwisseling stond centraal en het niveau was constant. En gelukkig zag Tony Crowe af van het vertellen van de obligate grap. Tot slot brachten ze een wondermooie versie van 'The Book I Haven't Read'.
Op organisatorisch vlak liet één en ander soms toch te wensen over op Pukkelpop. Zo was er, volledig naar alle verwachtingen lijkt me, tamelijk veel volk geïnteresseerd in het concert van Patton & Rahzel maar gezien de Chateau maar één ingang (en dus uitgang) had, bleek dit voor problemen te zorgen. Niemand kon meer binnen en het volk bleef de tent maar uitstromen en dit zonder dat iemand een woord uitleg kon geven. Nadien bleek dat er op dat moment slechts een beperkt aantal veiligheidsmensen aanwezig waren die de stroom in- en uitgaande mensen niet in goede banen konden leiden. Ze hadden dan maar besloten om eerst iedereen buiten te laten. En zo gebeurde het dat het gros van de geïnteresseerde menigte de eerste veertig minuten buiten de tent doormaakte waar de tonen van 50 Cent (die op het hoofdpodium speelde) veel beter hoorbaar waren dan de capriolen van Patton & Rahzel. Toen iedereen eindelijk naar binnen kon, bleek de Chateau nog niet voor de helft gevuld. Laat dit een blaam zijn op het blazoen van de organisatie! Maar goed, de nieuwelingen konden nog net het laatste deel meepikken van een nummer waarop Patton wat vocale accenten aanbracht aan de ritmes die Rahzel uit zijn mond toverde. Helaas was dit veel te kort om er een goed beeld van de vormen. Patton verliet al snel het podium en Rahzel nam het even over. Hij had er geen problemen mee om met zijn kunsten het publiek op zijn hand te krijgen en bracht naast 'Seven Nation Army' nog enkele rapnummers. Het interessante hieraan was dat hij enkel zijn stem gebruikte. Op een gegeven moment slaagde hij er zelfs in om zowel beats, baslijn en het refrein tegelijkertijd te reproduceren wat uiteraard op gejuich onthaald werd. Nadien kwam Patton terug en Rahzel zei hem dat het zijn beurt was om iets te doen. "What am I supposed to do after that?" klonk het verbluft. En ja, het werd een ballad in ware Mr. Bungle-stijl met begeleiding van de human beatbox Rahzel. En zo werd het toch nog interessant. Doch helaas te kort voor een gegrond oordeel.
The Motor City 5! Begin jaren '70 verrichtten ze baanbrekend werk doch na drie jaar hielden ze het voor bekeken. Intussen hebben zanger Rob Tyner en gitarist Fred "Sonic" Smith het bijltje er voorgoed bij neergelegd en de drie overblijvende leden beslisten intussen om zich te herenigen. Ze vulden de gaten op met gastmuzikanten en zo werd MC5/DTK (Michael Davis, Dennis Thompson en Wayne Kramer) een feit. Als gastmuzikanten traden Nick Royale (The Hellacopters, gitaar en zang) Mark Arm (Mudhoney, zang), en Johnny Walker (Soledad Brothers, zang en harmonica) aan.. De eerder aangekondigde Evan Dando liet helaas verstek gaan.
Pukkelpop blijkt wel iets te hebben met legendarische reünies. Doch net zoals The Stooges die een aantal jaren aangevuld werden met Mike Watt en J. Mascis brachten MC5/DTK een sterke set die barstte van de energie. Misschien was het muzikaal niet altijd even boeiend maar energiek was het alleszins. Vermeldenswaardig is zeker de erg sterke versie van 'Shaking Street' waarbij Johnny Walker het beste van zichzelf gaf. Naast eigen nummers waagde het gezelschap zich ook aan een cover. En zo weerklonk 'I believe you my soul' van de dit jaar overleden Ray Charles (gezongen door Mark Arm).
Na vele jaren nog eens een afsluiter op het hoofdpodium die het waard was om Pukkelpop, dat ooit toch de status van een alternatief festival had, af te sluiten. En die rol was weggelegd voor The White Stripes. Gezien ze vorig jaar België niet aandeden keek een goed gevulde weide halsreikend uit naar hun komst. Rond twintig voor twaalf was het dan zover. Jack en Meg White betraden in hun favoriete kleuren het podium en begonnen aan hun tocht doorheen de vuige wereld van de garagerock. De show die ze met hun twee neerzetten was op zijn minst knap en stijlvol te noemen en ook het feit dat ze niet resoluut voor hun grootste hits kozen pleit voor hen. Naast 'Jolene', 'Hotel Yorba' en een rits nummers uit Elephant speelden ze voornamelijk nieuw materiaal, of eerder losse ideeën die ze op een rudimentaire manier aan elkaar koppelden. Een enkele keer bespeelde Jack White keyboards doch meestal was hij in een gevecht met zijn gitaar gewikkeld. Puur, rauw en energiek. Ongepolijste solo's weerklonken en het werd al snel duidelijk dat The White Stripes nog steeds naar hun wortels teruggrijpen. Hitgevoeligheid bleek verworden te zijn tot een begrip dat intussen volledig uit het wit/rood/zwarte universum verbannen was. Van lef gesproken! Plots verlieten ze het podium om nadien onder luid gejuich dat ene hitje in te zetten dat hen vorig jaar zo bekend maakte. En na 'Seven Nation Army' verdwenen ze in de nacht.
http://www.kindamuzik.net/live/pukkelpop/pukkelpop-2004/6991/
Meer Pukkelpop op KindaMuzik: http://www.kindamuzik.net/artiest/pukkelpop
Deel dit artikel: