Onze laatste liverecensie.
Onze laatste albumrecensie.
Ons laatste interview.
Onze laatste video.
Op het affiche van de tweede London Callingdag staan twee grote namen uit de indiewereld die al een tijd meegaan: Spoon en Sebadoh. Met name Spoon trekt veel dagjesmensen, zodat het bomvol is in Paradiso. Maar de bezoekers komen niet alleen voor Spoon, ook op het gebied van onbekend talent gebeurt er genoeg op de tweede festivaldag. Op de eerste dag domineerde gitaarrock de Amsterdamse poptempel, maar op de zaterdag is er toch wat meer muzikale verscheidenheid, met electropop, psychedelica en zelfs hitparadepop - of is dat laatste vloeken in de kerk?
Het Britse muziekblad NME gaf de psychedelische rockband Coves [bovenste foto] uit Midden-Engeland onlangs een negen voor debuutplaat Soft Friday. Nu strooit de Britse pers graag met complimenten richting bands uit eigen land, maar een negen is alsnog een behoorlijk hoog cijfer. Rest de vraag: is het wat, dat Soft Friday? Best een prima psychedelische, jarenzestig-achtige plaat, maar geen groots rockstatement waar we het over pak 'm beet tien jaar nog over zullen hebben.
Hetzelfde geldt eigenlijk ook voor het optreden van de band in de bovenzaal van Paradiso, waar Coves de tweede festivaldag opent. De fuzzy psychedelica, die zich nog het best laat omschrijven als The Primitives op lsd, maakt live gebruik van alle clichés - mogen we het zo noemen? - van het genre: echo over de microfoon, een tamboerijn, 'Just Like Honey'-drums en donkere gitaren. Soms pakt dat goed uit, zoals bij het indrukwekkende 'No Ladder' en terechte indiehit 'Cast a Shadow', maar nummers als 'Beatings' en 'Wake Up' doen song-technisch helaas denken aan The Naked and Famous op een slechte dag. Beck Wood manifesteert zich met haar donkere gewaad en zweverige handgebaren als de nieuwe Florence Welch en doet dat best overtuigend. Om dan maar in NME-termen te spreken: een zeven voor dit concert. (JL)
London Calling staat bekend als showcasefestival voor jong opkomend talent. Het is dus vrij merkwaardig te noemen dat Sebadoh de opener van de grote zaal is op de zaterdagavond. De band gaat immers alweer achtentwintig jaar mee en vergaarde in de jaren negentig cultstatus als een van de vaandeldragers van lofi-indierock. Juist ja, het gros van de overige artiesten op het festival zat toen nog in de luiers en had de rammelaar nog niet ingewisseld voor de gitaar. De heren uit Massachusetts namen na het verschijnen van The Sebadoh in 1999 een riante break van veertien jaar, om een jaar geleden plotseling terug te keren met Defend Yourself. Het zijn echter vooral oude klassiekers van Bakesale die het drietal vanavond op tafel gooit.
Dat begint al met de fraaie door Dinosaur Jr.-bassist Lou Barlow gezongen openers 'Magnet's Coil' en 'Skull', waarbij de zang overigens niet altijd even goed afgesteld staat. Of het komt doordat de weelderige haardos van Barlow zijn stem belemmert, want na een lange stilte waarin de mannen de instrumenten stemmen blijkt dat de andere songschrijver van de band, Jason Loewenstein, beter verstaanbaar is. In tegenstelling tot de wat rustiger zingende Barlow zit er pit in de zang van Loewenstein, zoals duidelijk wordt tijdens de rafelige rocker 'Careful'. Barlow is dan weer bedrevener op de bas dan Loewenstein (de microfoonwissel gaat gepaard met een instrumentenswitch) en zijn door vingeracrobatiek voortgedreven baslijnen doen niet onder voor de vele korte maar krachtige gitaarriffjes. Exploderen doet de show nergens, maar het publiek is zo vroeg op de avond ook nog wat slaperig - of alcoholloos. De echte fans pik je er zo uit, want die zingen alle teksten uitvoerig mee. Het overgrote deel van de bezoekers bestaat echter uit mensen die onbekend zijn met de voormalige grootheden en zij zijn getuige van een prima optreden zonder al te scherpe randjes. (TL)
Het Californische viertal Fever the Ghost laat in de bovenzaal van Paradiso een geluid horen dat op London Calling doorgaans onderbelicht blijft: experimentele psychpop. De liedjes van Coves, eerder deze avond, zijn in vergelijking met de avant-garde van Fever the Ghost bovendien pop tunes. Fever the Ghost brengt op London Calling een show vol vervreemdende elementen en dat begint al bij de aankleding: zanger Casper Indrizzo komt op in een soort heksenjas met gezichtsbedekkende cape en roept meteen herinneringen op aan Peter Gabriels liveperformances ten tijde van de vroege Genesis. Als na een paar nummers zijn cape uitgaat - het is heet in de bovenzaal - verschuift de blik automatisch naar zijn blauwgeverfde suikerspinnenkapsel.
Muzikaal is het één groot spektakel: de synthesizerpsychpop zit vol abrupte wendingen, zoals we die kennen van een band als Animal Collective. Indrizzo vervormt zijn stem op allerlei manieren - zelfs als hij de zaal toespreekt - en de nummers eindigen steevast in overstuurde noise-experimenten. Fever the Ghost is MGMT, maar dan alleen het experimentele werk. De gitaren en het orgel voegen er tot slot een bluesmuur aan toe, die opvallend genoeg nog blijft staan ook tussen alle synthesizers. Het concert is spectaculair, maar alleen voor wie tegen zoveel geëxperimenteer kan. Dat komt neer op een groepje diehards vooraan, de geluidsman en o ja, het barpersoneel natuurlijk. Met andere woorden: Fever the Ghost speelt de zaal vakkundig leeg. Gewoonlijk een doodzonde, maar in dit geval geldt dat op de experimentele muziek van het viertal weinig valt af te dwingen. (JL)
De electropopband Nimmo and the Gauntletts mag zich vervolgens in de bovenzaal aan het Nederlandse publiek bewijzen. Het Londense vijftal staat onder leiding van Sarah Nimmo, een zangeres die met haar kortgeknipte, rode kapsel en bleke huid als twee druppels water lijkt op La Roux. Wanneer ze begint te zingen, blijft van die vergelijking echter weinig over. Nimmo heeft een zeer poppy manier van zingen en geeft de muziek van de Londenaren daarom een - waarschijnlijk onbedoelde - Adele-achtige tint. Deze catchy manier van zingen verklaart hoogstwaarschijnlijk waarom platenlabel Colombia de band onder zijn hoede heeft genomen.
Qua muzikale aankleding kan de band echter niet verder verwijderd zijn van de muziek van Adele. Nimmo and the Gauntletts brengen dansnummers die ondersteund worden door een strakke ravebeat en synths. De fluorescerende trainingspakken en glowsticks ontbreken er nog maar net aan, maar het is duidelijk dat Nimmo and the Gauntletts de nodige inspiratie putten uit de jaren negentig. Het dreigt bij vlagen wel wat plat te worden en de band kan nog wel wat meer sterke songs gebruiken die zonder rave-omlijsting zouden blijven staan. Maar toch: ook enthousiasme is wat waard. De tweede frontvrouw, Reva Gauntlett, beweegt alsof ze op de dansvloer staat bij Awakenings. Wanneer ze het publiek aanmoedigt te klappen, komt dat bovendien niet eens over als een irritante podiumtruc. Al met al een geslaagd optreden van een band die het in zich heeft om de bovenzaal van Paradiso snel te ontgroeien. (JL)
Dan is het tijd voor de grote publiekstrekker van deze editie. De Amerikaanse indieband Spoon mag hier dan niet zo bekend zijn als in het thuisland, uit het enthousiasme waarmee elk nummer wordt ontvangen blijkt dat velen toch wel bekend zijn met het oeuvre van de Texanen. Dit oeuvre omspant inmiddels zo'n twintig jaar en is onlangs aangevuld met het erg goed ontvangen They Want My Soul, een strak geproduceerd album dat bomvol staat met perfecte popsongs.
Veel hiervan passeren vanavond de revue in wat rauwere versies. Zoals in 'Knock Knock Knock', waarin het gemis van het aanstekelijke fluitje gecompenseerd wordt door extra zware gitaaruitbarstingen. Of het sfeervolle 'Rainy Taxi', dat door Eric Harvey wordt bekroond met een uitbundige keyboardsolo. Spoon heeft door de raspende strot van zanger Britt Daniel een eigen geluid, al valt af en toe duidelijk te horen dat de band goed heeft geluisterd naar de klassiekers. 'Got Nuffin' kent een typische, schelle Joy Division-gitaar en met het erg pakkende 'Rent I Pay' steekt Spoon The Rolling Stones succesvol naar de kroon. Het broeierige 'Small Stakes' lijkt qua orgelklanken en zang ietwat op The Doors en naar verluidt heeft de band zich voor het hiphop-achtige 'Inside Out' laten inspireren door niemand minder dan Dr. Dre. De geroutineerde machine die Spoon heet komt energiek en vrolijk over en troeft alle acts van de afgelopen twee dagen ruimschoots af door moeiteloos met aanstekelijke deuntjes te strooien. Niet voor niets lopen de Amerikaanse muziekblaadjes- en blogs al decennia weg met Spoon. Gaat Nederland nu dan ook eindelijk eens veroverd worden door deze sympathieke Amerikanen? (TL)
Deze editie van London Calling heeft haar sterkere en minder sterke kanten. Enerzijds durft de organisatie het aan om meer alternatieve namen te boeken dan de vorige keer. Mainstreamacts als The Neighbourhood en Folly and the Hunter blijven ons ditmaal bespaard en daarvoor in de plaats zijn meer rockbands geboekt. Het rockaffiche is aardig geslaagd en met bands als Gengahr en The Amazing Snakeheads brengt de organisatie enkele terechte Britse hypes naar Amsterdam. Toch ontbreekt het aan iets meer onderscheidende rockoptredens tijdens deze editie, waarop de meeste gitaarbands garant staan voor harde, snelle gitaarmuziek. De Britpopanthems van een band als DMA's waren in dat kader bijvoorbeeld een welkome afwisseling op de eerste dag. En de hooliganoutfits ook, trouwens.
Daarnaast poogt het festival door de al lang opererende bands Spoon en Sebadoh te boeken wel erg opzichtig dagjesmensen te trekken, waardoor de vraag rijst wie er nu precies voor het festival komt en wie het kaartje puur heeft gekocht voor Spoon. London Calling is niet voor niets een showcasefestival, bedoeld om nieuwe namen te ontdekken. Zoals Spoon in feite zelf al zingt: een festival voor the underdog. (JL)
http://www.kindamuzik.net/live/london-calling-festival/london-calling-zaterdag-5094/25442/
Meer London Calling Festival op KindaMuzik: http://www.kindamuzik.net/artiest/london-calling-festival
Deel dit artikel: