Onze laatste liverecensie.
Onze laatste albumrecensie.
Ons laatste interview.
Onze laatste video.
Het is een cliché aan het worden maar opnieuw zorgt (K-RAA-K)³ voor een festival dat nieuw en legendarisch op een indrukwekkende manier weet te combineren. Het affiche van de 2006-editie van het almaar in aanzien groeiende festival was ook weer om je vingers bij op te eten. Weinig woorden maar dubbel zoveel daden, dus laten we maar gelijk van start gaan.
LSD March mag klokslag twee uur het festival openen en doet dit met veel bravoure. De furie van de drie Japanners slaat in als een bom. Twee heren leveren strijd met hun gitaar terwijl een derde als een bezetene zijn drumstel aan het geselen is. Even later valt het wat in de plooi en trekt LSD March de ene riff na de andere op, geïnspireerd door surfmelodieën en minimaal ingevulde krautrockpatronen. Ondanks het vroege uur krijgt LSD March het volk volledig mee. Tegen het einde gaan de gitaren weer helemaal loos, en wordt het weer even hectisch als voordien. LSD March is bijgevolg de ideale toonzetter voor een ruim tien uur durende muzikale luistertrip. (HvdL)
In tegenstelling tot LSD March kiest Wooden Wand and The Vanishing Voice [foto] voor een geleidelijke opbouw die langzaamaan meer nuances en details prijsgeeft. Bandleider James Toth (Wooden Wand) plaatst zich met zijn gitaar kalm en rustig heen en weer wiegend aan de zijlijn en vertrouwt vooral op de kracht van het collectief. Na een twintig minuten durende psychedelische groove is het vooral het kleurrijke ‘The Flood’ van het gelijknamige album dat lichte kippenvelreflexen veroorzaakt. De twee stemmen vullen elkaars tekortkomingen perfect op en met de additie van Espers drummer Otto Hauser klinkt de apocalyptische ballade voller en intenser dan ooit. Een mooie afsluiter van een set die misschien nog íets gevarieerder had kunnen zijn. (JH)
De vriendelijke man die even later volledig yin en yang met zijn gitaar op het podium in de main hall zit is Sir Richard Bishop [foto]. Samen met Jack Rose misschien wel de enige legitieme erfgenaam van John Fahey’s legendarische fingerpickin’ gitaarstijl. Het is niet makkelijk om met slechts één gitaar een publiek van tweehonderd man te amuseren, maar Bishops creatieve stijlen-mix dwingt gewoon respect af. Of je de muziek saai vindt of niet, eentonig wordt het nergens. Elektrische folkritmes en jazz-melodieën worden klakkeloos in elkaar gehaakt en terwijl Bishop slechts wat beleefde 'thank you's' laat horen staat een deel van de zaal aan de grond genageld van pure bewondering. (JH)
My Cat Is An Alien zorgt even later voor een drone-set die met een knipoog naar sci-fi op de rand tussen kunst en kitsch balanceert. Vooral wanneer een van de broers Opalio zijn twee met lichteffecten versierde speelgoedgeweren kruist en als een fenix voor het publiek gaat staan. Met twee gitaren, een drumstel, wat losliggende cymbalen, een speelgoedmegafoon en kralenkettingen weten ze bij vlagen te fascineren maar het geheel kent uiteindelijk te weinig stekels om dit optreden tot een van de hoogtepunten te maken. (JH)
De als een typische Amerikaanse toerist uitziende man in rood trainingspack, met gouden oorbellen en vettig krullenkapsel is Scott Foust, directeur-generaal van Idea Fire Company. Zijn bevreemdende uiterlijk op deze dag staat in schril contrast met de op elektronische drones gebaseerde klankenwereld van het trio. Samples, langgerekte feedbackstromingen en bewerkte gitaren en synthesizers vormen een lange golf van drones die slechts worden onderbroken door Fousts korte aankondigingen.Toch geldt ook hier weer dat er te weinig wordt gelet op details, en dit optreden weet uiteindelijk een stuk minder te boeien dan bijvoorbeeld de lo-fi postblues die Ignatz hierna neerzet. (JH)
Als je redelijk klein bent en zittend je instrument bewerkt dan is het slim voor wat extra's te zorgen dat de aandacht van de achterste rijen ook vast kan houden. Bram Devens, oftewel Ignatz [foto], zorgt daar dan ook voor met simpele, repeterende, zwartwit-tekeningen. Het gebeurt niet vaak in de soms oh zo serieuze experimentele muziekwereld, maar dit laat zien dat, mits goed aangepakt, beeld juist iets kan bijdragen aan de ervaring. De dissonante post-blues die Devens brengt en voorziet van noisy stroomstootjes vormt zo het skelet van waar het (K-RAA-K)³-festival deze keer voor staat: folk, drones en grooves. (JH)
Meteen na Ignatz’ laatste akkoord betreedt C. Spencer Yeh, enig constant lid van Burning Star Core, het podium. De twijfel die even bestond of Yeh het intense drone-universum van zijn albums ook in zijn eentje waar kan maken maakt plaats voor ontzag wanneer hij knielend zijn viool begint te, tja... bespelen? 'Mishandelen' is misschien een beter woord, want de geluiden die Yeh van zijn snaren laat komen gieren en brommen in plaats van zalven en troosten. Onrustig geschraap dat heel diep gaat. Yeh werkt keurig zijn paradepaardjes af, en na de viool zijn de effectendoosjes aan de beurt waarmee hij vervolgens je huidige notie van het begrip 'hard' volledig aan diggelen droned. Het volume waarmee hij zijn drones loslaat is haast buitenaards, wat de bandnaam dan weer goed past. Yehs laatste troef is zijn stemkunst: met twee microfoons voor zijn neus perst hij na elke slok adem een variatie aan vocale kunstjes van zijn lippen. Een wonderlijke ervaring waarvan het publiek geen genoeg kan krijgen, zoals ook Yeh merkt als hij enigszins verwilderd de zaal in staart. Dan past nog maar één ding: er nog een schepje bovenop gooien, wat hij dan ook doet. Een absoluut hoogtepunt van de dag. (JH)
Het zeskoppige Pharaoh Overlord [foto] is het geesteskind van Jussi Lehtisalo, labelbaas van Ektro en stichtend lid van ondermeer Circle en Ektroverde. Met Pharaoh Overlord maakt hij minimale psychedelische muziek, zonder daarbij op de gekende schema’s terug te vallen. Op het (K-RAA-K)³ Festival concentreert de band zich op twee massieve riffs die met de nodige aandacht uitgewerkt worden. De drie gitaren brengen subtiele nuances aan die elkaar versterken, en zo welt de geluidsmuur aan zonder dat die tot ontploffing gebracht wordt. Dit spanningsveld is werkelijk uniek en bijzonder meeslepend. Dat geldt eveneens voor ‘Skyline’, een nummer dat eerder ook al deel uitmaakte van hun live-plaat Battle Of The Axehammer. En die titel geeft goed aan hoe verpletterend een concert van hen overkomt. Pharaoh Overlord zet dan ook met stip een van de hoogtepunten van het festival neer. (HvdL)
Terwijl tuba-speler Oren Marshall nog wat heuse drum'n'bass patronen uit zijn tuba blaast is Espers in de main hall bezig met de soundcheck. Geen eenvoudige opgaaf, zo blijkt, want het perfectionistische gezelschap onder aanvoering van de erg jong uitziende Nick Drake adept Greg Weeks doet er behoorlijk lang over. Iets dat alweer vergeten is wanneer de groep hun magistrale set begint en hun serene folk onze trommelvliezen bereikt. Zalvend is het juiste woord. De concentratie van zangeres Meg Baird, de troostende cello-klanken, Brooke Sietinsons die met haar dromerige blik precies de essentie van Espers weet te vangen en de feilloze ruggegraat die drummer Otto Hauser verzorgde – ze blijven fier overeind ondanks de soundcheckprobleempjes. Met name de cover van Durutti Columns ‘Tomorrow’ is kippenvel-opwekkend en het voorproefje van het nieuwe album dat in mei verschijnt, ‘Mansfield ans Cyclops’, belooft niks dan goeds uit het Espers kamp. De bonkende koppijn die me eerder in zijn macht had verdween als sneeuw voor de zon. (JH)
Maar het hoogtepunt voor jazz-fanaten is ongetwijfeld het duo-optreden van contra-bassist Henry Grimes en zangeres Patty Waters [foto]. Grimes als de verloren zoon van jazz; ruim dertig jaar verbleef hij volkomen anoniem in een hotel na met illustere namen als Sonny Rollins en Benny Goodman te hebben samengewerkt. Er werd zelfs al vanuit gegaan dat de man overleden was, totdat hij in 2001 weer springlevend opdook. Een journalist had hem ontdekt en nadat William Parker hem een bas gedoneerd had ging het balletje weer rollen. Dat hij nu in Hasselt staat is dus een absoluut unicum. Ruim veertig minuten speelt hij een geïmproviseerde bassolo, volledig geconcentreerd op zijn bassnaren, met Waters aan zijn zijde. Waters’ bijdrage blijft lang uit, zelfs zolang dat er geruchten gaan dat we hier niet met Waters van doen hebben maar met een stalker. Uiteindelijk gaan haar lippen dan toch van elkaar en weet ook zij haar status waar te maken. Van lichte piano-jazz-vocalen schuifelend naar avant-gardistische stemkunsten. (JH)
Met Borbetomagus sluit ook dit jaar weer een levende legende het festival af. Het New Yorkse trio houdt zich al sinds het begin van de jaren tachtig ledig met krachtige freejazz. Met twee saxofoons, gitaar en distortie smeden de grijzende heren explosieve nummers die het midden houden tussen jazz en noise. Saxofonisten Jim Sauter en Don Dietrich gaan als bezetenen tekeer, verwikkeld in een onderling sonisch gevecht. Maar toch komen de schijnbaar dissonante elementen samen tot een massieve brok energie waar de intensiteit vanaf druipt. Borbetomagus klinkt nog altijd als een goed geoliede machine waar de jongere generatie een voorbeeld aan kan nemen. (HvdL)
// Fotografie: Ronny Wertelaers
http://www.kindamuzik.net/live/k-raa-k/k-raa-k-festival-12178/12178/
Meer (K-RAA-K)³ op KindaMuzik: http://www.kindamuzik.net/artiest/k-raa-k
Deel dit artikel: