Onze laatste liverecensie.
Onze laatste albumrecensie.
Ons laatste interview.
Onze laatste video.
We zullen het niemand kwalijk nemen wanneer ze smalend praten over The Human League in termen van ‘een bende janetten’ (flikkers) en ‘foute discopop’. Er wordt vaak vergeten hoe ongelofelijk revolutionair de League eind jaren ’70 wel was toen ze, gefascineerd door het pionierswerk van Kraftwerk, een popplaat (Reproduction) uitbracht die uitsluitend gemaakt was met synthesizers en drumcomputers. Onbegrip en hoongelach waren hun deel, maar toen frontman Philip Oakey in 1981 uitpakte met een volledig herdachte band en het meesterlijke Dare moesten vriend en vijand wel erkennen dat dit een sleutelmoment was in de muziekgeschiedenis. De plaat lag mede aan de basis van de moderne pop- en dansmuziek en The Human League spuwde doorheen heel de jaren ’80 nog meer perfecte electropop. Een meesterwerk als Dare zouden ze echter niet meer maken.
Blijkbaar ontsnapt ook zij in deze van nostalgie zwangere tijden niet aan het fenomeen van oude bands die maar niet van ophouden weten. Van ons kreeg ze het voordeel van de twijfel, want in tegenstelling tot vele anderen treedt de League nog wel steeds op in haar originele bezetting. Compleet in harmonie met de muziek waren ook de kleren en het podium strak gestileerd. Dat podium leek nog het meest op een met synthesizers beklede tandartsenbehandelkamer met een vormgeving geïnspireerd op ‘2001: A Space Odyssey’. Oakey en zijn twee backing zangeressen trachtten daarin met zoveel mogelijk stijl te verkopen dat ze ook vandaag nog iets betekenen. Ze waren trouwens opvallend goed bij stem en ‘Love Action’, ‘Mirror Man’, ‘The Sound of the Crowd’ kregen stuk voor stuk een uitvoering die onberispelijk te noemen was. Bij ‘Fascination’ en eerste afsluiter ‘Don’t You Want Me’ was zelfs sprake van enige feestvreugde bij het publiek - niet vanzelfsprekend in een qua uitstraling wat verkeerd gekozen zaal die bovendien verre van vol zat.
Er was doorheen de vanzelfsprekende hits ook plaats voor de nodige solo’s: Susan Sulley (de blonde en duidelijk ook beste zangeres) zong een nogal makke versie van ‘Dub Be Good To Me’ over een veel te eentonige electroloungebeat, terwijl Oakey zijn best deed om het door Jarvis Cocker geschreven ‘The First Man in Space’ een zeker je ne sais quoi mee te geven maar daarin, weeral door de te kale muzikale invulling, jammerlijk faalde.
Dan waren wij veel meer onder de indruk van het eerste bisnummer ‘Being Boiled’. Hier werkte de spaarzame orkestratie wel: dreigend, donker, indrukwekkend groots zelfs, met een strak in het maatpak zittende Oakey die met zijn diepste stem een hoop nonsens declameerde alsof het groots proza was dat tot dissertaties uitnodigde. Tijdloos en essentieel, maar niet de hele set was van dit niveau.
Lag het aan de net iets te overdonderende discotheekdrums, de verre van ideale zaal, de verkeerde kebabschotel van de avond voordien, of aan het feit dat we nu in 2005 leven, we kunnen u er geen uitsluitsel over geven. Maar de Human League liet ons, ondanks een orgie aan briljante pophits en een uitstekende uitvoering ervan, al bij al vrij onbewogen. Maar weet u, het wordt stilaan weer zomer, en mogen we daarom ook mild zijn in ons oordeel en gewoon besluiten dat het allemaal zo slecht niet was? En kunnen we nu, vijftien jaar na dato, de jaren ’80 stilaan beginnen af te sluiten, ja?
http://www.kindamuzik.net/live/human-league/the-human-league-les-nuits-botanique/9593/
Meer Human League op KindaMuzik: http://www.kindamuzik.net/artiest/human-league
Deel dit artikel: