Onze laatste liverecensie.
Onze laatste albumrecensie.
Ons laatste interview.
Onze laatste video.
De bedoeling was om inzicht te krijgen. Want het is onbegrijpelijk. Maar het begrip bleef uit en dus is er nog steeds alleen het empirisch vastgestelde: Arctic Monkeys is de band met het bestverkopende debuutalbum in de Britse geschiedenis. Van Whatever People Say I Am, That’s What I’m Not werden meer exemplaren verkocht dan van de rest van de album top twintig bij elkaar opgeteld.
Nou is het ook een leuke plaat. Cultuurpessimistische tirades over de dood van de creativiteit en het gebrek aan verlangen naar iets nieuws zijn aan mij niet besteed. De combinatie van schrapende gitaren, roffelende drums en een snerende zanger die zich in drie minuten al start-stopriffend een weg door een liedje banen, vormt zelfs een van mijn lievelingsrecepten. Arctic Monkeys voegen daar wel meer pop aan toe dan mijn favoriete Amerikaanse en Scandinavische bands. Daarvoor blijven het toch Britten.
Persoonlijk had ik Whatever People Say I Am, That’s What I’m Not beter gevonden zonder nummers als ‘Mardy Bum’ en ‘A Certain Romance’, maar ik zie ook wel in dat in ieder geval een gedeelte van de populariteit en het succes van de poolaapjes voortkomt uit hun oor voor de pakkende melodie. Maar dat hebben er wel meer en die verkopen geen 365.000 platen in een paar weken. Verder onderzoek was nodig om het fenomeen ‘Arctic Monkeys’ te kunnen doorgronden. Het uitverkochte concert in de Melkweg bood daartoe een uitgelezen mogelijkheid.
De eerste verrassing bij het betreden – of beter gezegd: binnenworstelen – van de afgeladen Max is het publiek. Dat is namelijk precies hetzelfde als bij andere rockconcerten. Veel Strokes-T-shirts en Lowlands-polsbandjes, mannen duidelijk in de meerderheid ten opzichte van vrouwen en een gemiddelde leeftijd die een stukje boven die van de band ligt. Arctic Monkeys is niet een band die zijn succes dankt aan het teruglokken van de jeugd van urban naar rock.
Gem, toch een beetje de Nederlandse Arctic Monkeys, mag openen. Dat gaat ze niet heel erg goed af. Podiumbeest Maurits Westerik lijkt nogal te schrikken van de massale belangstelling en staat het grootste deel van het concert vrijwel stil. De band brengt de nummers van de nieuwe plaat Escapades ook nog eens met weinig souplesse. Pas bij afsluiter ‘Lose the Booze’ gaan de remmen los en komt het energieke Gem van de vele clubshows tevoorschijn, inclusief Westeriks microfoonlassozwaaien.
Het ombouwen duurt vrij lang; Arctic Monkeys heeft nu al van die dikke professionele roadies die er vijf minuten voor nodig hebben om een microfoon in zijn standaard te stoppen. De DJ van dienst draait ondertussen vooral hiphop.
De gehypten hebben precies de ongezonde bleekneuzenuitstraling die verplicht lijkt te zijn voor een muziekcarrière aan de overkant van het Kanaal. Bassist Andy Nicholson is daarbij de in voetbalshirt gehulde weekvlezige dikkerd, tv-dinners etend opgegroeid tussen een kettingrokende vader en moeder. Zijn gebrek aan rocksteruiterlijk compenseert hij met volume. De basgitaar staat afgesteld op standje ‘vullingen los’.
Sowieso blijkt Arctic Monkeys live aan de ruige kant. Drummer Matt Helders luistert zo te horen wel eens naar een Led Zeppelin-plaatje. Het spel van de ritmetandem Nicholson/Helders roept meer associaties op met Detroit dan met Sheffield. Met de overige bands uit de huidige Britse golf, zoals Franz Ferdinand, Kaiser Chiefs en Maxïmo Park, heeft dit geweld weinig te maken.
Het accent van gitarist Alex Turner past wel weer heel erg in die traditie. Bij zijn (schijnbaar grappige) aankondigingen lacht ongeveer een kwart van het publiek. Dat zijn de Britten. De Nederlandse toeschouwers zijn op dat moment nog druk bezig met het decoderen van Turners accent. De uit het thuisland meegebrachte toeschouwers zingen ook alles keihard mee. Het zal vertekenen, want het zijn de fanatiekste fans die een band volgen tot in het buitenland, maar het zegt toch iets over de cultus die er in recordtijd in Engeland is ontstaan rond de band.
Het concert is verder prima. Ondanks de belachelijk harde bas zijn de gitaren en zang goed te horen. Er wordt lekker strak gespeeld en alle hits plus een nieuw nummer komen voorbij. De podiumact is het zwakke punt; Turner heeft een redelijk vlotte (maar dus niet altijd even goed verstaanbare) babbel tussen de nummers door, maar beweegt niet al te veel. De rest van de band staat al helemaal als aan de grond genageld. Vooral tweede gitarist Jamie Cook is erg gehecht aan zijn plek in een hoekje van het podium.
Na afloop overheerst toch vooral het gevoel 'was dit het nou?' De algemene consensus is toch dat wat we net gezien hebben een goed concert was van een leuke nieuwe band. Maar toch zeker geen openbaring.
De enige verklaring die nog rest, is de wet van het schoolplein. Daar was het altijd ineens knikkertijd of touwtjespringtijd. En dat kon zich dan over de hele stad en zelfs het hele land uitbreiden. Dan was er plotseling een gigantische jojorage. Iedereen die toen een jojo had, zonder eigenlijk zelf te weten waarom, heeft nu een exemplaar van Whatever People Say I Am, That’s What I’m Not. Is dat erg? Ach, de jojo is een eeuwenoud stuk speelgoed dat ook zonder rage recht van bestaan heeft.
http://www.kindamuzik.net/live/arctic-monkeys/arctic-monkeys-gem/12116/
Meer Arctic Monkeys op KindaMuzik: http://www.kindamuzik.net/artiest/arctic-monkeys
Deel dit artikel: