Onze laatste liverecensie.
Onze laatste albumrecensie.
Ons laatste interview.
Onze laatste video.
Helemaal overwerkt waren ze vorig jaar. "En tot overmaat van ramp brak ik een paar tenen," zegt Auerbach vanuit Akron, Ohio. "Niks heroïsch. Geen capriolen bij een optreden. Gewoon een stom ongeluk." Helaas moesten concerten in Nederland worden afgelast. Net nu we er hier eindelijk klaar voor waren. Debuutplaat The Big Come Up uit 2002 was in Europa niet uitgekomen. Maar een deal met Fat Possum en Epitaph bracht Thickfreakness wel in de schappen van de platenwinkels alhier. De woeste en ruw opgenomen bluesrock van het tweetal sloeg in als een bom. Opvolger Rubber Factory is naar verluidt minstens zo energiek.
Vooruitgang
"Ik zie er erg naar uit om naar Europa te komen en een aantal steden te zien," zegt Auerbach nadat hij de mensen bij hem in de kamer tot rust heeft gemaand. "Ik ben trots op onze nieuwe plaat. Ons samenspel is vooruitgegaan en de songs zijn beter. Denk niet dat onze sound cleaner is geworden! Strakker, dat wel. En een beetje experimenteler, met meer instrumenten. Voor het eerst gebruiken we akoestische gitaren. We leggen onszelf geen beperkingen op, maar houden het wel zo eenvoudig mogelijk." De progressie die de band doormaakt noemt Auerbach een geleidelijk proces. "Het feit dat we nu van onze muziek kunnen leven, is al een hele stap voorwaarts. Het shockeert ons nog steeds, dat we nu betaald worden voor wat we doen."
Fat Possum
Twee jaar geleden legden de twee vrienden, type eeuwige studenten zonder papieren, hun shitty jobs neer. Ze bouwden een eigen opnameruimte en namen in korte tijd The Big Come Up op. Rolling Stone pikte de plaat op en gooide er vier sterren tegenaan. Na een intensieve tour langs kleinere clubs door de VS streek de band begin 2003 weer in Akron neer. In een halve dag tijd stond Thickfreakness op de band. Een plaat die fantastisch past in de Fat Possum-stal, tussen al die ouwe bluesknakkers die net zo rudimentair klinken als ze in werkelijkheid live spelen. "Er gaat zoveel mis op platen van 'herontdekte' bluesmusici. Vaak zet men die ouwe knarren voor een stel gelikte studiomuzikanten, of wordt hen een akoestische gitaar in de hand gedrukt als ze normaal altijd elektrisch spelen. Dat soort shit komt bij Fat Possum niet voor. Zoals Matthew Johnson (baas van Fat Possum - RB) T-Model Ford aantrof, zo heeft hij hem opgenomen. Oké, niet alles van Fat Possum is goed, die remix-albums laten me koud."
Total crap
Hoewel Auerbach erop staat dat The Black Keys een rock-'n-rollband is, is zijn obsessie voor de blues een onvermijdelijk onderwerp. Neem alleen de Junior Kimbrough-covers op de eerste twee platen. Auerbach: "Patrick is niet beïnvloed door de blues. Ik ben de bluesman van ons tweeën. Op Rubber Factory staat behalve een cover van de Kinks ook een bewerking van een song van Robert Pete Williams. Een unieke stijl had die vent. Volgde geen enkel voorbeeld en is niet te kopiëren. We gebruiken zijn tekst en variëren op zijn melodie." Maar net als bij countrymuziek is voorzichtigheid geboden bij de blues. Auerbach: "Wat voor blues doorgaat is meestal total crap. Hooguit tien procent van de blues is interessant."
Memphis
Het is een misverstand dat de lawaaimakers uit Akron per se voor de harde, overstuurde blues gaan zoals die bijvoorbeeld eind jaren vijftig door lieden als Magic Sam en Otis Rush in Chicago werd gemaakt. Auerbach: "Magic Sam vind ik lang niet zo heavy als de lui die begin jaren vijftig in Memphis hun versterkers openzetten en wild tekeer gingen. Doctor Ross, Joe Hill Louis bijvoorbeeld. En Howlin Wolf. Dat vroege werk op SUN is meer mijn ding. Zij bespeelden de elektrische gitaar gewoon met hun vingers, niet met plectrums. Ik luister ook veel naar wat er allemaal door de Library of Congress is vastgelegd. Kokomo Arnold, Son House, Skip James. Moeilijk uit te leggen waarom. Het gevoel in die muziek komt op mij eerlijker over. Rauw en recht voor zijn raap."
Piano
Dan Auerbach grinnikt als hij de vraag krijgt voorgelegd of hij lekker in zijn blanke vel steekt. "Een zekere romantische hang naar leven en muziek van de zwarte mens is mij niet geheel vreemd. Maar de culturele scheiding tussen zwart en wit is een uitvinding van platenmaatschappijen. Zwarten in het zuiden luisterden en luisteren net zo goed naar country and western. Die scheiding en die classificatie is een blank bedenksel. Whites fuck up in the US, haha." In de bandnaam Black Keys schuilt geen romantische identificatie met de Afro-Amerikanen. Auerbach: "In Akron liep altijd een schizofrene man over straat. Als hij problemen had met mensen, dan schold hij ze uit voor Black Keys. Naar de zwarte toetsen op de piano, die hij maar niks vond."
Bastonen
The Immortal Lee County Killers, Black-eyed Snakes, Bob Log III en Jon Spencer Blues Explosion zijn alle bands die min of meer dezelfde soort licht ontvlambare fucked-up blues brengen als The Black Keys. "Die eerste twee ken ik niet. Bob Log is leuk om live te bekijken, een psychedelische ervaring. Orange van Jon Spencer is een lekkere plaat. Hij vrat Memphis op en spoog het er in enen uit." Ziet hij geen opvallende overeenkomst? "Ehhh…" Dat je maar beter geen mooie carrière als bassist kunt nastreven als je van deze muziek houdt. "Niemand heeft een bassist? Wij hebben daar zelf geen moment over nagedacht. Doctor Ross en Joe Hill Louis waren zelfs one-man bands. Howlin Wolf speelde aanvankelijk ook zonder bassist. Bij ons hoor je wel bastonen, als ik de lagere noten van de gitaar met mijn duim raak."
Toekomst
Het rumoer in de kamer waar Auerbach zich bevindt begint weer toe te nemen. Tijd om afscheid te nemen. Laatste vraag: hoe ziet hij de toekomst van The Black Keys? Auerbach: "Muziek blijven maken is het belangrijkste nu. Tot we er geen lol meer in hebben. We hebben vooralsnog geen plannen om de macht in de wereld over te nemen!"
http://www.kindamuzik.net/interview/the-black-keys/the-black-keys-nemen-de-macht-nog-niet-over/6834/
Meer The Black Keys op KindaMuzik: http://www.kindamuzik.net/artiest/the-black-keys
Deel dit artikel: