Onze laatste liverecensie.
Onze laatste albumrecensie.
Ons laatste interview.
Onze laatste video.
De nukken van de massaproductie zijn gelukkig voorbij gegaan aan Machinefabriek. Instrumenten komen uit tweedehandswinkeltjes, de werkwijze is ambachtelijk en de productie kleinschalig. Bijna maandelijks verschijnen er schijfjes ter grootte van een bierviltje waarop bijzondere en persoonlijke muziek staat. Rutger Zuyderveldt, de enige werknemer van de zaak, wil zijn moeilijk te doorgronden muziek toegankelijk maken door het schattig te verpakken. “Het zijn hele persoonlijke albums. De muziek en het hoesje reflecteren hoe ik me voelde toen ik ze maakte. Het formaat van de schijfjes is sympathiek en precies lang genoeg voor één album. Door de menselijke kant te laten zien wordt het misschien minder afstandelijk. Vaak doen mensen heel moeilijk over elektronica. En dat is vaak ook terecht. Maar je moet het vooral niet moeilijker maken dan het is. Deze muziek wordt gewoon door normale mensen als jij en ik gemaakt.”
Fuck pretentie
Tijdens het gesprek benadrukt Rutger voortdurend dat zijn muziek geen enkele pretentie heeft. “Er zit geen achterliggend idee achter. Ik heb een hekel aan intellectuele muziek waarbij je eerst een boek moet doorwerken om het helemaal te snappen. Die houding wil ik juist ontmaskeren door mijn muziek zo persoonlijk te presenteren. Natuurlijk, ik breng het niet voor niets uit. Ik wil mensen graag blij maken. Dat is de enige reden waarom ik het verspreid. Ik wil de luisteraar meenemen op een reis, een ervaring. Zo beleef ik goede experimentele muziek namelijk ook. Je wordt meegevoerd en opgeslokt door de muziek. Het mooie van noise is dat je mensen ook fysiek kunt bewegen waardoor de ervaring nog sterker wordt. Dat kende ik al uit de metal waar ik in mijn jeugd veel naar luisterde. Ik vond het erg leuk om te ontdekken dat je zoveel lawaai ook in je eentje kunt produceren.”
Nadat Rutger rond zijn vijftiende beseft dat piano spelen ‘niet meer stoer’ is, probeert hij het keyboard. Dat is slechts een tussenoplossing. Alleen de gitaar wordt nog geaccepteerd door zijn leeftijdsgenoten, waarop hij prompt met zijn gitaar bij een doommetalbandje aanschuift. Na één optreden wordt de band opgeheven. Zijn interesse in metal vergaat, elektronische muziek komt er voor in de plaats. Met het behoorlijk onstabiele softwareprogramma Fasttracker 2 begint hij zelf met produceren. Ondertussen klust hij bij als grafisch ontwerper waar hij een studie voor volgt aan de Kunstacademie in Arnhem. Een opdrachtgever betaalt hem bij gebrek aan geld met een achtsporenrecorder. Rutger betrekt die bij zijn muziek en breidt zijn werktuig steeds verder uit met effectpedalen en priegelinstrumenten. Net zolan tot de uitkomsten rijp zijn voor de oren van de buitenwereld.
Oorsmeer
Zo’n twee jaar geleden begint hij Machinefabriek. “Op weg naar de supermarkt liep ik elke dag langs een gebouw waar Machinefabriek op stond. Dat vond ik een heel mooi woord. Omdat ik niet zo tevreden was met de artiestennaam die ik toen had, besloot ik die te veranderen in Machinefabriek.” Sindsdien heeft hij in Nederland een bescheiden naam opgebouwd die vaak direct wordt verbonden met het woord noise. Waarschijnlijk omdat enkele optredens niet meer waren dan een kwartier durend piepfestijn. Tijdens die optredens verbond hij een versleten cassettedeck en wat walkmans via enkele effectpedalen aan een oud mengpaneel. Alle mogelijke knoppen zette hij voluit open zodat een robuust totaalgeluid ontstond dat het oorsmeer van de trommelvliezen trilde.
Gek genoeg had hij toentertijd nog nooit van Merzbow gehoord, de Japanner die bekend staat om zijn regelmatig op cd verschijnende lawaaigezwellen. “Toen ik voor het eerst hoorde van zijn muziek vond ik dat erg tof. Blijkbaar waren er meer mensen als ik die zulk soort muziek maakten. Maar een uur lang Merzbow is niet om door te komen. Dat is niet meer dan gebrul en gepiep. En zijn albums zijn redelijk inwisselbaar. Alleen op een album dat hij samen met Pan Sonic maakte, houdt hij zich koest.” Rutger probeert juist dynamiek aan te brengen in zijn muziek. Zelfs op Hieperdepiep, een registratie van een concert in Utrecht waar iedereen met vingers in de oren de zaal uitliep vanwege de “belachelijke hoeveelheid herrie” die Machinefabriek produceerde, zwakt de brulpiepknor op een gegeven af en komt daar een groezelige gitaarmelodie onder vandaan. Om vervolgens weer te verdwijnen onder dikke lagen distortion.
Humor
Dat is het ene gebied waar Machinefabriek met succes opereert. Anderzijds mengt hij zich met fijngevoelige geluidsspinsels en intieme popliedjes tussen artiesten als Colleen, Sanso-Xtro, Múm en Tape. Dan is zijn muziek lief, romantisch en vol leven. Humoristisch ook dankzij de geluiden die toevallig in de buurt waren toen hij met zijn minidiscspeler iets opnam. Een kip, allerhande stemmen, een piepende deur. Daarnaast speelt de melodie een grote rol. In het begin ontleent hij die vaak aan musicerende vrienden zoals op Samengedaan of Bij Mirjam. Later kan alles een bron van melodie zijn. De Turkse bruiloft die achter zijn appartement plaatsvindt of een straatmuzikant in Manchester. Deze liedjes hebben een schetsmatig karakter. Ze zijn kort en lijken bij toeval ontstaan.
Drone on
Machinefabriek hoeft zich nergens te verantwoorden. Hij is zelfstandig en heeft geen last van een financiële of inhoudelijke druk. De enige die bepaalt wat er wordt uitgebracht is Rutger zelf. Daarom is de productiesnelheid zo hoog en geeft het goed weer wat hem bezighield toen hij er aan werkte. “De laatste tijd luister ik veel naar drones, van Biosphere tot Windy and Carl. Het optreden van BJ Nilsen op de vorige editie van Sonic Acts heeft ook een grote invloed gehad op mijn manier van optreden. Hij begon vanuit punt nul - helemaal stil - en bouwde net als Fransisco Lopez langzaam richting een zwaar en massief geluid. Het leuke van drones is dat er heel veel lagen inzitten waardoor je er helemaal in kunt verdwijnen. Zo stopte ik laatst Manchester in de stereo van mijn pa... Bleken er opeens allemaal zware ondertonen in te zetten die ik tijdens de productie nooit had gehoord. Dat vond ik wel mooi..”
Die drones komen terug in zijn nieuwe werk. Vroeger maakte hij ze ook al, bijvoorbeeld met het beklemmende Lief uit januari 2005 waarop hij vioolspel van Marjolein door allerlei Mego-achtige geluidsmutaties loodst. Zijn nieuwe werk is verfijnder, minder vrijblijvend en niet meer zo lo-fi. Neem bijvoorbeeld Marijn dat in mei bij het Engelse Lampse zal uitkomen. Het is een vijftig minuten durend album dat makkelijk kan concurreren met Pan American en The Library Tapes. Enerzijds is het berustend dankzij de afgewogen opbouw en de verweerde klanken van gitaar en piano die geraffineerd met grofkorrelige ruis zijn verweven, tegelijkertijd is het onheilspellend door de dreigende geluiden die daarachter liggen verscholen. Soms treden die naar voren en nemen ze langzaam in kracht toe tot ze brullen als de stormen die af en toe door het hoofd woeden, zonder een moment te sterk te worden. Het is een prachtig staaltje balanceren.
De kracht van stilte
“Lawaai kan net zo subtiel zijn als stilte. En stilte kan net zo krachtig zijn als lawaai. Het gaat om de nuance die je er in aanbrengt. Pure noise is daarom niet boeiend. Er zit namelijk geen laag in waar de dynamiek tussen die twee wordt gebruikt. Ik hou juist van kleine priegelgeluidjes die amper opvallen. Het geknisper op het uitdraaigedeelte van een plaat, een blaadje dat op de grond valt of het geritsel van een verpakking. Daarom gebruik ik veel friemelinstrumentjes in mijn muziek. Waarschijnlijk is dat ook de reden waarom al mijn muziek gelijkenis heeft met elkaar, ook al is het soms totaal anders. Een andere reden is mijn programmatuur, die nog steeds hetzelfde is.”
Machinefabriek houdt van details. Zijn muziek zit er vol mee. Het hoesje en de titels maken dat compleet. “Ik vind het leuk om een soort verhaaltje te maken dat op een bepaalde manier overeenkomt met mijn muziek. Laatst was ik uitgenodigd om een sessie te doen bij het radioprogramma Zeldzaam Dwars. Ik had van te voren al drie nummers van zo’n tien tot vijftien minuten gemaakt omdat ze nogal bewerkelijk waren en live niet tot hun recht zouden komen. Die drie nummers heb ik Bathyale 1, 2 en 3 genoemd. Bathyale is namelijk het gebied in de oceaan tussen de honderd en tweehonderd meter waar geen licht meer komt. Dat woord was ik toevallig tegen gekomen toen ik voor waterbedrijf aan het werk was. Ik vond het wel passen bij de muziek. Die is ook diep, donker en golft als het water. Maar het is niet allesomvattend. Ik wil graag ruimte overlaten zodat de luisteraar er een eigen invulling aan kan geven. Het is allemaal redelijk intuïtief.”
http://www.kindamuzik.net/interview/machinefabriek/een-rondleiding-door-machinefabriek/11920/
Meer Machinefabriek op KindaMuzik: http://www.kindamuzik.net/artiest/machinefabriek
Deel dit artikel: