Onze laatste liverecensie.
Onze laatste albumrecensie.
Ons laatste interview.
Onze laatste video.
Het zonnig welbehagen dat van het gezicht van Gert Keunen afstraalt, staat volkomen haaks op het grijze wolkendek dat boven het Gentse Zuid gesluierd hangt. De eerste concerten van de nieuwe tournee zijn achter de rug en de reacties variëren van gematigd positief tot fantastisch. Bovendien werd Briskey onlangs door de AB met succes in de rol van proefkonijn gedrongen voor hun allereerste live-streaming.
Scarlett Road-House, waar komt die titel eigenlijk vandaan?
“Qua titel wilde ik de lijn doortrekken die ik met Cucumber Lodge aangehaald had. Scarlett vind ik een mooi filmisch woord en dat filmische karakter zit ook in mijn muziek. En nee, ik ben geen fan van Gone with the Wind, integendeel zelfs. Verder hou ik wel van dat desolate sfeertje en al helemaal als er ook nog een detectiveverhaaltje aan verbonden is, vandaar Road-House. Taalkundig is de titel natuurlijk fout, maar dichterlijke vrijheid, nietwaar? Teksten en titels worden bewust vrij abstract gehouden. Ik wil een open muziekvorm die de verbeelding stimuleert. Het is pure fantasie, gevoed door oude films en trivialiteiten.
Oude films met een duister randje, de film noir, zeg maar. Ik moest meteen aan Scarlet Street van Fritz Lang denken.
“Naar die donkere, mysterieuze sferen ga ik bewust op zoek. Beschouw het als een soort droomwereld. Dat komt voort uit een puur primitief gevoel, iets wat charmeert en aangrijpt. Beschouw het als een soort droomwereld. Het is niet toevallig dat series als Twin Peaksen Carnivàle me mateloos boeien.”
Ik ving laatst ergens op – sla me dood als het niet waar is – dat je gemiddeld één maand aan een song werkt. Geduld lijkt me, zéker in jouw geval, een schone deugd.
“Met de moderne technologie valt dat beter mee dan velen denken. De maquette van een nummer duurt een week, maar dat dien je te relativeren. Met een week bedoel ik: een aantal avonden en nachten. Overdag kan ik geen muziek maken. Zo zit je dus snel aan een maand.”
“Door de grote verscheidenheid van ingrediënten is het een heel extreem knip- en plakwerk. Samples zijn vaak niet meer dan losse noten uit een groter geheel. Vervolgens zet ik die in een bepaalde volgorde en begin ik te manipuleren of toonhoogte en lengte aan te passen. Tot je een melodie hebt. Het is monnikenwerk en erg tijdrovend om het te laten klinken alsof het ooit zo is opgenomen. Daarna komen de muzikanten een voor een hun bijdrage leveren. Het is altijd heel spannend om hun reacties te horen. Eenmaal zij weg zijn, heb ik opnieuw een schat aan materiaal. Dan verwonder ik me alweer over hun veelzijdigheid, die ik erg bewonder. Maar inderdaad, het is een eindeloos proces.”
De plaat luidt ook de grote terugkeer in van de vibrafoon. Ik gok dat Lionel Hampton daar voor iets tussenzit?
“Dat heeft inderdaad deels met hem te maken. Ik vind Hampton een hele straffe muzikant. Maar de combinatie Badalamenti-Lynch van Twin Peaks was zeker niet minder onbelangrijk. Op de eerste plaat werden alle vibrafoonklanken nog geproduceerd door synthesizers. Toen ik de live-band oprichtte bleek Isolde (Lasoen, dc) dat instrument uitstekend te beheersen, wat een absolute meerwaarde was.”
De blazers herinneren aan Duke Ellington. Waaraan heeft die voor jou persoonlijk zijn heldendom verdiend?
“Duke Ellington is voor mij het summum van de bigband swing. Het is een puur fysieke reactie, ik word er warm en wild van. Dat schurende, ongepolijste, overdadige, soms gewelddadige. Doordat de opnametechnieken in die tijd nog zo erbarmelijk slecht waren, klinkt het heel ruw en rommelig, maar net daardoor vooral overdonderend!”
Het draagt enkel bij aan mijn veronderstelling dat je een traditionele songstructuur en bij uitbreiding de rockmuziek an sich nogal beperkend vindt.
“Dat proces is al jaren aan de gang. Doorheen mijn rockverleden luisterde ik enkel maar naar songs. Ik was de grootste denkbare Neil Young-fan. Iemand die zich tegenwoordig als een soort kopie profileert, doet me heel weinig. Een songstructuur op zich vind ik inderdaad nogal beperkend, tenzij je als singer-songwriter een persoonlijk verhaal te vertellen hebt.”
“Muziek kon me sowieso altijd meer boeien dan teksten. Zelf voel ik niet de behoefte om met mijn muziek persoonlijke boodschappen de wereld in te sturen. Dat komt natuurlijk ook door mijn andere activiteiten, waarin ik dat wel doe. Op die manier blijft alles netjes gescheiden. Toch vind ik zelf musiceren het meest persoonlijke.”
En daarin heb je duidelijk lak aan normen en grenzen. Eerder dit jaar bracht je samen met het hedendaags klassieke Hermes Ensemble een integrale live-uitvoering van Pink Floyds Atom Heart’s Mother. Bonafide heiligschennis, moeten rabiate Floydianen aanvankelijk gedacht hebben, maar de reacties waren achteraf ronduit verbluffend. Respect!
“Het idee was afkomstig van Hermes, een heel breeddenkend ensemble. Het vertrekpunt was de vraag hoe klassiek en avant-gardistische rock elkaar in de jaren zestig ontmoetten. De verworvenheden en experimenten bleken uiteindelijk toch erg dicht bij elkaar in de buurt te liggen, geheel incidenteel, zonder dat ze het van elkaar wisten. Bij de herwerking heb ik de symfonische rock bewust vermeden, geen gitaar en elektrische bas.”
“Het was vooral uitdagend om als zogenaamde sample-artiest op een podium te staan met een klassiek ensemble. Wat de psychedelische Pink Floyd in de jaren zeventig deed, wàs sampling avant la lettre. Atom Heart’s Mother hebben ze, als ik het goed heb, maar twee keer met orkest uitgevoerd. Mede daarom had het allicht zoveel bijval. Het was leerrijk. Ik heb het stuk in dezelfde periode geschreven als de plaat en er zit zeker een invloed in. Op de eerste plaat werd elk nummer zowat gereduceerd tot één akkoord, nu zit er veel meer afwisseling in en klinkt ze een pak harmonischer.”
Dat beamen we volmondig.
http://www.kindamuzik.net/interview/briskey/briskey-de-mysterieuze-droomwereld-van-een-muzikale-vrijbuiter/12716/
Meer Briskey op KindaMuzik: http://www.kindamuzik.net/artiest/briskey
Deel dit artikel: