Onze laatste liverecensie.
Onze laatste albumrecensie.
Ons laatste interview.
Onze laatste video.
Nimmer is er een groep geweest, en in deze tijden van onvoorwaardelijke mediabelangstelling zal er waarschijnlijk ook nooit meer één zijn, waarover zoveel geruchten de ronde doen. In die mate zelfs dat een geschiedenis van The Residents enkel geschreven kan worden op basis van enkel die geruchten. Zeker hun vroegste handelingen zijn in een sluier van mist gehuld maar ook tegenwoordig blijven de vier elke vraag om interviews en toelichting weigeren.
For the attention of the residents
Wat wel zeker is, is dat The Residents elkaar leren kennen op school in Shrevesport, Louisiana. Ze houden van James Brown en Salingers The Catcher in the Rye (ook al een schrijver van wie sinds jaar en dag helemaal niets geweten is) en besluiten om samen aan kunst (laten we het voorlopig geen muziek noemen) te gaan doen. Ze vertrekken, weg van de benauwende omstandigheden van hun thuisstad, op weg naar de vrijheid en openheid van San Francisco. Volgens de legende begaf hun vervoermiddel het in San Mateo en van die stad maakten ze dan ook voorlopig hun thuisbasis. Daar begonnen ze, niet bepaald gehinderd door enige muzikale basisbeginselen, muziek te maken en op te treden. Het publiek was tijdens hun eerste optreden in Berkeley dan ook niet echt onder de indruk. Niettemin besloten ze twee tapes uit te brengen. Daarop kwam, wegens de totaal amateuristische herrie, maar weinig reactie.
Hun derde tape kreeg al meer reactie, zij het langs een kant een eerder ongewilde. Dat zogenaamde Warner Bros. Album (vorig jaar eindelijk uitgebracht onder de naam Warner Bros. RMX) stuurden ze namelijk op naar Hal Halverstadt bij Warner, de man die ook de al even waanzinnige en door The Residents als één van hun grote voorbeelden vereerde Captain Beefheart had getekend. Maar de tape was zelfs voor hem ietwat te far out en hij stuurde hem terug met de vermelding ‘the residents’ – ze hadden immers geen naam opgegeven – en zo verkreeg de band ineens zijn naam. De tweede reactie kwam van ene Philip Litman, gitarist bij de Engelse band Chili Willi And The Red Hot Peppers (weet u ineens waar die andere Californiërs hun naam vandaan hebben) die de tape, samen met de mysterieuze Neil Insenada, op een of andere manier te horen kreeg en de twee vertrokken spoorslags naar San Mateo om vanaf dan de groep te gaan bijstaan, de ene als gitarist, de andere zijn rol is tot op de dag van vandaag nauwelijks duidelijk, maar hij wordt wel vernoemd op Baby Fingers, hun volgende tape. Nadat een van The Residents Litmans vinger, hoogstwaarschijnlijk tijdens een LSD-trip, in een slang zag veranderen, zou hij vanaf dan door het leven gaan als Snakefinger en tot en met zijn dood in 1987 de meeste gitaren op hun platen voor zijn rekening nemen. Hij bracht trouwens ook een aantal platen uit op hun label (waaronder het schitterende Greener Postures uit 1980).
In 1972 komen The Residents dan toch naar San Francisco en daar richten ze meteen hun label Ralph Records op waarop ze hun eerste single, Santa Dog, uitbrengen. Een album volgde. Het absoluut fantastische debuut Meet The Residents bevat nog net zoveel herrie en amateuristisch gedoe maar de geluidskwaliteit is nu toch al een stuk beter. Het best kan je hun muziek nog omschrijven als een repetitie van een losgeslagen cabaretgezelschap. De melodieën zijn uiterst simpel maar ze vermengen die met flarden filmmuziek, saxofoonuitbarstingen, tapemanipulaties, ontstemde gitaren, lieve vrouwenstemmen en allerlei wonderlijke geluiden, waarover ze hun nonsensicale teksten debiteren. De totale waanzin kortom maar wel waanzin waar systeem in zit. Men kan zich bijvoorbeeld het eclecticisme van Tuxedomoon (die later zouden debuteren op Ralph) nauwelijks indenken zonder de invloed The Residents. Ondertussen waren ze ook nog bezig met het maken van een film (Vileness Fats) maar de productie daarvan werd na vier jaar stopgezet. De soundtrack ervan zou later nog wel verschijnen.
Obscuriteit en Eskimo’s
Het succes blijft voorlopig uit en in die tijd ontwikkelt de groep hun ‘Theory of Obscurity’. Volgens hen zou muziek en kunst het best tot ontwikkeling komen als ze afgesneden wordt van elke invloed van buitenaf. Met dat idee in het achterhoofd besluiten ze dan ook om hun volgende elpee voorlopig achter te houden. Ze noemen hem dan ook Not Available en brengen hem pas later, in 1977, uit. In plaats daarvan brengen ze hun versie van ‘Satisfaction’ uit en releasen een single met Schwump, een weirdo met een radioshow uit Portland. Het plaatje, een soort proto-new wave op de ene kant, een luchtig deuntje genaamd ‘You’re a Martian’ op de andere, zou pas in 1977 volledig uitverkocht geraken, hoewel er slechts 200 exemplaren van geperst werden. Om maar te zeggen: het gaat The Residents die eerste jaren niet bepaald voor de wind.
Dat verandert wanneer een vriend van The Residents, John Kennedy, een erfenisje op te maken heeft en besluit dat te investeren in The Residents. Hij richt in 1976 samen met Jay Clem (als manager en uitgever), Homer Flynn (als designer) en Hardy Fox (als de vaste geluidstechnicus) The Cryptic Corporation op, een gezelschap dat zich vanaf dan tot doel stelt om The Residents hun verdiende bekendheid te bezorgen. Dat komt natuurlijk gelegen. De leden van de groep kunnen vanaf nu stoppen met werken en zich volledig op hun muziek toeleggen. Er komt een mailorder-catalogus (‘Buy Or Die’ heet die), er worden t-shirts gedrukt, de platen worden van serieuze persingen voorzien en de groep wordt voor het eerst gepromoot.
Hun platen worden dan ook steeds beter. De zeer originele en alweer uitstekende elpee Fingerprince, een nieuwe versie van het debuut Meet The Residents en de nieuwe single The Beatles Play The Residents, The Residents Play The Beatles zien het licht en The Residents worden eindelijk ontdekt. Onder andere door John Peel die op dat moment zijn eerste new wave-plaatjes begint uit te zenden. Er wordt ook een fanclub opgericht (W.E.I.R.D., staande voor We Endorse Immediate Residents Deification) en Snakefinger mag zijn eerste single (‘Smelly Tongues’) opnemen. Hetgeen blijkbaar voldoende geld opbrengt want vanaf dan verschijnen er regelmatig ook niet-Residents platen op Ralph. Ze tekenen onder andere Art Bears (het project van Fred Frith), Tuxedomoon, Renaldo And The Loafs, Chrome en Yello.
Hetgeen de groep overigens niet tegenhoudt om zeer vreemde toeren te blijven uithalen. Zo zijn ze in 1978 bezig aan een concept-album over Eskimorituelen (Eskimo, één van de beste platen ooit gemaakt volgens de nederige opinie van uw dienaar) maar ze vluchten met de masters naar Engeland, omdat ze niet akkoord zijn met de manier waarop ze gepromoot worden door The Cryptic Corporation. Er moet een persconferentie aan te pas komen waar de masters door een vertegenwoordiger van The Residents opnieuw aan hen worden overhandigd zodat de plaat - die overigens, ondanks het zeer experimentele karakter, met 100000 exemplaren een groot succes wordt - eindelijk geperst kan worden. Enkele jaren later brengen ze ook nog eens een discoversie ervan uit (Diskomo).
Jingles, samples en covers
Ondertussen blijft de Residents-machine op volle toeren draaien. Ze brengen hun Commercial Album uit, een verzameling van veertig jingle-achtige stukjes muziek en maken hun eerste video’s. Ze experimenten ook met de eerste samplers van Emu-systems. Het gerucht – alweer een gerucht – gaat trouwens dat de groep die gratis en voor niks kreeg in ruil voor geluiden die ze aan de firma leverden, zodat die hun samplers en synths van originele geluiden konden voorzien. En voor hun tiende verjaardag sluiten ze een zekere Penn Jillette op in een motel en ‘dwingen’ hem om alle Ralph-releases achter elkaar te beluisteren en daar commentaar op te geven. De man wordt haast gek maar The Residents zitten wel mooi met vijftig uur aan materiaal, waaruit een ‘10th Anniversary Radio Special’ wordt ge-edit, die wel pas in 1997 wordt uitgebracht.
Vanaf daar begint de groep ook met hun eerste live optredens, hetgeen resulteert in de eerste Residents-wereldtournee, The Mole Show, een uitgebreide show met veel decors en dure kostuums. Die hen spijtig genoeg met een stevige financiële kater achterlaat, in die mate zelfs dat ze zweren om nooit meer te gaan touren. Ongeluk erbij: twee leden van The Cryptic Corporation verlaten het schip en de groep zit in zowel financiële als morele zak en as. In ijltempo worden dan ook compilaties en onafgewerkte platen uitgebracht om de band terug op het droge te krijgen.
Maar niet getreurd. Ze beginnen dan maar ineens aan een nieuw project, ‘The American Composers Series’, in welke reeks uiteindelijk van de geplande twintig maar twee delen zullen verschijnen. The Residents coveren op hun volslagen unieke manier de werken van James Brown, Philip Sousa (de componist van de ‘Stars and Stripes’), George Gershwin en Hank Williams. Van die laatste hernemen ze ‘Kaw Liga’ (met een sample van ‘Billie Jean’ als beat) en dat wordt eind jaren ’80 zowaar een hit op Ibiza. Onafgewerkte projecten zijn trouwens hun specialiteit. Van hun Mole-serie verschijnt wel deel vier maar deel drie dan weer niet. Pittig detail is dat The Residents op die laatste plaat (deel vier dus, The Big Bubble) schijnbaar zonder traditionele oogballen op hun hoofd verschijnen. Blijkt natuurlijk dat het gewoon vier acteurs zijn. Ze gaan trouwens op opnieuw toeren, daartoe overgehaald door hun Japanse platenfirma en die ‘13th Anniversary’-tour (1985), heel wat bescheidener van opzet, is wel een succes. Ook hun derde tour in 1988, weer wat spectaculairder van aanpak, ‘Cube E: A History of American Music in Three E-Z Pieces’ was op alle fronten een groot succes. Van die laatste tour verschijnen twee albums: hun Elvis-coveralbum The King and Eye en Cube E: Live in Holland.
Happy Birthday Mr. Resident
De groep is trouwens nooit voor één gat te vangen geweest. Ze maakten muziek voor dierendocumentaires op Discovery Channel, leverden soundtracks voor korte tekenfilmpjes op MTV, brachten een cd-rom uit (Freak Show) in een tijd dat dat nog niet vanzelfsprekend was en volgden de nieuwste technologieën op door onder meer een laserdisc uit te brengen. En hun befaamde oogballen lieten ze trouwens hermaken door Industrial Light & Magic, de firma van Star Wars-baas George Lucas.
Ook de laatste jaren blijft de nu al meer dan dertig jaar in leven zijnde groep op muzikaal vlak actief. Zo traden ze in 1996 op met Primus, staken voor PopKomm 1997 het stuk Disfigured Night in elkaar en vierden hun 25ste verjaardag op het Mill Valley filmfestival in Californië waar een getruceerde Marilyn Monroe vanop een scherm ‘Happy Birthday Mr. Resident’ zong terwijl de groep de verjaardagstaart aan het snijden was. Ter zelfder gelegenheid kwam ook een 4cd-box uit, Our Tired, Our Poor, Our Huddled Masses. En in 1999 kwamen ze met de Wormwood tournee en traden onder andere op in het legendarische Fillmore. Bovendien werden er allerlei rariteiten uitgebracht en zet de groep zijn eerste mp3’s op de Residents-site.
En sinds vorige maand is er ook een nieuwe plaat, Animal Lover, waar aloude Residents-elementen als filmmuziek, musical, cabaret en americana worden gecombineerd met de angelieke stem van Molly Harvey, ethnische en folkelementen en, houd u vast, een zekere prog-inslag. Het is in ieder geval één van de beste platen die ze de laatste vijftien jaar hebben uitgebracht want door hun multimedia-aanpak durfden ze dat aspect de laatste twee decennia wel eens verwaarlozen, hetgeen meerdere muzikale stinkers opleverde. In ieder geval is de groep met hun laatste releases alvast terug op het goeie pad.
En de toekomst? Die zal, daar kunnen we haast zeker van zijn, al evenzeer druipen van de geruchten en de legendarische verhalen. Want nog steeds weten we niet wie The Residents zijn en iets vertelt ons dat we op hun overlijden zullen moeten wachten om ook daadwerkelijk te weten te komen wie die vier vreemde en originele snuiters nu echt zijn. Long Live The Eye!
http://www.kindamuzik.net/achtergrond/the-residents/the-residents-long-live-the-eye/9104/
Meer The Residents op KindaMuzik: http://www.kindamuzik.net/artiest/the-residents
Deel dit artikel: