Onze laatste liverecensie.
Onze laatste albumrecensie.
Ons laatste interview.
Onze laatste video.
Dat het niet goed ging met de gezondheid van Chris Whitley was al een tijdje geen geheim meer. Het nieuws over zijn dood komt alsnog onverwacht, temeer omdat het pas zes weken geleden is dat bij de Amerikaan longkanker werd gediagnosticeerd. Daaraan is hij uiteindelijk bezweken, in het bijzijn van dochter Trixie, (ex-)vrouw Hélène, vriendin Susann (met wie hij binnenkort zou trouwen) en broer Dan.
Intussen volgde op de website van de betreurde artiest een officieel communiqué van Trixie en Dan. Volgens zijn achttienjarige dochter was de “scheidingslijn tussen de artiest en de vader Chris Whitley nagenoeg onbestaande.” Broer Dan is er dan weer van overtuigd dat “de legende van Chris alle tijden zal overstijgen.” Terecht, hoewel de eigenzinnige artiest er nooit in slaagde de deur naar een breed publiek open te beuken, laat hij een imposant en nauwelijks te overschatten muzikaal testament na.
In zijn beste dagen stond Chris Whitley bekend als een begenadigd live-performer. Een rasartiest pur sang en bovenal een onwrikbare romanticus. Integer, puur, intens, stijlvol en met het hart op de tong. Pal tegenover zijn introverte persoonlijkheid en rauwe emoties stond zijn uiterst frenetieke en bevlogen gitaarspel op zijn favoriete national steelgitaar. Gebeten van rhythm & blues en onder invloed van legendes als Robert Johnson, Howlin’ Wolf, Muddy Waters en Ray Charles ontwikkelde Whitley na vele jaren en talloze omzwervingen een eigen, excentriek geluid. Toch was de nomade iemand van vele gezichten en stemmingen: zo flirtte en dweepte de geboren bluesman occasioneel met pop, folk, soul en country en deinsde hij er evenmin voor terug zich aan experimenten in jazz, avant-garde en elektronica te wagen. Zijn devotie voor Kraftwerk stak hij nooit onder stoelen of banken en resulteerde in een opmerkelijke cover van ‘The Model’.
Chris Whitley kwam eind de jaren zeventig vooral aan de kost als straatmuzikant. Vastberaden en bezeten door het vak schuimde hij in New York als jonkie bars en clubs af om uiteindelijk een optreden in de befaamde CBGB’s te versieren. Op eenentwintig-jarige leeftijd landde hij onder impuls van Dirk Van De Wiele op Belgische bodem, meer bepaald in Gent (Sint-Martens-Latem).
Vol overgave stortte Whitley zich in het nachtleven en was er een graag geziene gast in het café- en clubcircuit. In The Cover aan het ooit zo florerende Zuidkwartier kluste hij bij als dj. Maar het was de liefde – een absolute constante in zijn teksten – die hem finaal zeven jaar aan Gent binden zou binden. Met vriendin (en latere echtgenote) Hélène Gevaert en haar bassende broer Alan stichtte hij het bluesfunkcombo A Noh Rodeo. Alan kennen we inmiddels als vaste bassist van dEUS, voorheen ook als getrouwe sidekick van Arno. Zelfs tot enkele jaren geleden bleef Alan Gevaert op regelmatige basis Chris’ vaste compagnon de route.
Wegens het uitblijven van succes werd A Noh Rodeo in 1987 opgeheven. In tussentijd hadden ook Roland en 2 Belgen reeds beroep gedaan op de diensten van Whitley. Meest opzienbarend wapenfeit uit de Gentse periode was echter zijn bijdrage als gitarist aan ‘Beats of Love’ van Nacht und Nebel in 1984. De hit ging in België maar liefst honderdvijftigduizend keer over de toonbank en geldt ook nu nog als één van de grootste klassiekers uit de rijke vaderlandse rockgeschiedenis. Na de split van A Noh Rodeo keerde Chris Whitley met Hélène en (inmiddels) dochter Trixie terug naar New York.
De affiniteit met België zou echter nooit verdwijnen. Het was Chris Whitley die producer Malcolm Burn introduceerde bij Zita Swoon. Het resultaat van hun co-operatie is te horen op I Paint Pictures on a Wedding Dress (1998). De Texaan was te horen op Mindsurfin’ (1995) van Dirk Blanchart en onderhield daarnaast nog innige vriendschapsbanden met een batterij lokale artiesten, waaronder Pieter Jan De Smet. Whitley speelde tientallen keren in ons land, al dateert zijn laatste passage reeds van 2003, op Leffingeleuren. Dat de artiest de afgelopen jaren nog nauwelijks aan de bak kwam in Europa, is te wijten aan het gebrek aan een degelijke boekingsagent. “Te onvoorspelbaar en te onbekend”, luidde het onthutsende devies. Waren een dozijn fascinerende langspelers dan niet voldoende, beste haaien?
Aan interesse echter geen gebrek toen Chris Whitley België terug inruilde voor de States in 1991. Onder impuls van Daniel Lanois versierde hij een platendeal met Columbia en zijn solodebuut Living with the Law werd door het gezaghebbende Rolling Stone zowaar bestempeld als Debuut van het Jaar. Nog datzelfde jaar verzilverde Whitley een stek op Montreux Jazz en mocht hij openen voor Bob Dylan en Tom Petty, allesbehalve klein grut dus. Later zouden ook Bruce Springsteen en Keith Richards openlijk hun liefde belijden voor zijn artistieke talent en lijfde Warren Zevon hem in als support act.
De rode loper die doorheen de tournees langs Amerika, Europa en Australië werd uitgerold, ging echter ten koste van ‘s mans geestelijke en fysische stabiliteit. Hij kwam in de rehab terecht en zag zijn huwelijk met Hélène op de klippen lopen. Din of Ecstasy liet vervolgens vier jaar op zich wachten, maar staat desondanks geboekstaafd als één van Whitley’s onbetwiste uitschieters, samen met Terra Incognita (1997) en het akoestische Dirt Floor (1998). Rond de eeuwwisseling verraste hij vriend en vijand opnieuw met Perfect Day, waarop eigengereide, rauwe interpretaties van ‘Spanish Harlem Incident’ (Bob Dylan), ‘Smokestack Lightning’ (Muddy Waters), ‘Spoonful’ (Willie Dixon) en ‘Drifting’ (Jimi Hendrix).
De laatste jaren viel de productiviteit van Chris Whitley nauwelijks in te tomen. Zo bracht de Texaan vorig jaar in één klap twee platen uit, Weed en War Crime Blues, al spreekt vooral het machtige en indringende Soft Dangerous Shores (productie van Malcolm Burn) van afgelopen zomer tot de verbeelding. Volgens collega John Min een nieuw hoogtepunt uit Whitley’s oeuvre waarop de artiest “duisterder, dreigender, soulvoller, mystieker en sexier” klinkt dan ooit tevoren. Introspectiever ook, volop in de weer met demonen die hem nu ook lichamelijk belaagden en zijn kijk op de wereld niet bepaald rooskleuriger maakten. Vooral het titelnummer is aangrijpend, met New York als centraal thema en het feit dat de zwervende songschrijver er zich geenszins comfortabel voelde. Nergens eigenlijk, waar dan ook ter wereld. Ook al had hij met city of women Dresden en Susann Buerger al geruime tijd een nieuwe heimat én muze gevonden en stond er alweer een nieuwe plaat op stapel, Reiter In. Een veilig schuiloord en innerlijke rust heeft Chris Whitley uiteindelijk gevonden op 20 november 2005, zij het onwaarschijnlijk vroeg.
http://www.kindamuzik.net/achtergrond/chris-whitley/i-m-chris-whitley-1960-2005/11302/
Meer Chris Whitley op KindaMuzik: http://www.kindamuzik.net/artiest/chris-whitley
Deel dit artikel: