Onze laatste liverecensie.
Onze laatste albumrecensie.
Ons laatste interview.
Onze laatste video.
Wat te doen om de groeiende muzikale machtsovername van The Quill in de hardrockwereld veilig te stellen? Zoiets moeten de vier Zweden gedacht hebben. Een album opnemen dat van begin tot eind volstaat met pakkende riifs in herkenbare structuren en waarop Het Liedje voorop staat, werd besloten. Zo gezegd zo gedaan. Het levert een veilige plaat op. Maar wel één die tot op zekere hoogte staat als een huis. Tot op zekere hoogte, zegt u? Inderdaad, lees vooral verder.
'Spinning Around', 'Nothing Ever Changes' en 'Come What May' zijn stuk voor stuk geweldig pakkende nummers waarop het, mede door de lekker rollende drums van George Atlagic, moeilijk stilzitten is. Atlagics heerlijk voortploegende roffelpartijen dienen als de perfecte basis voor de herkenbare riffs van gitarist Christian Carlsson en bassist Roger Nilsson, die tegenwoordig dubbelt in Spiritual Beggars. De jongens van The Quill zijn buitengewoon goede muzikanten en bovendien slimme jongens die maar al te goed weten wat de sterkste troef van hun bandje is. Dat is zanger Magnus Ekwall. Deze beschikt namelijk over een heerlijk in het oor liggende, soepele stem die perfect balanceert tussen rauw en glad. Zijn melodieën zijn pakkender dan ooit en hij tilt de songs met gemak naar een hoger niveau. So far so good.
Maar dan komt het. Zo'n beetje bij liedje nummer zeven. Dan begint de schrijver dezes ongeduldig op zijn stoel te draaien en werpt hij een vluchtige blik richting het 'S' segment van zijn platenkast. Want dan begint het op te vallen dat Ekwall slechts één trucje kan en dan wordt het saai. Net als oud-Soundgarden-zanger Chris Cornell is ook Ekwall een meester in het zingen van treffende one-liners waarbij de laatste lettergreep constant ontaard in een lange, vibrerende uithaal de hoogte in. Hij voorziet met zijn hoge stemgeluid de band van een constante, zeer pakkende factor, maar het begint halfweg de plaat toch echt te irriteren dat alles hetzelfde klinkt, en dan verslapt de aandacht zodanig dat Hooray! It's a Deathtrip niet het meesterwerk blijkt waarvoor ik het tijdens het genadeloze openingssalvo nog hield.
Inderdaad, variatie is ver te zoeken, de produktie is treffend maar veilig en de band laat niets aan het toeval over. Hooray! It's a Deathtrip knalt werkelijk je speakers uit, maar vooral Magnus Ekwall kan mateloos irriteren, zoals zijn zanglijn in 'Too Close to the Sun' of de kucherige 'ugh' die hij steevast na elk laatst gezongen lettergreep eruit perst in 'Hand Full of Flies'. Dan is de eject-toets snel gevonden en werkt de sterkste troef van de band vooral tegen hen. Dan liever de echte Soundgarden, zal ik maar zeggen. Maar ja, de liedjes zijn zo goed geschreven, gearrangeerd en uitgevoerd dat ik het album toch telkens weer opzet. Frappant is echter wel dat zodra The Quills ronkende hardrock door de kamer schalt ik elke keer weer weet dat ik ook deze keer het laatste nummer niet zal halen.
http://www.kindamuzik.net/recensie/the-quill/hooray-it-s-a-death-trip/4216/
Meer The Quill op KindaMuzik: http://www.kindamuzik.net/artiest/the-quill
Deel dit artikel: