Onze laatste liverecensie.
Onze laatste albumrecensie.
Ons laatste interview.
Onze laatste video.
New York eind twintigste eeuw. Afgewassen broek, haar en hoofd in de war. Als bohemer flaneren door de straten. Een sidewalk cafe binnenlopen. Brullen in de nacht op gammele gitaren. Perverse, politieke en directe teksten tieren. Vriendjes worden van Adam Green en Kimya Dawson. Opgebeld worden door Geoff Travis van Rough Trade om een studio-album op te nemen. Et voila, zo verging het Jeffrey Lewis.
Na The Last Time I Did Acid, I Went Insane and Other Favorites en It's the Ones Who've Cracked That the Light Shines Through ligt nu de derde langspeler City & Eastern Songs in de winkel. Een zelf ontworpen hoes met aan de binnenkant mannetjes die broer Jack getekend heeft. Cartoonesk, as usual.
De indruk die wij bij anti-folk wel meer hebben, het genre waar onder andere ook de Moldy Peaches zich aan bezondigden, steekt ook hier de kop op: dit album moet het eerder hebben van zijn humor dan van muzikaal kunnen. Deze indruk wordt bevestigd door producent Kramer (Butthole Surfers, Low, Daniel Johnston) die zelf in het cd-boekje stelt: "Jeff's got some beautiful songs, but that band cannot play."
Nu, an sich hoeft dit geen probleem te zijn. Als het op gammel gitaargedreun en vintage geluiden aankomt, kunnen wij immers heel wat verdragen. Zolang het verhaal van een song interessant is, laten wij ons gewillig meevoeren. Maar daar knelt nu net het schoentje. Wanneer Jeffrey Lewis in het epische 'Williamsburg Will Oldham Horror' doorboomt over een ontmoeting met Bonnie 'Prince' Billie - of was hij het niet echt? - hebben wij, eerlijk gezegd, voor het einde van het nummer al onze aandacht verloren. Met dit lied, dat één derde van het hele tekstboekje inneemt, wordt onze aandacht danig op de proef gesteld. Het eindigt met de woorden: "in a few months maybe I'll put out something good", waarna plotsklaps het door Jack geschreven 'Something Good' word ingezet. Spijtig genoeg bewijst dit liedje dat nomen niet altijd omen is. Wie denkt dat deze titel een voorteken is voor een geslaagde song of, bij uitbreiding, een geslaagd studio-album, komt bedrogen uit.
Uitschieters die wij hier wel kunnen smaken zijn het rustige 'Don't Be Upset' (singalong ooohs en aaahs incluis) en het krachtige 'Art Land', dat met zijn lofi gitaarpartijtjes wat doet denken aan Modest Mouse. Verder kunnen ook opener 'Posters' en meebruller 'Time Machine' er nog mee door.
Met amper vier goeie tracks op een totaal van twaalf is City & Eastern Songs van Jeffrey & Jack Lewis een mager resultaat te noemen. Chaotisch gefiddle, af en toe een banjo en lofi geluiden blijken onvoldoende om de sobere verhaaltjes van Lewis leven in te blazen. Van een geboren cartoonverteller (check zijn website: http://www.thejeffreylewissite.com/ of http://www.roughtraderecords.com/jl.html) verwachten wij méér. Moeten we daar nog een tekeningetje bij maken?
http://www.kindamuzik.net/recensie/jeffrey-jack-lewis/city-eastern-songs/11244/
Meer Jeffrey & Jack Lewis op KindaMuzik: http://www.kindamuzik.net/artiest/jeffrey-jack-lewis
Deel dit artikel: