Onze laatste liverecensie.
Onze laatste albumrecensie.
Ons laatste interview.
Onze laatste video.
Een van de leukere anekdotes over David Bowie is dat hij ooit uit een van zijn eerste modbandjes gegooid zou zijn vanwege zijn niet aflatende Bob Dylanfixatie. Hoewel de historici (en die zijn er veel rondom Bowie) het er niet over eens zijn, levert het in elk geval een mooi bruggetje naar Hunky Dory, zo je wilt het meest Dylanesque Bowiealbum ooit.
Hoe gek het misschien ook mag klinken met de miljoenenverkoop en de enorme waardering die het album altijd gehad heeft, Hunky Dory is eigenlijk een onderschat album. Dat komt vooral omdat het verscheen net voor 1972, het jaar waarin dat andere meesterwerk van Bowie uitkwam: The Rise and Fall of Ziggy Stardust and the Spiders from Mars, waar Hunky Dory eigenlijk altijd bij in de schaduw heeft gestaan.
Wat Bowie in 1972 deed, grenst sowieso aan het ongelooflijke. Niet alleen bracht de 24-jarige zelf een album uit dat tot de absolute canon van de popmuziek is gaan behoren, hij zat ook nog eens achter de productieknoppen bij Lou Reeds Transformer en Mott the Hooples All the Young Dudes, een album waarvoor hij zelfs eigenhandig het titelnummer schreef. En dan baarde hij ook nog internationaal opzien met zijn coming-out, in die tijd nog wereldnieuws in de muziekpers.
Dus als er iemand is geweest die Hunky Dory niet de plek in de geschiedenis heeft gegeven die het verdient, is het wel Bowie zelf geweest. Zo productief was hij in die tijd dat Hunky Dory bijna ondersneeuwde. Geeft niets, in retrospectief kan nog altijd met gemak het altaar gebouwd worden dat deze plaat toekomt. Of het nu de hitgevoeligheid is van nummers als 'Changes' of 'Oh! You Pretty Things', de gevoeligheid van 'The Bewlay Brothers' of 'Quicksand', of de vervreemding van nummers als 'Kooks' (geschreven voor zoon Zowie) of 'Andy Warhol': op deze plaat vallen voor het eerst al Bowies ideeën op zijn plaats.
Met long time friend Mick Ronson op gitaar, en de latere Yesvoorman Rick Wakeman op de sterk bepalende piano, geldt dit vierde album van Bowie als het eerste waarop zijn caleidoscopische hoeveelheid aan stijlen aan de oppervlakte komt. Opmerkelijk ook: de plaat is volgens de hoes geproduceerd door Ken Scott, 'assisted by the actor', wat mooi laat zien hoe Bowie zichzelf in die tijd vooral zag: als acteur. Hunky Dory is daarvan een mooie weerslag. Het is een van Bowies meest persoonlijke albums, met nummers voor zijn zoon, Andy Warhol, The Velvet Underground en Bob Dylan, en het semi-autobiografische 'The Bewlay Brothers' (over zijn broer, die onherkenbaar terugkeerde uit het leger).
Tegelijk is het een van de albums die zich het moeilijkst laat doorgronden. Steeds lijkt Bowie te spelen met zijn karakters, met wat serieus is en wat geacteerd. "I'm not a prophet or a stone age man / Just a mortal with potential of a superman", zingt hij bijvoorbeeld in 'Quicksand'; het is maar een van de vele zinnen die de plaat mysterieus, ongrijpbaar, en o zo fascinerend maken.
Sommigen zien Hunky Dory als een rijke vingeroefening voor Ziggy Stardust, maar Hunky Dory is de echte coming of age van Bowie, het rijkste, meest intrigerende en meest veelzijdige werk van hem ooit. Waar Ziggy een perfect geregisseerd toneelstuk is, is Hunky Dory the real stuff, een album waarop een nog jong en veelbelovend artiest zich voor het eerst volledig en in alle glorie durft bloot te geven. Een plaat die met gemak ook de komende veertig jaar aankan.
http://www.kindamuzik.net/recensie/david-bowie/hunky-dory/23660/
Meer David Bowie op KindaMuzik: http://www.kindamuzik.net/artiest/david-bowie
Deel dit artikel: