Onze laatste liverecensie.
Onze laatste albumrecensie.
Ons laatste interview.
Onze laatste video.
Het eeuwige doolhof, dat is Cans derde album, Tago Mago. Een nachtelijk park vol diepe sporen die leiden naar blinde muren en geheime passages die je bereikt door je ogen dicht te doen. Het is niet de vraag hoe je eruit komt, erin verdwalen is de hele kick.
Terwijl proggiganten als Pink Floyd langzaam maar zeker opstijgen naar de donkere kant van de maan trekt Can gigantische groovesporen langs de horizon. Geen liedjes, maar uitgestrekte soundscapes die als het getij aanzwellen en weer terugzakken. De Duitse pioniers lenen de funk van James Brown en spelen begin jaren zeventig al met alles dat nu als vooruitstrevend bestempeld wordt. Electronica, knip en plaktechnieken, tape delay, noise en synthesizerbewerkingen. Ze weven alles in bezwerende grooves die in het nieuwe millennium nog net zo fris en overtuigend klinken als dik dertig jaar geleden.
Als dubbelalbum scheidt Tago Mago twee totaal verschillende werelden. De eerste kant warm, funky en broeierig. De tweede kant donker, mysterieus en beklemmend. Dag en nacht. ‘Paper House’ begint de rit kalm, subtiel, maar Can kan als geen ander van subtiel naar intens en meeslepend switchen. ‘Paper House’ maakt meteen al gebruik van die golfbeweging. Van een kalme opening met Suzuki’s vocalen op de voorgrond langs Michael Karoli’s laagvliegende minisolo’s, terwijl bassist Holger Czukay en drummer Jaki Liebezeit een constante hartslag op peil houden.
Het is slechts een opening, een schijngordijn. Alleen ‘Mushroom’ zit nog even ‘in de weg’ maar dan valt met ‘Oh Yeah’ letterlijk de donder binnen. Suzuki’s achterstevoren gedraaide vocalen leiden je binnen. Liebezeit zet de toon met een dwingend drumritme, op de achtergrond kleuren stemmige synthesizereffecten de lucht donderblauw en Karoli trekt de voetzoekers van zijn snaren, fel en doelgericht. ‘Halleluhwah’ sluit het eerste deel af, een tjokvolle monstergroove. Vol kermende saxofoons, spaarzaam gitaarspel wordt afgewisseld met intensere passages. Liebezeit als onverwoestbare drummachine zet de lijnen uit, daarbinnen heerst een vrijzone. Suzuki klinkt ongeremd en gefocust, ook al weet je geen moment waar hij het over heeft, de eentweetjes tussen zijn vocalen en Karoli’s gitaar zijn fenomenaal. Perfect in elkaar gepuzzled, alsof ze één zijn.
Dan, ‘Aumgn’. Oftewel “Aaauuuuuuuuummmmgn”, een ultramysterieuze en even fascinerende als beklemmende soundscape. Czukay leeft zich uit acher de mengtafel en de effecten stapelen zich langzaam maar zeker torenhoog op. Ik kan me voorstellen dat het in 1971 iets teveel 'what the fuck?' was, nu nog haken diehard Can fans hier af en skippen ze naar de rustige afsluiter (kraut-blues?) ‘Bring Me Coffee or Tea’. ‘Peking O’ is eenzelfde soort studioexperiment maar minder geslaagd dan ‘Aumgn’, dat uiteindelijk veel meeslepender en zelfs verleidelijk is.
Tago Mago is misschien niet het definitieve krautrockstatement of het beste album dat Can ooit maakte. Het is wel het album waarop Can hun rauwe en onbegrensde talent volledig de vrije loop laat en dat resulteert in één van de spannendste albums aller tijden.
http://www.kindamuzik.net/recensie/can/tago-mago/12768/
Meer Can op KindaMuzik: http://www.kindamuzik.net/artiest/can
Deel dit artikel: