Onze laatste liverecensie.
Onze laatste albumrecensie.
Ons laatste interview.
Onze laatste video.
Dit vijfkoppige ensemble uit Boston en New York hoort nog wel thuis in het zogenaamde post-rockgenre, maar doet daar zijn eigen ding mee. Ze gebruiken de algemene basis van breed uitwaaierende en atmosferische grooves, die spontaan lijken op te wellen. Daarnaast lijken ze beïnvloed door de claustrofobische tribale sfeer die je ook op Animal Collectives Here Comes the Indian (2003) of Liars’ Drum’s not Dead (2006) terugvindt. En hoewel dit minder speels en veel serieuzer is dan pakweg die laatste plaat, klinkt het wel toegankelijker.
In ‘Shade of the Moor’ wordt alles een beetje samengevat: we wonen allemaal in de schaduw van het moeras. Omdat dat geen echt hoopgevende vaststelling is, roept de vocalist de geest van Gavin Friday op en daalt er een gothische stemming neer over het nummer. Op sommige momenten proberen helder echoënde gitaren alles op te heffen, maar dan komt er weer een dreigende, doffe beat opzetten die het weer naar beneden trekt.
Percussie is erg belangrijk op deze plaat. Het epische ‘Blackwood Gates’ drijft op een simpele Burundibeat en gebruikt cymbalen eindelijk nog eens op een creatieve manier: bijna aritmische accenten worden gelegd, alsof ze het stuwende basisritme wat tegen proberen te werken. Later in het nummer wint de kadans en verdrijft handgeklap de cymbaal. Epische gitaren en geheimzinnige neusvocalen doen de rest en de kletterende percussie mag terugkomen om het nummer een overdonderend einde aan te meten.
De plaat eindigt uiteraard in mineur. ‘Earth Covers Us’ is een melancholische zwalpsong, die mooi galmend tegen z’n eigen muren oploopt. De daaropvolgende titeltrack is het enige minder interessante nummer. Terwijl de meeste tracks om de haverklap van richting of stemming veranderen, waardoor de gemiddelde songlengte van zeven minuten weinig problematisch is, is ‘Spirit’ zeer rechtlijnig. Het ritme kabbelt maar verder en eigenlijk verandert enkel het volume hier en daar. Zelfs de extatische zang tegen het einde aan kan daar weinig aan veranderen.
Gelukkig volgen er dan nog twee lekker drammerige naamloze songs. Ze drijven beiden zowat op hetzelfde patroon en klinken zeer postpunk. ‘Untitled 1’ wordt aangedreven door een niet aflatende basdrumpuls die een ijskoude atmosfeer begeleidt en halverwege verandert in een geëxalteerde dancetrack. ‘Untitled 2’ lijkt diens comateuze broertje. Hier is geen plaats voor beats. Een soort klaagzang leidt metalachtige gitaarscheuten in, die in een portie noise ontaarden, die uiteindelijk moet wijken voor een minuscuul streepje hoop aan de horizon. Mooi zo.
http://www.kindamuzik.net/recensie/apse/spirit/14693/
Meer Apse op KindaMuzik: http://www.kindamuzik.net/artiest/apse
Deel dit artikel: