Onze laatste liverecensie.
Onze laatste albumrecensie.
Ons laatste interview.
Onze laatste video.
The Gaslamp Killer kan er het hele weekend maar niet over uit hoe supervet de line-up van het Pitch Festival is. Op Twitter en Facebook laat hij zich niet onbetuigd maar ook is hij niet van het podium af te slaan. Zijn microfoon moet zelfs uit worden gezet om plaats te maken voor Flying Lotus. Is zijn ongebreidelde enthousiasme eigenlijk terecht? KindaMuzik maakt de balans op.
Zaterdag
De metersdiepe funk van het tienkoppige The Budos Band uit New York is voor velen de eerste band van de zaterdagmiddag op Pitch. Als vaandeldragers van het befaamde Daptone Records staat de band bekend om zijn swingende grooves, Afrikaanse invloeden en een uitmuntende kopersectie. Dat er geen ruimte is voor vocalen wilt niet zeggen dat er niet wordt meegezongen. Sterker nog: de jongens van Jungle by Night zingen/scatten vooraan in het publiek de solo's van een nummer als 'Black Venom' noot voor noot mee. Het plezier waarmee de band speelt, spat uit het spuugventiel en er valt slechts één kleine teleurstelling te ontwaren: de hammondgeluiden komen niet uit een mooie B3 maar uit een doodgewone Korg-synthesizer.
Kort door de bocht genomen mag je de Canadezen van Junior Boys [bovenste foto] bestempelen als de Alexander Pechtoldjes van de electropop. Om wijlen Jan Blokker te parafraseren: parmantig, soms wat vertederend en op zijn tijd een beetje brutaal. Aanvankelijk lijkt het trio (Jeremy Greenspan en Matt Didemus worden aangevuld met een livedrummer) vooral gezapig te openen met Greenspan op een kruk achter de toetsen maar de stemming slaat gelijk om bij het tweede nummer, 'Itchy Fingers', afkomstig van het nieuwe album It's All True. Een trage intro wordt meteen in het dubbele tempo omgezet en het startsein is gegeven voor een swingende set waarbij Greenspan (gelukkig) snel de synthesizer inruilt voor een gitaar. 'In the Morning' klinkt nog even vers als altijd en de nieuwste single 'Banana Ripple' blijkt een weergaloze afsluiter van krap tien minuten.
In een volle Westerunie lijkt de klok zowel twintig als dertig jaar teruggezet. Zanger Dâm-Funk [foto hieronder] lijkt niet alleen op Ice-T, hij grijpt ook met liefde terug naar de P-funk waar gangsterrappers begin jaren negentig gretig gebruik van maakten. Jammer genoeg zit er meer variatie in het geluid van een lekkende kraan dan in de beat die begeleidingsband Master Blazter bijna de hele show inzet. Dâm-Funk beschikt over een gouden strot maar doet daar te weinig mee en perst er te veel oneliners uit zoals George Clintons eeuwige "good god". De drumsolo van drie minuten is ondermaats met een halfslachtige poging tot drum 'n bass, die van de synthesizer volkomen stuurloos. De toetsenist doet ook nog een 'solo' op een Gameboy terwijl 8-bitklanken de ruimte vullen. Het is moeilijk te ontkomen aan het gevoel dat de groep hetzelfde doet als de makers van Epic Movie: wijzen naar iets en denken dat dat grappig of cool is. Swag? Nag.
"Do you want to go to the BZZZZZZZZKGGGGG!! with me?" Het moge duidelijk zijn; Crystal Fighters wordt ernstig geplaagd door de techniek. De speakers zuchten onder het geweld van het lichtvoetige kwintet maar een ware fan luistert daar zo doorheen. Wie die moeite neemt, ziet een collectief optreden dat een makkelijk behapbare mix maakt van electro, dubstep, flarden drum 'n bass en Baskische folk door middel van de txalaparta. Tot aan 'Plage' speelt het vijftal gedreven met een prima overgang van 'I Do This Everyday' naar 'I Love London', maar daarna kakt de boel genadeloos in. Met maar één album als wapenfeit is een uur te veel gevraagd en zijn de twee nieuwe liedjes flinke zeperds. Vooral het nummer na 'Plage' is schrikbarend slecht dankzij de zwaar overstuurde gitaar die op een gegeven moment volledig naast de drums zit. Afsluiter 'Xtatic Truth' redt dan nog enigszins de boel maar als deze avond wel iets verraadt, is het dat Crystal Fighters met sterker materiaal moet komen om een gat van twintig minuten te vullen.
In een overvol Transformatorhuis maken de ventilatoren aan het plafond overuren maar het enige wat wordt verplaatst zijn de zweetdruppels op ieders voorhoofd. Dat is deels toe te schrijven aan de ruimte maar nog meer aan een van de twee onbetwiste hoogtepunten van de zaterdagavond: Chromeo. Waar Dâm-Funk eerder op de dag tekortschoot in het funkhoekje, explodeert het Canadese duo compleet door het net wat meer op de discotour te gooien. Ieder nummer is net een snoepje met een krokant neonlaagje dat knettert in de mond. 'Needy Girl', 'Tenderoni', 'Night by Night', 'Fancy Footwork', 'Bonafied Lovin'', het is bijna bizar hoeveel hits deze goed geoliede machine kan uitspugen en ook al volgt bijna ieder nummer dezelfde beproefde formule, eentonig wordt het niet. Dat is voornamelijk te danken aan onderbrekingen zoals het Supertrampachtige '(Wurlitzer Ahoy) Momma's Boy' en de intro van Dire Straits' 'Money for Nothing'. De enige storende factor is de pauze die bij sommige nummers valt na de intro. Dan klikt zanger Dave 1 even op zijn laptop voor vier tellen vooraf. Iets met 'kniesoor' en 'geven'.
Wat zal het even slikken zijn geweest voor Duitser Siriusmo. Vlak voor het optreden van de dj/producer stond nog het Portugese Buraka Som Sistema alle kanten op te springen en na hem zijn The Subs aan de beurt, die weinig moeite hebben met halfnaakt optreden. Hoe zou het zijn voor de timide dertiger die bekendstaat als een notoire podiumvermijder om tijdens zo'n slot te spelen? Onwennig. Omringd door de spullen van The Subs staat Moritz Friedrich, zoals hij echt heet, er een beetje hulpeloos bij. Gelukkig blijft het de muziek die voor zich spreekt en Friedrich is een toegewijde producer die electro niet met een Belgische kettingzaag te lijf gaat maar met een Duitse cirkelzaag: doeltreffend, vlijtig en goed afgewerkt. Een mat begin culmineert in een smakelijke set met alleen maar eigen materiaal. Subtiliteit is het sleutelwoord en dat is niet verkeerd, want de energie wordt gespaard voor de act die na Siriusmo komt.
Ken je nog de botsauto's op de kermis met van die zwiepende geluiden? Ja? Neem dat geluid, zet er de dikste electropunkbeat onder die je kan verzinnen, laat drie gekke Belgen op iedere knop rammen die ze tot hun beschikking hebben et voilà: The Subs. De Gentenaren doorbreken meerdere geluidsbarrières en geven dat waar het publiek al een tijdje naar snakt: een show van formaat waar je van begin tot eind zonder gêne op en neer kan springen. Het tafereel krijgt bijna bijbelse proporties als zanger Jeroen de Pessemier naar beneden daalt om de voorste rij sterke drank uit een fles te voeren en hij weet zich prima staande te houden op de handen van velen. Bangers als 'Fuck That Shit' en 'Bang Bang Bang' worden trapsgewijs nog harder en uiteindelijk valt alles op zijn plek met single 'Face of the Planet'. Het meest ingetogen nummer van de hele set, maar juist door de vele opbouwmomentjes het ultieme afsluitnummer. Het publiek is bekaf, wil graag meer, maar heeft er de puf niet meer voor. Chapeau heren.
Zondag
Een tweede dag van een festival beginnen met de diepe bassen uit de Warp- en Ninja Tune-speeltuin van Eskmo. Waarom ook niet? Zijn apparatuur heeft de zoveelste nieuwe beatsbakker uit Los Angeles naar het publiek opgesteld, zodat men kan zien wat hij allemaal uitspookt. En dat is niet misselijk. Agressieve beats in verschillende ritmes, vervormde synths en hier en daar een melodie. Tegelijkertijd is Eskmo zeer interactief bezig. Hij knispert zakjes chips, ramt op prullenbakken en stalen pijpen en opent blikjes Hertog Jan (zonder ze op te drinken). Hij is natuurlijk niet de eerste die van allerdaagse zaken muziek maakt. Erg veel wordt er ook niet aan het geheel toegevoegd, omdat de samples na een minuutje al vervliegen in de brij van snippets, kriekjes en vooral hele diepe bassen die hij uit de laptop tovert en waar hij als een jazzmusicus overheen virtuoost en af en toe iets roept.
Bij Cut Chemist wordt er ook wat af gefreestyled. Toch is de lijn in zijn set helder, mede veroorzaakt door de videoman, die pal naast de man van Jurassic 5 en zielsverwant van DJ Shadow de muzikale gedachtegang van Chemist mag visualiseren. En die is, als je de beelden mag geloven, voornamelijk gedrenkt in zwarte cultuur. Natuurlijk hiphop, maar ook veel Afrika. En een 45 toerenplaatje van 'Give the Drummer Some', waarna op het scherm een uitgeputte en bezwete drummer in een voetbalstadion zijn laatste slagen na ongetwijfeld een waanzinnige solo onder luid applaus maakt. Cut Chemist pakt de laatste twee slagen en creëert een nieuwe beat. De drummer op het videoscherm beweegt op de maat van Cut Chemist. Ondertussen scratcht hij alsof zijn leven ervan afhangt, met twee digitale draaitafels en twee cd-spelers, constant gefilmd en af en toe getoond op het witte doek. Zonde dat zijn microfoon niet goed is afgesteld, zodat de weinige aansporingen die hij heeft in het luchtledige verdwijnen.
Het is voor het eerst dat Nederland in aanraking komt met Jamie Woon. De Britse r&b-crooner met dubstepbeats staat in de Gashouder met liveband en dat heeft zo zijn nadelen. De muziek van Woon is al vrij galmend van zichzelf maar dat wordt door de ruimte nog eens extra aangedikt. Daar komt bovenop dat de zang vrij neuzelig is en voor je er erg in hebt, lijkt het net alsof er een Zero 7 of een Nitin Sawhney op het podium staat te spelen. De Brit staat er bijzonder ongemakkelijk bij en komt pas echt los bij nota bene een cover van Charles & Eddie's 'Would I Lie to You'. De matige drummer die voornamelijk mag neuspeuteren kan eindelijk een beetje een beat erin gooien en voor je het in de gaten hebt is het alweer afgelopen. Feit is dat Woon een stuk beter tot zijn recht was gekomen als hij in het Transformatorhuis had gestaan.
Little Dragon is zo'n band waar je moeilijk níét van kan houden. Het Zweedse electropopkwartet kent in de Zweeds-Japanse zangeres Yukimi Nagano een charismatische frontvrouw waarin veel anderen hun meerdere moeten erkennen. Ze zwoegt, geeft klappen op een felgekleurde sampler en zingt fenomenaal. Daarbij wordt ze ondersteund door de rest van de band die niet zo nodig hoeft rond te springen. De drummer is wel een beest en legt ook nog eens dynamiek in zijn partijen. De rustige nummers worden achterwege gelaten, "Do you want to dance some more?" is de retorische vraag die Nagano stelt, terwijl de volgende uitsmijter al wacht met climaxen op precies de juiste momenten. Smakelijker dan dit komen ze zelden.
Ze mag gerust de vreemde eend in de bijt worden genoemd op de tweede dag van het Pitch Festival. Selah Sue [foto hierboven] vindt in ieder geval dat Pitch de beste line-up heeft van alle festivals waar ze dit jaar optreedt. En dat zijn er nogal wat. Terwijl haar show er eentje is, die je maar één keer hoeft te zien. Ze heeft simpelweg te weinig materiaal om steeds maar weer iets anders te doen. Maar die eerste keer mag je je schaamteloos verwonderen over het feit dat een elfje als zij tot zulke stembandacrobatiek in staat is. Dat ze kan ontroeren als een singer-songwriter, rappen als een Jamaicaan en uithalen als een souldiva. Laat maar komen dat tweede album!
Zowel bij Selah Sue als bij Flying Lotus staat het volume zo luid dat het geluid, versterkt door de typische akoestiek van de ronde Gashouder, te bombastisch binnenkomt. Nu is dat bij Selah Sue niet zo'n heel goot probleem aangezien ze rechttoe rechtaan muziek maakt. Bij Flying Lotus daarentegen is zuiver geluid juist essentieel wanneer je je enigszins staande wilt houden tussen de wirwar van beats en samples. Gelukkig is Flylo dermate expressief dat het klip-en-klaar is wanneer hij nog een (zoveelste) groovy break aan het geheel toevoegt. En er blijft voor The Gaslamp Killer, die werkelijk niet van het podium is te slaan, genoeg over om op te dansen. Dan weer met zijn krullenbol zwevend in een onzichtbare zevende hemel, dan weer zijn kletsnatte krullen headbangend op scheurende beats.
Wanneer je Judas Priest mixt met LCD Soundsystem, dan krijg je Yacht [foto hierboven]. Niet voor niets spelen ze halverwege hun set 'Breaking the Law' van de oude metalheads, weliswaar belegd met dikke DFA-baselinen, glitterende synths uit de jaren tachtig en, hoe kan het ook anders, heel veel koebellen. De band is net geland uit Californië; Amsterdam is hun eerste optreden en producer/zanger Jona Bechtolt en zangeres Claire Evans hebben er zin in. Om de haverklap duiken ze het publiek in om hun punkfunk nog dichter aan de man te brengen. Dat hun vocalen volledig verdwijnen in de muur van geluid is maar een kleine smet op een energiek en soms ook grappig optreden. Evans vraagt tussen twee nummers wie er gelooft in buitenaardse wezens. Twee weifelende vingers gaan de lucht in als de band aanzet voor het volgende nummer. "Oh okay", zegt Evans. "I was just asking." Nu maar hopen dat Lowlands nog een gaatje heeft in de Bravo-tent, want daar komt Yacht pas echt tot zijn recht.
Foto's uit het KindaMuzik archief: Junior Boys door Michiel Bastmeyer, Selah Sue door Tim Broddin, Yacht door van der Aa. Foto Dâm-Funk van Jurriaan Persyn uit 2009 (cc)
http://www.kindamuzik.net/live/pitch-festival/pitch-festival-2011-het-verslag/21831/
Meer PITCH Festival op KindaMuzik: http://www.kindamuzik.net/artiest/pitch-festival
Deel dit artikel: