Onze laatste liverecensie.
Onze laatste albumrecensie.
Ons laatste interview.
Onze laatste video.
Het jaarlijkse Groningse muziekfestival Eurosonic Noorderslag is een gedrocht. Het is een uit zijn voegen gegroeid festival, waarin het zoeken is naar de speld in de hooiberg. Vaak is het een frustrerend zoeken naar aangename muziek, maar af en toe krijg je wel degelijk wat te horen dat je lang zal heugen. Dit jaar waren er lichtpuntjes als Têtes Raides, Maskesmachine, Gravenhurst en Blackbud. Het is wikken en wegen, het is geduldig afwachten en soms moet je berusten in de grillen van het toeval.
DONDERDAG
Donderdag begint Eurosonic in het Grand Theatre met het Franse Têtes Raides. En als de theatherrock van dit gezelschap ergens op zijn plek is, dan is het wel op dit sfeervolle podium, waar normaal toneel wordt bedreven. De Fransen brengen een energieke mengelmoes van muziek, waar je chansons in hoort, maar waarin ook enthousiast gerockt, getoeterd en geëxperimenteerd wordt. Alsof The Clash en Kurt Weill samen optreden in een Parijs café. De band geeft een prachtig optreden weg. Têtes Raides ontroert, sleept mee en heeft een frontman die over een flinke dosis charisma beschikt. Zo kijkt het het publiek ademloos toe hoe hij tijdens het laatste nummer een lamp beetpakt en het ding keer op keer de zaal in slingert, wat een mooi effect geeft.
Iets conventioneler gaat het er in Huize Maas bij HAL aan toe. De Ierse band maakt muziek onder het motto ‘goede pop is niet lelijk’ en bewijst over het nodige talent te beschikken om die stelling ook in de praktijk te brengen. De band tapt uit hetzelfde vaatje als hun landgenoten van The Thrills. De samenzang geeft de muziek iets extra’s, maar HAL mist vooralsnog de afwisseling in het repertoire gedurende het volledige concert om de aandacht vast te houden. Maar als de band zich blijft ontwikkelen komen zulke dingen vanzelf goed.
Thomas Mahmoud krijst als een Duitstalige Beastie Boy over de elektrorock van zijn band Von Spar. Deze stoot energie krijgt het vijftal echter niet meteen op gang. Het is vroeg op de avond als de kleine, in blauwe plastic overalls gestoken mannen de sfeerloze zaal van Mutua Fides leven proberen in te blazen. Mahmoud krabt af en toe met open mond aan zijn kale hoofd, terwijl de rest van de band een pompende en stampende basis neerlegt. Naarmate het optreden vordert beklijft het meer. De nummers, die eerst uitblinken in bondigheid, worden nu verder uitgebouwd. De zaal vult zich en enkele leden laten de dikke brillen van de bezwete neuzen glijden. Terwijl de cameravrouwen van het Duitse Rockpalast al registrerend naar elkaar gebaren, brengt Von Spar met ouderwetse elektronica al heel wat dansbaarheid aan het prille begin van een overvol Eurosonic.
Zoals aangekondigd is We Insist! een virtuoos muzikantencollectief. De Franse band vult met zes leden het podium van Vera, dat zoals altijd het toevluchtsoord is voor de vuige rockbands van het festival. Bij zulke bands steekt het eigengereide We Insist!, dat net zijn derde album heeft uitgebracht, schril af. In de tijdens Eurosonic elke keer goed gevulde grote zaal wordt heterogeen songmateriaal ten gehore gebracht. De band houdt het spannend door tal van wisselingen, ritmisch zowel als wat betreft genre. Grotendeels blinkt We Insist! uit in een netjes te keer gaande hardrock, af en toe onderbroken door een schrikwekkende grunt afkomstig van frontman Etienne Gaillochet, die voor op het podium verscholen zit achter zijn grote drumstel. Zo nu en dan is er echter ook enkele seconden lang wat jazzrock te horen, wat vooral gecreëerd wordt door de lustig meeblazende alt- en tenorsaxofonist. Daarnaast is We Insist! niet zo meedogenloos dat het niet ook wat gewoon melodieuze gitaarrock weet te brengen.
Het Schotse Sons & Daughters werd vooraf gezien als een van de publiekstrekkers, maar wegens ziekte kwam het concert van deze band te vervallen. De op en top Amerikaanse muziek van Helldorado zou voor de cowboys onder ons een goed alternatief moeten zijn. De surftwang van deze Noren zou de perfecte soundtrack zijn voor een film van Quentin Tarantino. Helaas valt Helldorado behoorlijk tegen. Muzikaal is het wel aardig, maar het is veel van hetzelfde en dat gaat behoorlijk vervelen. De band is te veel bezig met uiterlijk vertoon; het kwartet lijkt voor de spiegel haar rock-´n-roll-poses te hebben geoefend en de gitaren zijn uitgerust met siervuurwerk, wat halverwege het concert aan wordt gestoken. Het zou de Noren goed doen om meer aandacht aan de muziek te besteden en wat minder aan andere zaken.
In jazzcafé De Spieghel, achter het pand van Vera, treedt Allan Muller op. Samen met Pascal Deweze, die nu Sukilove bestiert, leidde hij Metal Molly, dat jaren geleden nog aardig wat naam wist te maken. Nu zien we Muller terug als gepassioneerde frontman van een brave gitaarband in een morsig zaaltje dat aan het eind van het optreden een stuk minder vol is dan bij aanvang. Zelf lijkt hij er niet treurig van te worden. Onbekommerd geeft Satellite City alles met een setlist die stevig gedrenkt is in de pure pop. Dat doet de band in volle vaart en heel overtuigend. Kwaliteit is er onmiskenbaar; alles is uitermate degelijk. De zang, het gitaarspel, het drumwerk, de baspartijen en de pianoakkoorden: daarmee zit het wel goed. Spanning - voortkomend uit verrassing of wellicht wat frictie en wrijving in de melodiën of de arrangementen - is echter nergens te bekennen. Eeuwigheidswaarde creëer je meestal niet met ‘alle dertien goed’-composities.
De Muziekschool, aan de weg naast de Martinitoren, herbergt vaak interessante namen. In de Muziekschool wordt nooit geragd; hier gebeurt iets lieflijks, iets vreemds of iets naargeestigs. De jonge elektroposeur Stijn is qua persoonlijkheid eigenzinnig en qua roem klein genoeg, om de bovenzaal te vermaken. De bovenzaal die voor een groot deel gevuld wordt met gewillige meisjes, die zich uitermate vermaken met Stijns bronstige, maar ook malle dansnummers. Nummers waarin Kraftwerk doorschemert, evenals Franse elektronica uit de jaren ’80. Hieroverheen zingt hij als een rasechte Europeaan in het Vlaams, Frans, Italiaans of Engels. Hard hoeft de Vlaming niet te werken op het podium, voorgeprogrammeerd als alles is. De sequencer, drumcomputer, keyboard en sampler zijn allen onder handbereik en met één druk op een knop te bedienen. Hij moet het vooral hebben van zijn gevoel voor timing. Tijd is er genoeg om snel van laklaarsjes te wisselen en een dansje te wagen, of om wat kleren uit te trekken. Stijn kan de zaal met zijn nonchalante electrofunkshow makkelijk aan.
De hoofdzaal van het aan de Vismarkt gelegen Huize Maas kent niet het mooiste geluid van de verschillende podia. Dat blijkt als eerste bij The Go!team. De zeskoppige Britse band stond nog niet zo lang geleden op London Calling. Misschien dat het daardoor kwam dat de verwachtingen redelijk hooggespannen waren. Klaarblijkelijk naïef. Het openingsnummer van de band leek meteen al oneindig. Telkenmale werd hetzelfde basloopje ingezet, tikten de twee drummers voort, en maakten de twee gitaristen weer nieuwe slagen op de gitaar, terwijl de sample-trompetjes doorschetterden. Toen de kleine frontvrouwe haar intrede had gedaan, kon de show werkelijk beginnen. De band is even positief gestemd als het uitroepteken in de bandnaam doet vermoeden, wat belichaamd werd door de rappende zangeres Ninja, die haar enthousiasme maar al te graag op het publiek wil overdragen door het volop te laten schreeuwen. Toch bleken de nummers van The Go!Team al snel inwisselbaar. De band heeft een voor de muzikale opbrengst onverantwoord aantal muzikanten op het podium staan.
Het Vlaamse rariteitenkabinet Maskesmachine was bij officiële aanvangstijd nog steeds aan het soundchecken. De meeste bezoekers gingen er maar bij zitten en stonden gedurende het optreden niet meer op. Hiertoe werden ze door de drie vrouwenmeisjes en de mannelijke contrabassist, gekleed in zelf in elkaar gedraaide klederdracht, ook niet opgeroepen. Deze gingen een kwartier later giechelend van start met het dreigende ‘Plaktang’. Vanaf toen was alles anders. Hard en meerstemmig gezongen vreemdsoortige rijmassociaties ondersteund door ruwe drums, een pulserende contrabas, gehark op ukelele en viool deden het oerwoud van Vlaanderen tevoorschijn komen. Over eigenheid gesproken. Wat het viertal hier leverde en vervolgens met onnavolgbare nummers als ‘Baarmoeder’, ‘Douschke Pakken’ en ‘Voor Mij Zedde Gij Schoon’ was pure kunst. Ritmisch en melodieus deed Maskesmachine heel Eurosonic op avant-gardistische wijze vergeten. Ook toen het optreden langzamerhand ontspoorde, omdat een snaar brak, teksten werden vergeten, nummers niet goed waren ingestudeerd en een drumcomputer niet meewerkte, viel de toeschouwer van de ene verbazing in de andere. Maskesmachine gaf tegelijkertijd het beste en het slechtste optreden van het festival. De meisjes die de gaten opvulden met schattige gezichtjes, gegiechel, plat-Vlaams gebrabbel, sprongetjes en net niet-synchrone dansjes wisten hun fouten tot een onderdeel van hun act op te waarderen. Het optreden was het meest boeiende en memorabele concert van Eurosonic 2005. Ook al is dat wellicht haast niet voorstelbaar voor bezoekers die pas aan het eind van het optreden de zaal betraden en de toen aanwezige chaos aanschouwden.
VRIJDAG In de zaal met verreweg het mooiste geluid, de grote zaal van het Grand Theatre, begint Janove Ottesen de vrijdag. Onlangs kwam zijn grotendeels rootsy akoestische soloalbum uit: een integer en, op een tweetal nummers na, intiem werkstuk. Solo en akoestisch is ook het begin van het optreden: ‘Forget About Me’ is ontroerend. Als zijn ondersteuningsband opkomt, verandert Ottesen steeds meer in een volksmenner. Het optreden drijft op de meest opgetogen nummers van het album, zodat het publiek lekker mee kan klappen en “1-2-3-4” kan roepen. Zelfs bij de zeer ingetogen afsluiter ‘Wonderful Show’ kan Ottesen het niet laten allerlei grimassen te trekken. Zo wordt de intimiteit beetje bij beetje aan stukken gereten, terwijl daarin toch de kracht ligt van het solodebuut van de Noorse zanger. De kwaliteit die hij als frontman van Kaizers Orchestra bij zichzelf heeft ontdekt om mensenmassa’s op te zwepen, kan hij bij dit project niet genoeg loslaten om een werkelijk indrukwekkend, ingetogen optreden te geven. Janove Ottesen is van het hele festival degene met de meeste potentie hoog te reiken op de succesladder der muziek.
Ongemerkt heeft Ottesen een kwartier te lang opgetreden en is in de kleine bovenzaal The Memory Band reeds bezig hun folkliedjes te spelen. Een rij voor een zaal genereert aandacht en wordt al snel een lange rij. Zo ook bij deze Britten. De zevenkoppige band blijkt echter niet meer dan kabbelende en, zo je wilt, dromerige akoestische liedjes te spelen, opgevuld met een trekorgel en geaccentueerd door het spel van twee violistes. De toegevoegde waarde op de plaat van kleine beetjes elektronica is live niet aanwezig. The Memory Band maakt te slaperige muziek voor het nog steeds vroege uur. Bovendien is de uitstraling van de, met een chronisch pijnlijke glimlach getooide, zangeres zo schuchter en staan de andere bandleden er zo wezenloos bij, dat het publiek in even grote getale als het is op komen zetten weer weggaat. Omdat in de kleine zaal iedereen van de tribune moet komen, geeft dat een onaangename aanblik, vooral voor de band. Het ontlokt bij de zangeres een nerveus “goodbye”, zonder dat de pijnlijke glimlach van haar gezicht wijkt.
Huize Maas is afgeladen en buiten staan lange rijen. Bettie Serveert is de band waar het de meesten om te doen is en de mensen die binnen weten te komen zien een prima optreden van de Nederlandse band die weer helemaal in is. Natuurlijk is Bettie Serveert al lang niet meer het nieuwste of hipste bandje, maar de band bevindt zich op het moment wel degelijk weer in de spotlights. En dat is geheel terecht. Bettie Serveert opereert als een geoliede machine en overtuigt wederom met de krachtige en sfeervol gespeelde gitaarrock en de mooie zang van Carol van Dijk. Precies zoals de band dat altijd al deed.
Eveneens lang rijen bij Gravenhurst. In het kleine, maar prachtige bovenzaaltje van het Grand Theatre verzorgt de Britse singer-songwriter één van de mooiste optredens van Eurosonic. Nick Talbot betreedt de bühne in zijn eentje en heeft zijn band, zoals hij zelf zegt “in een doosje gestopt.” Met alleen een akoestische gitaar en geluidseffecten maakt de Brit zeer effectieve en introverte muziek, met een intensiteit die het publiek naar adem doet happen. Hoogtepunt van het optreden is de schitterend uitgevoerde cover ‘Diane’ van Hüsker Dü.
Een stuk luidruchtiger is The Bleeder Group in de Muziekschool. De Deense band brengt punk die sterk doet denken aan het werk van Can. Veel gitaar, veel percussie en een logge ritmiek. De loodzware muziek wordt op zich prima gespeeld, maar blijkt voor veel mensen te veel van het goede te zijn. Het optreden heeft helaas te lijden onder het belabberde geluid, waardoor de toch al zware muziek helemaal verzandt in een dikke brij van geluid. Jammer.
Het jonge drietal Blackbud (foto onder) heeft nog niks uitgebracht, en komt in maart pas met een drienummerige e.p. Optreden schijnt de band al genoeg te hebben gedaan. Maar als je de drie jongens op het podium bezig ziet, lijkt het allemaal eerder aangeboren: het zelfvertrouwen, de volkomen ongedwongen gang van zaken op het podium, de perfecte instrumentbeheersing. De bassist bedient heerlijk soepel zijn basgitaar, de drummer is onopvallend vlekkeloos, de gitarist/zanger hoeft zijn gitaar het gehele optreden geen blik waardig te gunnen om er volkomen de weg op te weten. Het is fascinerend om tussen alle ploeterende bandjes en acts op Eurosonic en in alle concertpodia in het land een band te zien die zo evident talentvol is en zo losjes de dingen doet waarbij andere bands het zweet over het voorhoofd zou lopen, dat je spontaan weer in de muziek gelooft. Het geloof in de muziek: iets waar een festival als Eurosonic, met veel middelmaat, toch onderhuids weet te trekken.
De soort muziek die Blackbud maakt is in eerste instantie niet verrassend. Blackbud giet de vocalen van Jeff Buckley in gitaarpopvorm. Het ene moment neigt zanger Joe Taylor lichtjes naar Jasper Steverlinck (Arid) toe en het andere naar de tragisch in de Mississippi verdronken icoon. Interessanter wordt het echter als Blackbud gaandeweg het optreden meer de jam opzoekt en zich gaat optrekken aan referenties als Led Zeppelin en vooral Jimi Hendrix. Deze avontuurlijkere manier van omgaan met hun talenten is wat hen nog het meeste past.
Het Franse Overhead lijkt een Britse rockband. Geen moment doen de leden anders vermoeden. Opvallend is dat zanger Nicolas Leroux fysiek anders in elkaar steekt, dan je van iemand zou verwachten die in elk refrein zulke hoge noten en lange uithalen voegt. Overhead is weer een aangenaam subtiele gitaarband, wat toch moeilijker schijnt te zijn dan het klinkt. Hard en op hoog tempo worden de nummers weliswaar voor de voeten van het publiek geworpen, maar werkelijk scherpe kantjes zitten er niet aan. De band speelt in Mutua Fides, waar de bands de neiging hebben om tot muzikaal behang te verworden. Wellicht komt dat doordat het podium niet heel hoog is en de lichten achter de band dermate sadistisch zijn ingesteld dat ze de toeschouwer gemeen scherp in de ogen kunnen kijken. Een andere reden kan zijn dat Overhead geen noemenswaardige dynamiek kent, waardoor de spanning wegvalt, ook al blijft de zaal wel vol. De band geeft door haar duidelijke degelijkheid de onmiddellijke indruk dat alles piekfijn in orde is. Daardoor lijkt de band niet verder te komen dan de ruimte muzikaal te behangen.
Het slechte geluid van de main stage van Huize Maas komt helemaal naar boven bij het optreden van Colour of Fire. De hardrock-riffs verwateren tot een schelle brij, waaronder ook de baspartijen geen stevige, hoorbare basis kunnen leggen. Door overmatig gebruik van echo in de versterking zingen de hoge vocalen van frontman Owen Richards hiernaast totaal los van de begeleiding. Verder spreekt het songmateriaal niet tot de verbeelding en mist dynamiek of een eigen kijk op de gitaarmuziek. De band vermeldt trots in de eigen bio met allerlei grote bands te hebben opgetreden. De bandleden van Placebo krijgen zelfs de speciale positie van “onze excentrieke ooms” toegedicht. Veel geleerd lijkt Colour of Fire in die tijd echter niet te hebben.
Aberfeldy maakt de afwezigheid van landgenoten Sons & Daughters ruimschoots goed. De Schotten maken muziek die goed valt te vergelijken met Belle & Sebastian. Ze produceren soortgelijke koorknaapjespop; braaf op het eerste gezicht en erg tongue-in-cheek. De band beschikt over sterke, mooi gezongen liedjes, een goed gevoel voor melodie en mooie samenzang. Aberfeldy lijkt alles in zich te hebben om een goed alternatief voor Belle & Sebastian te worden.
Van de ingetogen Schotten naar een wat meer extraverte Noor. Thomas Dybdahl weet hoe je een publiek om je vinger windt: met een energieke podiumpresentatie en goede, toegankelijke muziek. Dybdahl en zijn band gaan op een zelfde manier te werk als bands als Coldplay en Saybia. Het is muziek waarin het grote gebaar niet wordt geschuwd. Dramarock voor een groot publiek, maar wel goed uitgevoerd. Daar komt bij dat Dybdahl een goede stem heeft, die aan Jeff Buckley doet denken. Dybdahl zal absoluut niet misstaan op de grote festivals. Waarschijnlijk binnenkort eveneens te zien in stadions bij u in de buurt.
http://www.kindamuzik.net/live/diverse-artiesten/eurosonic-2005/8434/
Meer Diverse Artiesten op KindaMuzik: http://www.kindamuzik.net/artiest/diverse-artiesten
Deel dit artikel: