Onze laatste liverecensie.
Onze laatste albumrecensie.
Ons laatste interview.
Onze laatste video.
GRANDES SERRES :: Kaito, Colder, Minimal Compact
Kaito opent de donderdagavond met androgyne punkrock voor een vijftigtal vroege vogels. De heroïne-look en ook de muziek van dit viertal zien er wel verantwoord uit tussen alle Raveonnettes en andere Veils. Het had het iets post-moderns, de verstijfde punk-cool in een decor van een negentiende-eeuws park tussenin de glimmende buildings van het Brusselse zakencentrum. Jammer, maar deze band verdiende beter dan een veel te lege Grandes Serres.
Veel zwart leder in de zaal, en ook de drijvende kracht achter Colder, Marc Nguyen, was gekleed in een zwarte jekker, maar dan ongetwijfeld één van een Parijs' modehuis. Colder stond voor de moeilijke taak hun elektronische sound te vertalen naar een podium. En dat wisten ze blijkbaar op voorhand want ze trokken resoluut de kaart van de gitaar, in een viermansbezetting. Marc Nguyens performance was echter iets te statisch om bij te blijven. Natuurlijk past het wel ergens in de filosofie van deze onderkoelde new wave-geïnspireerde muziek om de helft van de tijd onbewogen of met je rug naar het podium toe te spelen. Maar daarvoor waren er teveel invloeden van de te zware bas en rockgitaar die het geheel iets of wat uit de context haalden die ze zo mooi hadden uitgezet op hun album Cold Again. Het kan natuurlijk aan het feit liggen dat Marc Nguyen eerder verlegen overkwam hoe hij op het podium wat hulpeloos aan zijn sigaret stond te trekken. En de groep heet ook niet voor niets Colder. Pas naar het einde toe werd wat meer elektronica toegelaten en viel het geluid in zijn plooi. De gitarist bracht het er het beste van af met schriele, hoge, uitwaaierende nootjes ingebed in fuzztapijten en verbaasde ons toen hij kordaat zijn elektrische gitaar met de strijkstok begon te bewerken, als ware het een cello, in een bevroren 'Cold Again' - perfect bij de inzettende schemering. Tijdens een bij het publiek goed ontvangen en rockerig 'Crazy In Love' leek het toch wel goed te komen met de pose van Marc Nguyen. 'Silicon Sexy' toonde ons Colder hoe het moest, op dreef maar onderkoeld, met een zware clickhousebeat erbij, op elkaar ingespeeld als band en communicatief naar het publiek toe.
Minimal Compact was in de jaren tachtig een van de cultgroepen uit de new wave en bestond uit drie uitgeweken Israëli's en een Amsterdammer die daarna in Brussel terechtkwamen. Een thuismatch zou hun optreden op Les Nuits dus worden. Minimal Compacts tweede gitarist Rami Fortis werd destijds de "mad man" genoemd omdat hij op het podium tekeer ging als een beest. Moeiteloos bewijst hij twintig jaar later dat hij nog niets van zijn energie heeft verloren en dat zijn speelstijl er alleen nog beter op is geworden. Samen met gitarist Berry Sakharof (meer de man die de lijnen uittekende waarbinnen - of vooral waarbuiten - Rami Fortis dan mag tekenen) waren zij gisteren in het eerste deel van het concert de stuwende kracht achter het Minimal Compact-optreden. De ogen van Rami Fortis rolden over een weer en er bijna uit terwijl hij zijn snaren bekraste, bestreelde, behandelde, en soms gewoon bespeelde. Een beheerste wall of sound trokken ze op, evenzeer wild van inborst als met finesse gedaan, tegen elkaar concurrerend als grillige vlammentongen, maar nooit elkaar overstemmend, nooit over de hun toebedeelde plaats heen. Transcendent aan zowat elke muziekstijl die uit een gitaar kan voortgebracht worden. De manier waarop deze twee gitaristen met elkaar samensmeltten tot een bedwelmende damp uit een wierrookvat, was uitermate hypnotiserend. Wervelend en dreigend door de kracht en de mimiek van Rami Fortis, berustend in de troost van de melodie en gitaar, of angstig snerpend als een hete zandstorm. De begeleiding op bas en drums was strak, kaarsrecht en consequent, alsof drummer en bassiste zich (ook letterlijk) op de achtergrond hielden voor wat komen moest. Mooi om te zien hoe ze één voor één de rol aan de microfoon doorgaven en hun stemmen afwisselend het geheel kleurden. De gracieuze, bijna fragiele, bassiste Marca Spiegel. Rami Fortis' pregnante klaagstem, of zijn goedgeplaatste stemcapriolen die uit de echokamer te lijken komen. Sammy Birnbach, de poëet, dikwijls met beide handen in de lucht geheven, als vanouds zijn teksten declamerend. Wanneer hij niet - eerst plechtig en sacraal onverstoord, daarna bucolisch ronddansend - op zijn drum stond te bonken. 'Dedicated', het laatste nummer dat de band schreef, zit zoals te verwachten vooraan in de set. Een dada van Minimal Compact, om de tegenstelling te accentueren.
"Take me to the run, to the run, run, run, ......" zingt de band gezamenlijk en onweerstaanbaar bezwerend in het steeds maar versnellende 'Pieces of Green', een vroege climax. In het kalme 'When I Go' stapt Marcia Spiegel naar voor om breekbaar te zingen. De meeste nummers worden kort gehouden, de essentie wordt samengevat in enkele minuten. Beknopte versies van 'Deadly Weapons','Autumn Leaves' en 'Statik Dancin'' laten ruimte voor andere en minder bekend songs. "Statisch danzen" gilt Rami Fortis in taal die Jiddisch moet zijn geweest.
'Babylonian Tower' wordt een helse rit naar het einde. Na de eerste bis steekt de band hun hand uit naar de toekomst. Berry Sakahrof trekt ter plekke een loopje van de drummer en ontketent een duivelse techno-jam middels een genadeloze vierkwartsbeat. Drummer Max Francken - van zijn functie ontdaan - komt vanachter zijn drumstel en springt spastisch hakkend en klappend rond op het podium. Als een levende metafoor voor 'Statik Dancing'! Na een hels geklap en getrom door het publiek springt uiteindelijk Rami Fortis terug op het podium om met zijn machtig diepe stem een authentiek Arabisch klinkende a-cappella weg te geven. En zodoende te tonen dat Brussel niet de hoofdstad is van enkel Europa, in elk geval dan toch gisterenavond voor de aanwezigen in de Grandes Serres. De groep breide er nog twee nummers aan en zette zo de klasse van Minimal Compact die in 1988 even ophield te bestaan, gewoon verder.
(ed)
ORANGERIE :: McLusky, Blood Brothers, Liars
Er zijn zo een aantal redenen waarom er toch behoorlijk wat verwachtingen waren voor McLusky. Ten eerste hebben ze hun album opgenomen met ene Steve Albini, of zeg maar de god van de indie. Ten tweede klinkt de stem van zanger Andy Falkous soms net als John Lydon, of zeg maar de god van de punk. En last but not least worden ze wel eens vergeleken met de Pixies. Ze hebben namelijk die gave om baslijntjes te schrijven die nog catchier zijn dan 'Seven Nation Army', maar om er dan toch agressieve punknummers van te maken door middel van volle distortion op de bas, enerverende ritmische drums en donkere gitaarakkoorden. McLusky mocht en kon de Orangerie 35 minuten boeien. De avond was goed ingezet.
Blood Brothers uit Seattle is een rare band. Het ene moment krijgen we de puurste hardcore te horen, terwijl ze het andere moment de experimentele weg van The Mars Volta ingaan, om dan toch weer terug over te schakelen naar die uptempo agressie zoals op Relationship of Command van At The Drive-in te horen valt. Het zit allemaal door mekaar en toch hangt en past het allemaal netjes samen. Die rare, explosieve en toch hoogst dansbare cocktail wordt aangevoerd door twee excentrieke zangers. De ene zingt alsof hij eerst uren aan de heliumfles gezeten had, terwijl de andere schreeuwt alsof zijn longen aan het verbranden zijn. En dan hebben we het nog niet eens over al hun spastische bewegingen! Toen ze echter na afloop een uitzinnig publiek wilden trakteren op een bisnummer, bleek dat wegens tijdgebrek niet te meer te mogen. Spijtig, maar we konden tegen dan al terugblikken op een superenergieke, strakke show van een wel heel speciale band.
En dan was het tijd voor de topact van de avond. De Liars bestaan nog geen vier jaar, maar hadden hier toch al een serieuze reputatie te verdedigen. Ze hebben twee schitterende albums afgeleverd en over hun vorige concert in de Botanique wordt nog steeds vol lof gesproken. Eerst en vooral was hun show erg kort. Na 45 minuten aan één stuk door (de jongens hebben lak een bisnummers) was het gedaan. Maar wat we daarvoor in die drie kwartier te zien kregen, oversteeg zelfs nog bijna de verwachtingen. Doordat de Liars nu geen vijftal meer, maar een trio zijn, is er veel meer plaats om te experimenteren met computers. En dat liet zich ook merken. De enerverende drums van McLusky zonken in het niets ten opzichte van deze drummer en drumcomputer die als een tijdbom net boven ons hoofd verder tikten, dreigend te ontploffen, maar altijd die spanning houdend. Frontman Angus leek nog wel de meest gestoorde. Hij zag er grappig uit, hij danste, sprong en wandelde grappig rond. Ook in zijn bindteksten zat zo weinig samenhang dat die eigenlijk ook best grappig waren. Hij deed eigenlijk wel een beetje aan Nick Cave denken. Het was mijlenver over de grens van het toelaatbare, je reinste vorm van decadentie. Als je wil weten hoe het Romeinse Rijk ten val gekomen is, kijk naar deze man. Het antwoord zit erin.
Maar toch paste het allemaal door net niet te willen passen, frontaal botsend met alle muzikale regels. De Liars hadden het publiek volledig in hun macht tijdens deze psychotische, gestoorde, chaotische trip. De set was zodanig antimuzikaal dat het net wel weer lekker dansbaar werd. Artpunk van het allerhoogste niveau. We kijken al uit naar hun terugkomst in augustus, zoals ze zelf beloofden. Pukkelpop? We hopen het. Volgens Angus zelfs samen met de Blood Brothers. Als dat geen mooie vooruitzichten zijn!
(bd)
KONINKLIJK CIRCUS :: Gang Bang, The High Llamas, The Divine Comedy
In een paars uitgelichte Koninklijke Circus wordt de donderdagavond geopend door het IJslandse Bang Gang. Een stoere naam voor zo'n niet-stoere groep. Bang Gang grossiert in nummers die ergens het midden houden tussen Portishead en Air. Muziek die inmiddels al door duizendeneen bandjes is gemaakt maar waarbij de blueprints (Dummy en Moon Safari) nooit meer worden verbeterd (overigens ook niet door de bands die ze ooit zelf maakten). Elk nummer van Bang Gang begint stilletjes, wordt in de lijn der verwachting iets opgebouwd en ja hoor, als afsluiter is er dan de plichtmatige uitbarsting. Een aardig sexy zangeres, een aardige neef die een aardige noot kan meezingen en een toch nog aardig laatste nummer maken het gevoel van verveling er niet minder om.
Een muzikaal uitgekleed The High Llamas moet het publiek nog even opwarmen voordat het eigenlijke hoofdprogramma het podium mag betreden. De band uit Londen verrast enorm ondanks de "experimentele" klungeligheid. Opperlama Sean O'Hagan is gefixeerd op de liedjes die Brian Wilson in zijn bedlegerige (rondom Friends) periode maakte: kunstige kleine popliedjes met doordachte akkoordenschema's en fragiele melodieën. The High Llamas blinken ondanks alles op het podium uit zoals ze dat ook doen op het onlangs verschenen Beet, Maize & Corn doen. De fragiele nummers uitgevoerd in sobere bezetting maken indruk. Hier heeft iemand even stilgestaan bij het schrijven van liedjes. "I'll buy anyone who sings along a drink," zegt O'Hagan bij het laatste nummer dat de band ten gehore brengt in het Koninklijk Circus. Het publiek neuriet zachtjes 'Lalalalala' mee. Snel naar de bar!
Bij zijn opkomst krijgt de Ier Neil Hannon een haast ovationeel applaus. Op het podium zijn 15 muzikanten geposteerd, grotendeels bestaande uit het een lokaal orkest. Vanavond kan The Divine Comedy dus in vol ornaat aanschouwd worden. En dat is natuurlijk hoe Hannon zijn eigen muziek het liefst hoort. Groots opgezet, vol bombast en en altijd met een knipoog. De vergelijking met Scott Walker is op het podium nog evidenter dan die op plaat al is. Wanneer Hannon zich dan ook nog eens als een charmante gastheer opstelt is het feest in het Koninklijke Circus compleet. Het lijkt er heel persoonlijk door te worden maar altijd volgt natuurlijk weer die kwinkslag. "Thanks for that and yes it was great!" Hannon doet veelvuldig een stap opzij om de muzikanten de ruimte te gunnen. Dat hem dat een moment geeft om nog wat witte wijn te nuttigen is natuurlijk mooi meegenomen. Het hoogtepunt van de avond is het beste nummer van het kort geleden uitgebrachte Absent Friends: 'Our Mutual Friend'. Wanneer de violen aanzwellen zit Hannon genoegzaam te knikken met zijn hoofd. Terecht, want het is een van de meest ontroerende liedjes die hij heeft geschreven. "Have you enjoyed the rest of the evening," vroeg Neil Hannon. Het blijft wat stil in het publiek op een enkeling na die toch durft te morren. Na enkele seconden bedenktijd reageert de zanger: "I'll take that as a yes." Het publiek is gekomen voor The Divine Comedy. Hannon weet dat en trakteert het publiek op liedjes afkomstig van Absent Friends zoals het frisse 'The Happy Goth' en het iets oppervlakkige maar pakkende 'Come Home Billy Bird'. Ouder werk gaat er ook in als koek zoals 'The Certainty of Chance' en favoriet 'Generation Sex' van zijn succesalbum Fin de Siècle. Hannon had het publiek in zijn hand en dat was volkomen terecht.
(wvi)
» recensie Dag 5
» recensie Dag 8
» Ga terug naar de Les Nuits Live index
http://www.kindamuzik.net/live/709/les-nuits-botanique-2004-dag-7/6029/
Meer op KindaMuzik: http://www.kindamuzik.net/artiest/709
Deel dit artikel: