Onze laatste liverecensie.
Onze laatste albumrecensie.
Ons laatste interview.
Onze laatste video.
Zeven jaar had het drietal nodig om Towards the Low Sun te maken. Heel raar is dat niet: alle drie de bandleden spelen ook in andere bands (Ellis werkt veel samen met Nick Cave: hij zit zowel in The Bad Seeds als Grinderman en ze componeerden samen ook filmsoundtracks) en wonen ver bij elkaar vandaan. “Er komt qua logistiek en planning veel bij kijken,” beaamt Ellis. “Maar dat heeft altijd in ons voordeel gewerkt. Als we bij elkaar zijn, is er maar een bepaalde hoeveelheid tijd waarbinnen we kunnen werken. Dat dwingt ons om het beste uit onszelf te halen.”
Het resultaat mag er zijn, vindt Ellis. Hij ziet de plaat als het beste wat ze tot nu toe hebben opgenomen. Dat iedere muzikant dat over zijn nieuwe plaat zegt, doet er niet zoveel toe. “Ik denk dat je dat gevoel moet hebben bij een nieuwe plaat. Als je dat niet hebt, is het het album de moeite van het uitbrengen niet waard. En ik denk dat we als band ook echt vooruit zijn gegaan.”
Op Towards the Low Sun grijpt het drietal terug op ouder werk, zoals Horse Stories of Ocean Songs; platen met rauwe livefeel. “We hebben altijd een herkenbaar geluid gehad. Of je er van houdt of niet: dit is hoe we klinken. Op voorganger Cinder probeerden we, veel meer dan dat we gewend waren, om liedjes te schrijven. Dat was leuk, maar daar zijn we ook iets mee kwijtgeraakt. Daarom gingen we weer op zoek naar die livekant van onze muziek. Ik had gevoel dat ik de draad van The Dirty Three wat was kwijtgeraakt.”
Tussen vrijheid en structuur
Zoals op bijna alle platen is er op Towards the Low Sun geen ruimte voor zang. Het geeft de band een groter gevoel van vrijheid, geeft Ellis aan. “Een zanger kan je tot een bepaalde structuur dwingen en zang eist een flink gedeelte van de aandacht op: je wordt daar als luisteraar automatisch naar toe getrokken. Zonder zang heb je als muzikant dus meer vrijheid. Dat maakt het tegelijkertijd moeilijker, omdat je je verhaal op een andere manier moet gaan vertellen.”
Eigenlijk is de viool de zanger bij The Dirty Three. “Ja, dat klopt wel, maar we proberen altijd een middenweg te vinden. De viool heeft daarbij de melodieuze lijn in het geheel, maar gaat om de interactie met de andere instrumenten.” Die interactie ontstaat door tijdens opnames en concerten te experimenteren, al improviseert de band zeker niet te veel. “We zijn geen jazzmuzikanten,” grijnst Ellis. “Wel proberen we altijd iets instinctiefs in ons spel te houden. We hebben altijd van het losse gehouden.”
Het experiment krijgt dus nooit de overhand. “Je hebt iets nodig om op te bouwen: akkoorden, ritme en een melodie om alles bij elkaar te brengen. Zie het als het bouwen van een boot. Je kunt het doen zoals je wilt, maar zonder een bepaalde constructie blijft hij niet drijven.” Volledige muzikale vrijheid is wat dat betreft onbereikbaar. “Je kunt het zo abstract maken als je wilt, maar op een gegeven moment wordt dat vermoeiend. Het is interessanter om iets te horen dat heel vrij klinkt, maar mét een bepaalde structuur, dan iets waarbij de structuur helemaal afwezig is. Dat gaat voortkabbelen en wordt inhoudsloos.”
Viool
Ellis volgende een opleiding tot klassiek violist en gaf ook enige jaren les. Tot er iets ging schuren. “Hoewel ik er nu wat op terug ben gekomen -wat voornamelijk komt door het inspelen van soundtracks- heb ik eigenlijk nooit viool willen spelen op de manier zoals ik het voor het eerst hoorde. Die manier van spelen kwam me voor als een bijgedachte; als een goed bedoelde, maar kleine aanvulling op een popliedje. Ik heb nooit gewoon 'mee willen spelen'.”
Waar viool van oudsher wordt geassocieerd met klassieke muziek en folk, ging Ellis op zoek naar iets anders. “Ik heb altijd naar rock geluisterd. Ik had ook nooit het idee dat de instrumenten die ik bespeelde pasten bij de muziek waarvan ik hield. Toen ik voor het eerst The Velvet Underground hoorde viel mijn mond open. Dat John Cale op zo'n manier zijn viool gebruikte! Datzelfde had ik bij bluegrass uit de jaren twintig. Dat was net punk. Die viool klonk zo rauw, het had een gitaar kunnen zijn.”
Uniek
“Ik was ook altijd iemand die naar bandjes ging kijken en ik had nooit het idee dat ik er in eentje zou gaan spelen. Uiteindelijk gebeurde dat toch. Ik sloot mijn viool aan op een gitaarversterker en ik begon.” Waarmee het unieke geluid van The Dirty Three een feit was. Lachend merkt hij op. “We kwamen tot de ontdekking dat het geluid ons goed beviel en veel moeilijker dan dat is het ook nooit geworden.”
Toch is het geluid wel degelijk uniek. De combinatie tussen Ellis' viool, het rockende gitaarspel van Mick Turner en de losse drumpartijen van Jim White is moeilijk te vergelijken met andere bands. “We hebben ook nooit het gevoel gehad dat we tot een bepaalde scene behoorden,” vertelt Ellis. “Totdat iemand me het uitlegde had ik nog nooit van de term 'postrock' gehoord. En buiten het instrumentale zag ik ook met dat soort bands niet veel overeenkomsten.”
Het gebrek aan referentiekaders is wel precies wat de band zo bijzonder maakt en Ellis ervaart dat als positief. “Ik heb me nooit verbonden gevoeld met een andere band, maar ik denk dat het juist goed is om je als muzikant alleen te voelen. Dat maakt je sterker.” Na een korte stilte lacht hij hardop. “Toen we begonnen waren we het echt het vreemdste bandje dat er Australië rondliep.”
(Foto's: Annabel Mehran)
http://www.kindamuzik.net/interview/the-dirty-three/the-dirty-three-het-vreemdste-bandje-van-australi/22579/
Meer Dirty Three op KindaMuzik: http://www.kindamuzik.net/artiest/the-dirty-three
Deel dit artikel: