Onze laatste liverecensie.
Onze laatste albumrecensie.
Ons laatste interview.
Onze laatste video.
Juni 2002. Het Peter Brötzmann Chicago Tentet doorkruist het Noord-Amerikaanse continent en houdt her en der halt om er te concerteren. Dit brengt hen op een gegeven moment in het Canadese Montréal waar het plaatselijke radiostation CKUT graag wat promotie voor het tiental wil maken. Als Brötzmann wordt gevraagd om live in de studio te komen spelen, gaat hij graag op de uitnodiging in, maar hij besluit er in beperkte bezetting aan te treden. En zo gebeurt het dat Brötzmann enkel vergezeld wordt door Mats Gustafsson en Ken Vandermark. “Misschien leek het hem gemakkelijker om geen drumstel en akoestische bas op te moeten stellen in de studio,” herinnert Ken Vandermark zich.
No One Ever Works Alone
Later dat jaar pakt het drietal de draad weer op in het Zweedse Ystad, waar ze op een door Gustafsson georganiseerd festival spelen. Stilaan wordt de basis gelegd van wat later zal uitgroeien tot Sonore, een project dat zich gaandeweg kenmerkt door een totaal eigen identiteit. “Voor mij persoonlijk onderscheidt Sonore zich van andere ‘saxofoonkwartetten’ omdat het niet gebaseerd is op de principes van een strijkkwartet. De meeste saxofoonensembles proberen immers om de vier stemmen in een strijkkwartet (cello, altviool en twee violen) na te bootsen door het gebruik van bariton, tenor, alt en sopraansax, of een variatie hierop. De muziek van Sonore is echter op andere principes gestoeld. Door houtblazers te gebruiken als houtblazers en ze geen andere rol op te leggen, slaagt Sonore erin om een op zichzelf staande en door zichzelf gegenereerde geluidswereld te scheppen die gekenmerkt wordt door een enorm pallet aan textuur, ritme, kleur en melodie. En dit zelfs zonder percussie, strijkers, koperblazers, piano en elektronica te gebruiken.”
In 2003 trekt Sonore twee weken door Europa. Een aantal avonden wordt opgenomen en het optreden dat ze tijdens hun laatste avond in Keulen geven verschijnt in 2004 onder de titel No One Ever Works Alone. Hierop is te horen hoe het trio zijn eigen muzikale wereld geconcipieerd heeft. “Sonore onderzoekt op een spontane manier de expressieve en creatieve mogelijkheden van houtblazers. Daarbij slaagt Sonore erin om binnen de muzikale improvisatie een zodanig niveau te bereiken dat niet geëvenaard kan worden met conventionelere bezettingen of instrumentaria,” aldus Vandermark.
Improvisatie: conventies en verder
No One Ever Works Alone werd live opgenomen. Is dit de beste manier om vrije improvisatie volledig tot zijn recht te laten komen of ziet Vandermark daarin geen verschil met reguliere studio-opnames? “Eigenlijk maakt het niet uit of de opnames op een concert of in een studio gebeuren, voor mij werken beide manieren hetzelfde. De opname documenteert steeds de muziek die op een specifieke plaats en tijd via improvisatie tot stand kwam en daarin speelt telkens een aantal elementen een belangrijke rol. Denk daarbij aan de akoestiek, het feit of er al dan niet een publiek aanwezig was enzovoort. Soms is het eenvoudiger om bepaalde dingen te bereiken als je voor een publiek staat en op andere momenten klinkt iets beter in de stilte en de atmosfeer van een studio. Voor mij zijn beide manieren dus evenwaardig om muziek vast te leggen, maar ik geloof niet dat je de studiotechnologie kan gebruiken om de geïmproviseerde elementen kunstmatig te manipuleren. Voor mij moeten de opnames steeds een zo getrouw mogelijke weergave zijn. Het moet net zo klinken zoals de band in een goede zaal zou klinken.”
Sonore brengt drie mensen samen die hun sporen reeds ruimschoots verdiend hebben in de vrije-improvisatiejazzscène. Naast Ken Vandermark treffen we er Peter Brötzmann aan, de Duitse multi-instrumentalist die al ruim drie decennia meedraait en vooral bekend werd met het Die Like A Dog Trio en het Peter Brötzmann Chicago Tentet. De Zweed Mats Gustafsson zocht eveneens snel toenadering tot de jazzscène in Chicago, de freejazzstad bij uitstek, en leverde vorig jaar nog prima werk af met The Thing en Hidros 3, zijn samenwerking met Sonic Youth en Loren Mazzacane Connors.
Wat vindt Vandermark tegenwoordig van dit wereldje? “Ik denk dat de muzikale improvisatiescène momenteel heel erg interessant is. Sinds de jaren zeventig zijn veel van de ontwikkelingen in de kunstwereld tot scholen uitgegroeid. Dit geldt zowel voor Europa, Amerika als Japan. Er is momenteel een gecodeerde stijl aanwezig in de meeste free improv-muziek en zeker ook in freejazz, om maar twee voorbeelden te geven. Mij interesseert het voornamelijk om iets individueels te bereiken dat verderbouwt op deze ontwikkelingen. Er zijn personen die muziek op deze manier stimuleren en ik denk dat zowel Peter als Mats daartoe behoren. Het gebeurt vaak dat bepaalde luisteraars een voorbarig oordeel vellen over Peters muziek. Maar toch, als je objectief naar zijn muziek luistert, dan wordt het duidelijk dat hij sinds For Adolph Sax (1967) zijn stijl voortdurend aanpaste en zich verder ontwikkelde. Het is dan ook ongelooflijk inspiratievol om regelmatig met zo iemand te werken. Zoiets motiveert me om mijn eigen weg te vinden en om vooral verder te blijven zoeken.”
Ab Baars, Joe Morris, Joe McPhee, Leroy Jenkins, Derek Bailey, Joe en Mat Maneri, John Tilbury, Paul Lytton, Ornette Coleman, Misha Mengelberg, Paul Lovens, Anthony Braxton, Paal Nilssen-Love, Sten Sandell, Han Bennink, Evan Parker en Max Roach. Ze staan eveneens allemaal op Vandermarks lijstje van improvisatiemuzikanten wiens werk tot de spannendste en origineelste muziek van vandaag behoort.
Noord-Amerika versus Europa
Vandermark woont in Chicago, een stad die sinds het midden van de jaren negentig van de vorige eeuw een stevige reputatie opgebouwd heeft op muzikaal vlak. “Chicago is een van de belangrijkste centra voor muzikale improvisatie in Noord-Amerika. Ik treed er heel graag op en dat is misschien wel dé reden dat ik er woon. Maar ook New York is op dat vlak een heel belangrijke stad en datzelfde kan je van Vancouver zeggen. Deze steden kenmerken zich door een aanzienlijke groep muzikanten die ofwel in de stad ofwel in de buurt wonen. Daarnaast is er een constante toestroom van nationale en internationale improvisatieartiesten en dit zorgt ervoor dat de creatieve activiteit steeds nieuwe richtingen uitgaat.”
Maar ook in andere steden kan hij op bijval rekenen. “Als ik op tournee ga in Amerika, word ik in vele steden goed ontvangen, vooral aan de oost- en westkust.”
Vindt hij het Noord-Amerikaanse jazzcircuit vergelijkbaar met dat in Europa? “In mijn ervaring is het publiek grotendeels hetzelfde. Het betreft meestal jonge mensen (twintig tot veertig jaar) die in alle soorten muziek geïnteresseerd zijn en zich zeker niet beperken tot jazz, improvisatie en dergelijke. Zij belichamen het publiek waarvoor ik wil spelen. Ze staan voor alles open en geven me de vrijheid om door te gaan met de muziek zoals ik die wil en moet brengen. Het grootste verschil is echter van financiële aard. In Europa wordt kunst nog steeds veel meer ondersteund en dit geeft de artiesten meer financiële ruimte. En verder vormt dit aspect natuurlijk een goede basis voor de grote improvisatiefestivals zoals Nickelsdorf, Wels en Mulhouse. Deze festivals, verantwoordelijk voor een constante kwaliteit, zijn in Amerika ondenkbaar. Het enige dat misschien in de buurt komt is het Vision Festival (New York). Canada staat daar sterk mee in contrast; daar heeft men vanaf het begin de creatieve festivals in Vancouver en Victoriaville gesteund.”
In het Europese jazzcircuit neemt het Hasseltse Kunstencentrum België voor Vandermark een centrale plaats in. “Het is een van mijn favoriete plaatsen om te spelen. Ik houd van de grootte van de zaal, ik kan het gezicht van iedereen in het publiek zien en ik kan er zonder P.A. spelen als ik dat zou willen, terwijl de hele zaal me toch goed zou kunnen horen. Het volk dat er naar de concerten komt kijken doet dat in de eerste plaats voor de muziek zelf, het is dan ook een fantastisch publiek om voor te spelen. Verder is Koen (Vandenhoudt, programmator) erg begaan met de muzikanten en de kunst. Dit is het type zaal waar ik graag wil spelen, niet in grote concertzalen of op gigantische festivals. Voor mij moet er een soort van akoestische intimiteit bestaan waarbinnen de muzikale improvisatie zich kan ontwikkelen en aan deze voorwaarde wordt voldaan door clubs en kleine zaaltjes zoals Kunstencentrum België.”
De drie personen achter Sonore stonden er allemaal al eerder op het podium. In feite zijn ze sinds 1999 gaandeweg uitgegroeid tot vaste bezoekers. Zo kon menig free improv-liefhebber er reeds kennismaken met Vandermark/Lytton (1999) het Aaly Trio (2002), The Thing/Joe McPhee (2002), The Vandermark 5 (2003), Brötzmann/Drake/Parker (2003) en het Peter Brötzmann Chicago Tentet (2004).
En aan dit lijstje kunnen we binnenkort Sonore toevoegen, want Vandermark, Gustafsson en Brötzmann staan er op 19 februari op de planken. De dag nadien speelt Sonore nog in Utrecht (SJU).
» Bezoek de site van Kunstencentrum België
» Bezoek de site van de Stichting Jazz en Geïmproviseerde Muziek Utrecht (SJU)
http://www.kindamuzik.net/interview/sonore/sonore-drie-houtblazers-die-een-unieke-muzikale-identiteit-ontwikkelden/8570/
Meer Sonore op KindaMuzik: http://www.kindamuzik.net/artiest/sonore
Deel dit artikel: