Onze laatste liverecensie.
Onze laatste albumrecensie.
Ons laatste interview.
Onze laatste video.
In de jaren zeventig bracht Big Star drie platen uit die nu ware popklassiekers zijn. Geen van de platen behaalde destijds enig commercieel succes. Zanger/gitarist Chris Bell verliet de groep al na de eerste plaat en kwam in 1978 om het leven bij een auto-ongeluk. Alex Chilton ging solo verder, met wisselend succes. Jody Stephens bleef werken in de studio waar de platen van Big Star werden opgenomen. Begin jaren negentig, toen de hele popwereld Big Star had herontdekt, voegden Ken Stringfellow en Jon Auer zich bij de band voor enkele optredens. Eind vorig jaar verscheen In Space en begon een nieuwe episode in het bestaan van de roemruchte gitaarband.
Na enkele handelingen met de zorgvuldig beschreven setlist van vanavond, geeft Stephens aan dat hij klaar is voor het interview. We zitten in de kleedkamer van Tivoli en de zingende drummer spreekt ontspannen over Big Star, Chris Bell, The Posies en Memphis. Stringfellow en Auer verlaten de ruimte, wat het wel zo gemakkelijk maakt om Stephens te laten praten over de nieuwe bezetting van Big Star.
Is Big Star nu weer permanent bijeen?
“Big Star is weer echt een band. Of we permanent bestaan? Dat denk ik wel. Maar elk lid houdt zijn eigen beslommeringen. Alex treedt solo op. Ken en Jon ook en zij spelen nog met The Posies. Ik heb al achttien jaar een fulltimebaan in de Ardent Studio in Memphis. Onze nieuwe plaat is daar opgenomen. Al onze platen hebben we in Ardent opgenomen, moet ik zeggen.”
Brengen Stringfellow en Auer nieuwe elementen in Big Star of houden zij vooral de oude sound in ere?
“Allebei denk ik. Met hen erbij zijn we er vocaal op vooruit gegaan. Jon en Ken spelen en zingen natuurlijk heel goed samen. Een stel engelen zijn het, zoals zij kunnen zingen. Zij dragen veel bij aan deze band.”
Dus vanaf nu bestaat Big Star weer en kunnen we meer plaatwerk verwachten?
“ We bekijken het stapje voor stapje. Het is al mooi dat we een plaat uit hebben, maar zonder zouden we hier vanavond ook gestaan hebben.”
Een van de nieuwe nummers is geschreven met Bill Cunningham, één van de originele Box Tops, de groep van Chilton voor Big Star. Jullie hebben nog contact?
“Ik spreek hem af en toe, misschien een paar keer per jaar. Aardige gast.”
Cunningham heeft zich erg ingespannen voor de reissues met oud werk van Chris Bell.
“Ja, ik heb die ten inch van The Jynx.”
Wat vind je van de reissues die nu uitkomen?
“De plaat van Rock City die is uitgebracht door Lucky 7 is cool. Er staan goede nummers op. Chris’ gitaargeluid was toen al zo mooi.”
Het was bijna shockerend om te horen hoe sommige nummers al zo sterk als Big Star klonken.
“Je moet weten dat Chris een zwaar stempel op de eerste plaat van Big Star drukte. Chris en ik vormden de band, Alex kwam er later bij. Chris was echt all over die eerste plaat. Chris, Andy (Hummel – KM) en ik maakten in die tijd geregeld demo’s. Chris leerde het studiovak, hij was geïnteresseerd in het productiewerk. Toen Big Star in de definitieve opstelling bij elkaar kwam, was dat voor Chris een kans om alles wat hij geleerd had in de praktijk te brengen.”
Maar Chris Bell wilde niet touren, in tegenstelling tot Alex Chilton.
“Dat weet ik niet hoor.”
Maar jij was er al die tijd bij…
“Natuurlijk, maar het is allemaal zolang geleden. In mijn herinnering kregen we gewoon niet de kansen om te touren. Een fatsoenlijke manager of een boekingskantoor hebben we nooit gehad. De optredens die we kregen, waren geregeld door ons label. Het was voor ons moeilijk om optredens te krijgen. We speelden niet vaak. Vijftien of twintig keer hebben we gespeeld. Het hoogtepunt was Max’s in New York, maar dat was al zonder Chris. Niemand herinnert zich daar meer iets van.”
Veel erkenning kregen jullie niet op dat moment.
“De pers is altijd lovend geweest. Zo hebben we enige naam gemaakt. Later noemden mensen als Mike Mills van R.E.M. telkens onze naam in interviews.”
Dat was in de jaren tachtig. Op het moment zelf, toen de platen uitkwamen, kwam de zaak niet van de grond.
“Klopt. Tot diep in de jaren tachtig spraken alleen journalisten over Big Star. In 1978 kwam ik Nick Kent (journalist van de New Musical Express - KM) tegen. Die zag eruit, wat een figuur! Hij had een bootleg van onze derde plaat die toen alsnog uitgebracht zou worden. Hetzelfde jaar verbleef ik vijf maanden in Europa. Als ik een Melody Maker kocht, las ik vaak over Big Star. Mensen zochten onze platen. Gelukkig kwamen de eerste twee platen snel opnieuw uit. Journalisten zijn dus altijd de katalysator geweest van ons succes. En andere muzikanten.”
Chilton lijkt gefrustreerd doordat hij op het moment zelf geen waardering kreeg. Jij hebt die gevoelens niet?
“I can’t speak for Alex. Big Star heeft mij juist kansen geboden in de muziekwereld. Daarom werk ik nu bij Ardent. Wat een geluk heb ik gehad! Toen ik net begon bij Ardent, zaten The Replacements er voor opnamen. Niet dat ik veel met de muzikanten optrok. Nu ik erover nadenk had ik wat vaker kennis moeten maken met die lui. Met Peter Buck had ik wel meteen contact. Dat ik in Big Star speelde, is altijd een goede introductie geweest bij muzikanten die ik respecteer en met wie ik graag samenwerk. Geld verdienen aan Big Star zou natuurlijk leuk geweest zijn, maar vriendschappen met mensen zijn me meer waard.”
Je woont nog steeds in Memphis?
“Ja. De stad heeft een grote aantrekkingskracht op muzikanten. Jack White kwam langs om een plaat af te mixen in Ardent en hij nam meteen de laatste van de White Stripes mee om bij ons te doen.”
Allemaal dankzij de erfenis van Big Star in die studio?
“Misschien, maar die bands hebben een eigen identiteit. Ze nemen bij ons de tijd om alle partijen goed uit te zoeken. Ik hoor zoveel interessante melodieën en bas- en drumpartijen. Het gaat meestal om independent bands. Op de radio in de VS horen wij moderne rockbands met twee of drie gitaristen en een bassist die allemaal hetzelfde spelen. Dezelfde akkoorden, hetzelfde ritme. Niets dat hun muziek interessant maakt. Ik denk dat de bands die naar Ardent komen, op zoek zijn naar wat Big Star te bieden had aan ideeën en variatie.”
In die tijd werden jullie geïnspireerd door de British Invasion, door The Kinks…
“… en The Beatles.”
… maar als je meer Memphisbands uit die tijd beluistert, dan hoor je ondanks die Britse invloeden steeds veel soul terug.
“Ben ik helemaal met je eens. Uiteindelijk was Big Star een soulband. Dat had alles te maken met de manier van leven in Memphis, met onze cultuur, en zo kwam het er uiteindelijk ook uit. Maar natuurlijk waren er ook Britse invloeden.”
Terwijl Bell zich zo tegen soulmuziek verzette en John Lennon bewonderde.
“Maar Lennon wás een soulman. Moet je horen hoe hij zijn songs zingt! Bij zulke eerlijkheid, directheid en emotionele diepgang praat je van soulmuziek.”
Mag ik je ten slotte vragen naar de Orange Humble Band, die een prachtige plaat maakte waarop jij drumt en Stringfellow zingt. Onlangs is die hier opnieuw verschenen en het is misschien wel de beste Big Starplaat zonder Chilton of Bell.
“Het was heel vermakelijk om met al die mensen te spelen. Mitch Easter, Jim Dickinson en twee gasten uit Australië. Verdorie, ik ben hun namen vergeten! Het lijkt of die band hard op de sound van Big Star studeerde, maar het kwam er zo gemakkelijk uit. Voor mij was het eenvoudig om mee te spelen. Ik ben geen geweldige drummer, maar met sommige dingen weet je meteen dat het goed zit en met andere is dat niet het geval. Met de Orange Humble Band was dat wel zo. Dat was een eenmalig project, ik heb die Australiërs al jaren niet gesproken.”
Als die plaat eindelijk eens het verdiende succes krijgt en de band weer bijeenkomt, zit je ineens in twee bands.
“Eigenlijk zit ik dat al. Ik speel ook in Golden Smog. Afgelopen zomer hebben we nog vier nummers opgenomen. Helaas had ik geen tijd om meer met hen te doen. Je zou dat eens moeten horen!”
http://www.kindamuzik.net/interview/big-star/big-star-is-opnieuw-en-permanent-bijeen/12619/
Meer Big Star op KindaMuzik: http://www.kindamuzik.net/artiest/big-star
Deel dit artikel: