Onze laatste liverecensie.
Onze laatste albumrecensie.
Ons laatste interview.
Onze laatste video.
Zijn kleine Amsterdamse appartement verraadt meteen: Benjamin Herman leeft muziek. Foto's van legendarische jazzmuzikanten sieren de muur, vrije hoekjes zijn opgevuld met cd's en op de plek waar je een tv verwacht staat een muziekinstallatie. In de hoek is nog net ruimte voor zijn altsax. Herman woont er al vierentwintig jaar, tegenwoordig afgewisseld met Rotterdam, waar zijn vrouw een huis heeft. Niet fulltime samenwonen past bij zijn muzikantenleven. "Ik kom 's nachts vaak laat thuis, en dan is het wel fijn dat ik niet op m'n tenen hoef te lopen", lacht de ondanks het vroege tijdstip van ons gesprek alweer strak in het pak zittende saxofonist.
Geen strooien hoedjes
Als je de gemiddelde popliefhebber vraagt een Nederlandse saxofonist te noemen, komt men steeds vaker niet met Candy Dulfer, maar met Benjamin Herman op de proppen. Hoe verklaart Herman zijn bekendheid ten opzichte van andere jazzartiesten? "Ik ben wat herkenbaarder doordat ik redelijk productief ben. En ik snap dat ik dingen als interviews en fotosessies serieus moet nemen. Mensen gaan niet zomaar naar een platenwinkel." Is het dus enkel exposure? "Natuurlijk moet je ook goed kunnen spelen. Je kunt nog zoveel platen uitbrengen, een pak aantrekken en een aardige gozer zijn, maar uiteindelijk heeft het er ook mee te maken dat ik mijn instrument serieus neem."
Toch is dat pak voor veel mensen onlosmakelijk verbonden met Herman, die ooit door Esquire werd uitgeroepen tot bestgeklede man van Nederland. Voor Herman is het een onderdeel van het jazzgevoel. "Op de middelbare school raakte ik geobsedeerd door jazzcats als Art Blakey en Louis Armstrong, die gasten zagen er zo cool uit. Toen mijn klasgenootjes jazz juist bleken te associëren met suffe VVD-feestjes was dat een domper. Maar dat was toen wel de sfeer. Was er een jazzfestival, dat stonden er lokale bandjes met strooien hoedjes. Waar waren al die coole gasten heen? Dus kocht ik op mijn negentiende van mijn eerste verdiende geld meteen mooie kleren. Ik vind dat het hoort bij het muzikant zijn."
Strooien hoedjes zie je nu minder, maar voor veel mensen staat jazz nog steeds te boek als een leuk upper class tijdverdrijf, te genieten met een glaasje wijn. Ook Herman komt dit nog geregeld tegen. "Het komt wel eens voor dat ik speel voor mensen voor wie het te ver gaat. Maar ik vind het leuk om tijdens een concert mensen op het puntje van hun stoel te laten zitten. Jazz mag nooit saai en middle of the road worden."
Herkenbaar geluid
Herman zoekt de spanning en is geen jazzpurist. Naast zijn vele jazzprojecten speelt hij al twintig jaar met het dansvloergerichte New Cool Collective en duikt hij geregeld op als gastmuzikant bij popartiesten als Chef' Special, Go Back to the Zoo, Pete Philly & Perquisite en C-Mon & Kypski. Juist door die diversiteit aan projecten valt de herkenbaarheid van zijn saxgeluid op, dat met de jaren steeds eigenzinniger is gaan klinken. Herman legt uit hoe hij zijn geluid ontwikkelt. "Ik ben in mijn spel een paar jaar geleden heel andere dingen gaan horen. Ik vond dat ik een hele irritante vibrato had. Dat viel me eerder niet op, maar als ik nu mijn vroegere platen hoor vind ik dat verschrikkelijk. Ik ben gaan oefenen op geluid, in plaats van noten. Toen lukte het me ook een soort growl in mijn geluid te krijgen die ik al lang wilde hebben. Ik wil graag iets in mijn geluid dat het echt van mij maakt. Daar ben ik overigens nog steeds mee bezig."
De keuze voor altsax in plaats van de in jazz meer voorkomende tenor helpt zijn eigenheid, vindt Herman, juist omdat het daarop moeilijker is om goed én herkenbaar te klinken. "Het klinkt snel heel dun, alsof je ballen nog in moeten dalen. Dat heb ik altijd als uitdaging gezien. Ik kan nu veel meer kanten op met alt dan met tenor. Mijn mond en vingers staan er naar, ik ben volledig met dat ding vergroeid."
Filmmuziek en jazztrio
De combinatie van herkenbaarheid en openheid leiden de saxofonist tot de meest uiteenlopende muzikale projecten. Zo ging hij graag in op het verzoek van regisseur Eddy Terstall om muziek te leveren voor zijn film Deal, die toen nog een halfuurtje zou duren. "Het werd alleen steeds groter en ambitieuzer. Daarom besloot ik van de muziek die ik maakte voor die film een volledig album te maken." Filmmuziek was voor Herman een nieuwe uitdaging. "Als je een jazzplaat maakt, werk je vaak met een vast idee: hier moet een ballad, daar een wat sneller nummer. Als je filmmuziek maakt ben je veel meer gericht op sfeer." Voor inspiratie keek Herman naar filmmuziekberoemdheden uit de jaren zeventig als Rogier van Otterloo en Ruud Jacobs. Jacobs voorzag Herman persoonlijk van tips. "Dat was doodeng! Hij had namelijk nog wel het een en ander aan te merken." Toch werd Deal niet een nieuwe Turks Fruit. "Het moest wel een jazzplaat blijven, dus met ruimte voor improvisatie van bijvoorbeeld de ritmesectie."
Het leverde een bijzondere plaat op, en Herman sluit niet uit vaker zich te zullen wagen aan filmmuziek. Op Café Solo, de opvolger van Deal, laat Herman echter de strijkers voor wat ze zijn en keert hij terug naar de basisvorm van het jazztrio, met naast hem bassist Ernst Glerum en drummer Joost Patocka. Herman koos bewust voor de uitgeklede vorm, waarin elke gespeelde noot ertoe doet. "Er was een tijd dat ik met New Cool Collective zoveel aan het regelen was dat ik daardoor nauwelijks speelde. Toen realiseerde ik me dat ik het nodig heb om af en toe gewoon straight-aheadjazz te spelen. Het is voor mijn gehele gestel het beste: ik studeer meer, ben geconcentreerder, drink en rook minder."
Geen hypotheek, rijbewijs of kinderen
Herman houdt graag zelf de controle over zijn levensstijl. "Voor iemand van mijn leeftijd vind ik dat ik goed bezig ben. Mijn leven wordt steeds leuker. Bij collega's van mijn leeftijd zie ik dat juist wel eens de andere kant op gaan. Die voelen sociale druk: je moet een hypotheek nemen, een grotere auto, zoveel per maand verdienen, kinderen. Ik hoef dat allemaal niet. Ik heb geen hoge maandlasten, geen rijbewijs, geen kinderen. Daardoor kan ik doen wat ik wil." Herman schrikt er dan ook niet van om het af en toe flink laat te maken. "Een tijdje geleden ben ik nog op onverklaarbare wijze om tien uur 's ochtends thuis gekomen. Ik wist helemaal niets meer. Ik moest om twaalf uur ergens zijn, mijn toermanager stond al op de deur te bonken. Toen waren mensen wel even bezorgd. Ik ben iemand die niet snel nee tegen dingen zegt. Soms besef je dan later dat bepaalde situaties net zo goed helemaal uit de hand hadden kunnen lopen. Maar ik voel me daar niet schuldig over. Mijn voorbeelden zijn mensen als Jules Deelder en Remco Campert. Campert is 83, maar elke keer als ik hem zie heeft-ie een blauwe bek van de wijn. Die geniet dus van het leven, maar heeft tegelijkertijd ook net weer een nieuw boek uit!"
Met zijn vierenveertig jaar is Herman nog lang niet zo ver, maar hij vindt het wel belangrijk om te weten wat hij wil met zijn leven. "Toen ik vijfentwintig was dacht ik: het duurt nog eeuwen voordat ik veertig ben. Maar twee keer knipperen met je ogen en je bent er. Wat dat betreft moet je zorgvuldig omgaan met datgene wat je wilt. Ik kwam laatst een citaat van Hunter S. Thompson tegen: 'A man who procrastinates in his choosing, will inevitably have his choice made for him'. Als je niet uitkijkt zit je voor je het weet in zo'n leven met hypotheek en kinderen, zonder dat je daar misschien bewust voor hebt gekozen. Ik weet heel goed wat ik het liefst doe: muziek maken en leuke dingen met mijn meisje."
Vrijheid dus, maar wel bewuste vrijheid. Herman denkt graag na over nieuwe muzikale projecten, en heeft nog genoeg plannen voor de toekomst. "Een idee wat ik al jaren heb, is om in elk Europees land met de lokale oude jazzcats een plaat op te nemen, net zoals ik met Stan Tracey deed in Engeland, op The London Session. Met hen vind ik het 't leukst om te spelen. Ze speelden vroeger met alle groten der aarde en leven nu alleen nog van de muziek, ze zijn niet bezig met de shit eromheen. Jonge muzikanten kunnen zich soms heel druk maken om wat andere mensen van ze vinden." Of het plan ooit doorgaat is nog de vraag. "Het wordt steeds moeilijker, want iedereen gaat dood. Als je wat wilt doen met die oude knakkers moet je opschieten. Ik heb er al een beetje spijt van dat ik het niet eerder heb gedaan. Ook in Nederland, met saxofonist Piet Noordijk is het er helaas nooit van gekomen. Maar het is natuurlijk maar de vraag of al die gasten er zelf zin in hebben. En The London Session was kneiterduur om te maken."
Dracula blijft buiten
En dan is het toch handig om wat geld achter de hand te hebben. Jazzpianist Michiel Borstlap speelt vaak in het buitenland en bekostigt dat door zich te laten sponsoren. Is het merk 'Benjamin Herman' hier ook niet geschikt voor? De saxofonist toont zich terughoudend. "Deal was erg duur, maar ik kon dat betalen door internetfilmpjes waaraan ik mee mocht doen voor Philips en Johnny Walker. Zoiets wil ik best vaker doen. Maar echt sponsoren is iets anders. Dat brengt allerlei mensen in je kleedkamer waar je niks mee hebt. Het is net als Dracula: hij kan niet je huis binnenkomen, tenzij je hem zelf binnenvraagt. En dan krijg je hem nooit meer weg. Daar moet je dus goed mee uitkijken. Michiel is daar heel goed in, maar dat is niet mijn sterkste punt."
Ook bewust zich richten op meer commerciële muziek ziet Herman niet zitten. "We hebben het met New Cool Collective geprobeerd, in 2000, toen we bij Sony tekenden. We wilden toen heel graag iets maken dat meer zou verkopen. Dus haalden we zangers en zangeressen erbij, in samenspraak met de platenmaatschappij. Het resultaat, Bring it on, werd neergesabeld in de pers." Een leerzame ervaring, vond Herman. "Ik ben er gelukkiger van geworden. Ik heb het geprobeerd, maar het voelde helemaal niet goed. Het kwam niet uit mijn tenen. Dat ga ik dus niet meer doen."
Zusjes
Kansen om Herman muziek uit zijn tenen te horen halen zijn er voorlopig genoeg. Naast Café Solo verschijnt ook een New Cool Collective-album. Maar ook minder gebruikelijke ideeën spoken soms door Hermans hoofd. "Dat zijn van die dingen die je 's nachts met een slok op bedenkt, en die dan misschien over tien jaar pas realiteit worden." Een zo'n hersenspinsel wil hij wel prijsgeven. "Ik ken heel veel muzikanten die, net als ik, een zusje hebben verloren. Dat zijn toevallig niet de minsten! Je zou daar een hele leuke band van kunnen samenstellen, met bijvoorbeeld Joost Patocka, bassist Jos Machtel, saxofonisten Miguel en Juan Martinez en drummer Martijn Vink. Ik kon alleen nog geen pianist bedenken. Maar als wij met z'n allen in een ruimte gaan zitten en de muziek is goed, dan kan dat best een bijzondere opnamesessie opleveren. Een soort seance."
Met de nieuwe trioplaat blijft Herman voorlopig nog even met beide benen op aarde en richt hij zich op wat voor Herman de basis van zijn muzikantenbestaan blijft: het uiterste uit zijn sax halen. "Wat ik nooit wil missen is gewoon spelen in de kroeg. Ergens staan met een paar vrienden en de hele avond raggen. Als ik dat genoeg kan blijven doen ben ik een blij mens."
http://www.kindamuzik.net/interview/benjamin-herman/het-geluk-van-benjamin-herman/23894/
Meer Benjamin Herman op KindaMuzik: http://www.kindamuzik.net/artiest/benjamin-herman
Deel dit artikel: