Onze laatste liverecensie.
Onze laatste albumrecensie.
Ons laatste interview.
Onze laatste video.
Hanggai
Hanggai is een Mongools woord voor een geïdealiseerd landschap van bergen, groene steppes, rivieren en blauwe luchten. Een zevental uit Peking heeft zich hiernaar vernoemd en mengt westerse invloeden met traditionele Mongoolse volksmuziek. Inclusief de karakteristieke keelzang. Sinds hun plaat Introducing Hanggai uit 2007 verspreidt hun muziek zich als een olievlek. Met vele optredens als gevolg, zoals op Lowlands en Roskilde. Hun 'Drinking Song' werd zelfs hymne van Zwarte Cross in 2009. Misschien dit jaar ook van Into the Great Wide Open? Het gezelschap treedt op in prachtige, traditionele kledij en bespeelt instrumenten als de tobshuur (een tweesnarige Mongoolse luit) en de morin khuur (een tweesnarige viool met paardenharen snaren). Daarnaast komen regelmatig oorspronkelijke fluiten en mondharpen tevoorschijn. Wie wel eens wat anders wil dan gitaar, drums, bas en zang zit bij Hanggai goed. Een boeiend optreden door een niet-alledaagse band is gegarandeerd.
The Fresh and Onlys
Play it Strange van The Fresh and Onlys [foto boven] was een van de ondergrondse juweeltjes van 2010. Op de plaat stappen ze op een weergaloze wijze buiten de platgetreden paden van de garagerock. Het viertal uit San Francisco nam de plaat in een week tijd op, maar het is zeker geen haastwerk wat te horen is. Vijftig jaar muziekgeschiedenis passeert de revue: jarenzestigpop, new wave, bluespunk, twangy westernmuziek in de stijl van Ennio Morricone en natuurlijk garagerock. Met als verbindende factor een ontspannen, humoristische ondertoon. Voor het eerst staken ze voor de opname van een plaat (de derde in anderhalf jaar tijd!) hun neus buiten de eigen analoge studio. Dit levert een minder muf geluid op dan hun voorgaande platen. De garagetic is uiteraard gebleven, maar de songs klinken bovenal helder en toegankelijk. Zo ook op het podium, wat bleek uit hun prettig galmende bak herrie op Primavera Sound, eerder dit jaar.
Pete and the Pirates
Pete en zijn roversbende komen Vlieland onveilig maken. Met kronkelende gitaarmelodieën, prachtige refreinen en teksten over alles wat twintigers bezighoudt. De gitaarpop van de groep uit Reading klinkt ontwapenend en op momenten onhandig. Maar juist daarin schuilt de kracht. Alsof ze puur voor de lol muziek maken. De liedjes van hun tweede prachtplaat One Thousand Pictures zijn na verloop van tijd niet meer uit je hoofd te slaan. En komen dan ineens uit het niets omhoog, bijvoorbeeld vlak na het opstaan of bij de bushalte. Natuurlijk bewandelen ze platgetreden paden, maar welke Britpopband anno 2011 doet dat niet? Bovendien maken ze soms uitstapjes met toetsen en vernuftige ritmes. Zonder pretenties roepen ze The Undertones, Pulp, new wave en zelfs Donna Summers discoklassieker I Feel Love in herinnering. Live kan dit een mooi feestje worden, zeker met inachtneming van de droogkloterige opmerkingen van de bandleden tussen de prachtsongs door.
Wild Nothing
Eigenlijk zou Into the Great Wide Open een apart podium voor Wild Nothing moeten neerzetten. Aan het strand welteverstaan. Want de zomerse, melancholieke muziek van het schitterende Gemini is de perfecte soundtrack voor bij een zonsondergang begin september. Het is een bijzonder sfeervolle mengelmoes van dromerige muziekstijlen als shoegaze, surf, jangle- en dreampop en new wave. Alsof The Cure heerlijk ontspannen muziek zit te maken met The Wedding Present en Lush. Zwaar op de hand maakt Jack Tatum uit Virginia, want hij is Wild Nothing, het echter geen moment. Eerder doet hij er een nostalgisch schepje bovenop, door zijn popnummers te vernissen met lichte galm en golvende synthtonen. Bijna elke song is dansbaar, maar niet te uitbundig. Meer voor blote voeten in het zand, terwijl je je drankje gewoon vasthoudt. De avondzon verwarmt nog net je gezicht. En Wild Nothing speelt nog maar eens zo'n relaxt nummer.
Bonobo
Wat je ook doet, noem Bonobo in godsnaam geen lounge. Dan heb je ruzie met Simon Green. En terecht. Want Bonobo heeft niets te maken met de plastic wegwerpmuzak die je in strandtenten en wannabe-hippe restaurants pleegt te horen. Nee, Bonobo is soul, funk, triphop, jazz, UK bass en soms alles tegelijk. Maakte Green aanvankelijk een shift van Ninja Tune-achtige beats naar 'echte' instrumenten, op Black Sands (2010) combineert hij die twee vakkundig. "Toen ik in Londen met de opnames van Black Sands bezig was, onstond er in de stad net een nieuwe bass-scene rond artiesten als Joy Orbison en Floating Points. Daardoor raakte ik ook weer geïnteresseerd in het maken van beats", aldus de naar New York verhuisde Brit. Grote troef van Bonobo is sinds twee jaar zangeres Andreya Triana, die ook op het podium een stralend en imposant middelpunt blijkt. Ze werkte de afgelopen jaren ook samen met Flying Lotus en Mr. Scruff, stijlgenoten van Bonobo.
Kings of Convenience
Nog wordt er over nagepraat, over hoe The Whitest Boy Alive vorig jaar het Vlielandse sportveld liet ontploffen met hun mix van Scandinavische beats, ontwapenende charme en ijzersterke refreinen. Logisch dat opperhoofd Erlend Øye niet lang na hoefde te denken over de vraag of de Noor dit jaar wellicht met zijn Kings of Convenience op de veerboot wilde stappen. Vergeleken met de uitbundige dance van de witte negers is het project dat de bebrilde antiheld samen met Eirik Glambek Bøe runt iets liever en bedeesder. Al kropen de twee projecten de afgelopen jaren wel dichter naar elkaar toe. The Kings of Convenience maken opgeruimde toegankelijke indiepop waarin de melodieën van een zelfde bedrieglijke eenvoud zijn als die bij The Whitest Boy Alive. Liedjes met kop en staart, gezongen door de altijd zuiver zingende Øye. Wij verwachten een koninklijk weerzien.
Bantu Continua Uhuru Consciousness
Hun naam is net zo lang als hun ambities groot zijn. Bantu Continua Uhuru Consciousness komt uit de achterbuurten van Soweto en strijdt op de Europese podia voor gelijkheid, toekomstperspectief en waardering. Hun belangrijkste wapens? Beats en raps in zeven talen. Al doen we ze daarmee flink tekort, want BCUC put ook uit honderden jaren Afrikaanse muziekgeschiedenis en combineert traditionele Afrikaanse instrumenten met nieuwerwetse Zuid-Afrikaanse house. Voeg daarbij elementen uit funk, soul en hip hop en je snapt dat het lastig wordt om stil te blijven staan bij dit explosieve mengel uit de townships. Inspiratie genoeg in het Zuid-Afrika van nu, waar de tegenstellingen tussen arm en rijk enorm zijn. Adriaan van Dis is al fan. Hij interviewde de groep in 2008 voor zijn programma Van Dis in Afrika en zag een trotse groep mensen vol idealen die een uitbundig feest combineren met een belangrijke boodschap.
Foto The Fresh and Onlys van het web. Foto Bonobo door René Passet.
http://www.kindamuzik.net/festival/into-the-great-wide-open/zeven-tips-voor-into-the-great-wide-open/21956/
Meer Into the Great Wide Open op KindaMuzik: http://www.kindamuzik.net/artiest/into-the-great-wide-open
Deel dit artikel: