Onze laatste liverecensie.
Onze laatste albumrecensie.
Ons laatste interview.
Onze laatste video.
The Smooth Guide to ITGWO
Bij een festival dat graag hippe dertigers en hun kinderen wil aanspreken, zie je in de programmering nodige ingetogenheid terug. Daar is overigens niks mis mee, het hoeft niet altijd hard om indrukwekkend te zijn. Daarom zetten we een paar bands op een rijtje die je gerust zonder gehoorbescherming kunt bekijken.
Natuurlijk zijn we stiekem verliefd op zangeres Lara Chedraoui en is de dromerige indiepop van Intergalactic Lovers heel best te pruimen, maar als we met het mes op de keel moeten kiezen, vinden we Frazey Ford toch ietsjepietsje spannender. De Canadese speelde ooit in folkband The Be Good Tanyas, maar haar muzikale hart ligt in het zuiden van The States. Op het deze winter verschenen Indian Ocean duikt ze op in Memphis en speelt ze samen met muzikanten van Al Green. Haar indringende folkstem wordt omlijst door hammondorgeltjes en scheurende koperblazers en dat levert bepaald geen misselijke countrysoul op.
Kevin Morby kennen we als frontman van Woods en The Babies. Met Woods jamt hij er lekker op los en met The Babies maakt hij heerlijke jangly gitaarpop. In zijn eentje is het ietsje ingetogener, maar minstens even catchy. Op het prima Still Life zit hij ergens tussen Kurt Vile en Bob Dylan in en in lekentaal betekent dat dat je je dromerige gitaarpop geserveerd krijgt met een scheutje country. En country, nu we het er toch over hebben, is precies waar Smutfish zich ook al jaren mee bezighoudt. De band uit Den Haag debuteerde in 2003 met Lawnmower Mind, een album vol bonkige rootsliedjes. Na de nodige optredens, onder andere als begeleidingsband van Daniel Johnston, heetten ze plotseling John Dear Mowing Club, maar inmiddels is die naam weer terugedraaid. Hoe ze ook mogen heten, frontman Melle de Boer schrijft nog altijd prachtig wrakke countryliedjes.
Een beetje zwaar op de hand is Robin Proper-Sheppard altijd al wel geweest. Toen hij in de jaren negentig in The God Machine speelde, staken Pearl Jam en Nirvana zowat vrolijk bij hem af en ook met Sophia, sinds jaar en dag zijn band, wordt er weinig gelachen. Zijn indierock is vaak traag en ingetogen, met akoestische gitaren en strijkers, en soms een stuk venijniger. Het is hoe dan ook melancholisch en intens. Maar dat heb je nu eenmaal met iemand die altijd een donderwolkje boven zijn hoofd heeft hangen. Een stukje luchtiger is het bij Ryley Walker, die eigenlijk in de jaren '70 rond had moeten lopen. De folkman zit in hetzelfde dromerige hoekje songwriters als Tim Buckley of Bert Jansch. Wat je krijgt is dromerige zang, sereen gitaargetokkel en flinke scheut jazzy improvisatie. Ingetogen liedjes, die een muzikaal verzet tegen zijn stervensdrukke thuisstad Chicago lijken te zijn. Wie voor deze muziek een betere locatie dan de Vlielandse duinen kan verzinnen mag het zeggen.
The Rough Guide to ITWGO
Met akoestische gitaren, pop en pianomeisjes hoeft niks mis te zijn, maar laten we eerlijk zijn: tussen al die braafheid en grote-emotiesmuziek kun je niet zonder een beetje ontnuchterende herrie. Of dat nu van elektrische gitaren, beats of boze rappers komt (waar zijn die laatste twee eigenlijk?), als het maar energie heeft. Een aantal bands als tegenwicht voor gesoigneerde baardjes en jengelde folkmiepjes.
Wat je vindt van een stel grijzende vijftigers die over 'Teenage Kicks' zingen moet je zelf weten en echt hard of ruig zijn ze ook nooit geweest. Wel hebben The Undertones een flinke rij aan gitaarpophits geschreven, zo eind jaren zeventig. Meer dan dertig jaar naar dato klinken 'Teenage Kicks', 'Here Comes the Summer' en 'Jimmy Jimmy' nog altijd fris en fruitig. Daarnaast hebben ze een enorme invloed gehad op tal van andere gitaarbandjes. Kijk maar eens naar The Afterpartees, bijvoorbeeld. Die zouden bijna door kunnen als hun erfopvolgers. De band uit Limburg is zowat de leukste Nederlandse band die rondloopt, alleen al om de capriolen van zanger en podiumidioot Niek Nellen. The Afterpartees schrijven ook nog eens gigantisch fijne powerpopliedjes met een enorme bak energie, precies in de lijn van, ja, die grijzende vijftigers uit Noord-Ierland.
Wat een nerveuze mannekes, die lui van Ought. Als je afgaat op More Than Any Other Day, hun debuutplaat van vorig jaar, kunnen ze geen tel stilzitten. De Canadezen zijn druk in de weer met opgefokte postpunk, noisey gitaren en monotone praatzang. Superopwindend en meeslepend, zo ergens tussen Parquet Courts en Talking Heads in. Opgefokt en nerveus, de woordgrappen liggen bij Die Nerven natuurlijk voor de hand, maar muzikaal klopt het ook wel aardig. De jonge Duitsers zoeken in het in de jaren tachtig, bij de blikkerige gitaren van Sonic Youth en in de stinkende krochten van de gitaarrock. In smalend Duits gaan ze tekeer en begin januari waren ze daarmee het onbetwiste hoogtepunt van Eurosonic, toen ze de voegen uit een oude Groningse kroeg speelden.
Ook al zo'n ADHD-bandje, dat Wand. Ze zijn vriendjes van Mikal Cronin en Ty Segall en dat hoor je ook wel terug, maar meer dan dat doen ze denken aan Thee Oh Sees, met nog meer lsd op. Dan krijg je dus een flinke bak aan lompe, beukende en psychedelische punk in de hoogste versnelling. Dat kan niet misgaan, toch? Minstens even hard gaat het er aan toe bij het Ierse Girl Band. De vieren heren doen aan noise en dat doen ze bijzonder nijdig en neurotisch. Je krijgt doorbeukende drums, een hoekige gitaar die nog het meeste weg heeft van een opstijgende straaljager en een zanger die daaroverheen wauwelt als een dronken student. Door de focus op ritme heeft het ergens wel iets van dance en dat ze Blawans technohit 'Why They Hide Bodies under My Garage' door de mangel halen is minder vreemd dan het lijkt. Girl Band maakt ritmische, overrompelende en ongemakkelijke takkeherrie.
http://www.kindamuzik.net/festival/into-the-great-wide-open/into-the-great-wide-open-de-voorbeschouwing/26155/
Meer Into the Great Wide Open op KindaMuzik: http://www.kindamuzik.net/artiest/into-the-great-wide-open
Deel dit artikel: