Onze laatste liverecensie.
Onze laatste albumrecensie.
Ons laatste interview.
Onze laatste video.
Maar het kan ook anders. The Last Waltz uit 1979 is een mooi voorbeeld. Weliswaar kwam deze film moeizaam tot stand en is er achteraf aan de mengtafel flink aan gesleuteld, maar allemachtig wat spatten die optredens van het scherm. Van Morrison met The Band, Dr. John en Bob Dylan: in één woord geweldig.
Meestal zijn concertfilms draconisch, behalve voor fans van de in beeld gebrachte acts. Positieve uitzonderingen: Ike & Tina Turner in Nederland in 1971 , of de krankzinnig coole Aretha Franklin in The Legendary Concertgebouw Concert Amsterdam 1968 of die semilegale video van The Beatles op het dak van het Applegebouw uit bijna dezelfde tijd, een opname die links en rechts op het internet circuleert.
Decennialang regeerde de videoclip over het poplandschap. Sky Channel, Veronica en vooral MTV toonden ons prefabfilmpjes die uiteenliepen van ingenieus en goedkoop tot de over de top producties van Michael Jackson. Goddank waren er Beavis en Butthead die met hun grappige commentaar de hemeltergende video's van bands als U2 relativeerden en mainstream popclips afzeken.
Films in de trant van "een zoektocht naar…" zijn ook talrijk. Documentaires over onvindbare artiesten of het onvermoede leven van gedrogeerde rockers die best meevielen in hun persoonlijke leven. Een topper in dit genre is The Search for Robert Johnson, een docu over een legendarische muzikant die in geen enkele film over hemzelf meedoet, een man met slechts dertig opnames op zijn naam die evenwel zo goed en mysterieus zijn dat de biografische honger wel te begrijpen is.
Sinds het internet een einde heeft gemaakt aan de macht van zenders en zendstations, keert de video in korte of langere versie weer terug. Maar dan anders. Als waardevol, documentair verslag of als kunstvorm van iedereen met een briljant idee die een camera vast kan houden of over een iPhone of iPad beschikt. Er is weer ruimte voor ideeën.
Tegen die achtergrond komt het serieuze IDFA met een heuse reeks muziekfilms die ver weg blijven van de mainstream in de muziek, maar die wel flink wat urgente, vergeten en ontroerende verhalen vertellen. Over LA, de rassenrellen en rapmuziek; over de zwarte oerpunkers van Death; over drummer Ginger Baker; en over de soulman van nu, Charles Bradley. Een prachtkans voor liefhebbers van muziek én film.
Big Star: Nothing Can Hurt Me (regie Drew DeNicola)
Voor de onafhankelijke muziek is Big Star, wellicht met het New Yorkse Television, de heilige graal. Drie platen zonder succes en toen alles voorbij was begon de geleidelijke groei tot inmiddels onaantastbare cultstatus. Frontman Alex Chilton bleef altijd cynisch. Succes had hij liever toen gehad, hoewel Chilton later wel een reünie mogelijk maakte. En Chris Bell, het andere genie dat al na de eerste plaat kapte, zocht zijn eigen weg, raakte in de problemen en reed zichzelf dood in woonplaats Memphis. Big Star is pure cult. En allejezus, wat klinken hun platen nog mooi. Na een dik boek over de groep in 2005 is het tijd voor een film van bioscooplengte. Hierin zijn Bell en de in 2010 overleden Chilton de grote afwezigen. Toch smelt elke liefhebber voor deze film en de vele beelden en gedetailleerde getuigenissen van iedereen die destijds in of om de band zat. Zoals drummer Jody Stephens, de constante factor en inmiddels de enige nog levende getuige. Het is een verhaal geworden over onschuld en prachtmuziek enerzijds en dieptrieste pech en tegenslag anderzijds. Deze film had er al veel eerder moeten zijn. Alles komt nu eenmaal te laat in de geschiedenis van Big Star. Maar draai 'September Gurls' en hoor hoe actueel, fris en onovertroffen deze gitaarpop nog steeds is. (RB)
A Band Called Death (regie Mark Covino en Jeff Howlett)
In het Amerika van de vroege jaren zeventig zijn gitaren voor de blanken en danst de zwarte bevolking op de muziek van Motown. Wie dat anders ziet wordt met opgetrokken wenkbrauwen bekeken. Dat geldt ook voor de zwarte broertjes Hackney uit Detroit, die dankzij een schadevergoeding instrumenten kunnen kopen en niks anders dan rock-'n-roll willen maken. Dat frontman David het vertikt om bandnaam 'Death' te veranderen in iets vrolijkers helpt ook niet bij het veroveren van naamsbekendheid of een platencontract. De loeiharde punk raakt in de vergetelheid voordat iemand er überhaupt van heeft gehoord.
Zo'n vijfendertig jaar later omarmen liefhebbers en journalisten de twee overgebleven broers Bobby en Dannis - David stierf in 2000 aan de gevolgen van longkanker - als punkinnovators. Aan de hand van interviews met de ginnegappende broers, andere betrokken en handig gemonteerde foto's (veel gefilmd materiaal was er niet) ontstaat een verhaal over het troosteloze Detroit van de jaren zeventig, de muzikale familie-erfenis (er vloeien volop tranen als de zoons van Bobby de muziek van hun pa coveren) en over de overleden David, die maar blijft volhouden dat ze speciaal zijn en dat de wereld op een dag naar hun muziek zal zoeken. Met het prachtige A Band Called Death heeft hij daar gelukkig gelijk in gekregen. (BB)
Charles Bradley: Soul of America regie Poull Brien
Loop met een camera een dag achter soulzanger Charles Bradley aan en je hebt een aangrijpende film. En dat is wat regisseur Poull Brien doet in Charles Bradley: Soul of America. Deze documentaire volgt de 62-jarige Bradley in de beslissende weken voor de release van zijn eerste plaat. We zien de soulman eerst nog met pruik op James Brown-imitaties doen, waarna hij, aangemoedigd door Thomas Brenneck (Menahan Street Band) zijn eigen, aangrijpende stijl en stem vindt. De camera volgt Bradley als hij de studio verlaat en thuis bij zijn moeder op een brak bed crasht. Bradley heeft de zorg van zijn moeder op zich genomen en leeft met haar in the projects. Hier en daar heeft Brien wat subtiteltjes nodig, want niet iedereen heeft zijn gebit goed zitten of spreekt verstaanbare slang. Wat goed werkt in de documentaire is het naast elkaar staan van Bradleys thuissituatie, zijn strijd om op het rechte pad te blijven, het verlies van zijn broer enerzijds en zijn artistieke groei anderzijds onder auspiciën van Brenneck en Daptonebaas Gabe Roth. Qua artistiek vernuft is hier geen sprake van een Oscarwinnaar, maar dit ruwe portret weerspiegelt zijn onderwerp voortreffelijk. (RB)
Samen met de Melkweg organiseert het IDFA vanaf 17 november een programma met onder andere de besproken films, optredens en special guests.
http://www.kindamuzik.net/festival/idfa/muziek-op-beeld-door-de-geschiedenis-van-de-rockfilm/23417/
Meer IDFA op KindaMuzik: http://www.kindamuzik.net/artiest/idfa
Deel dit artikel: