Onze laatste liverecensie.
Onze laatste albumrecensie.
Ons laatste interview.
Onze laatste video.
Pianist en componist Sergey Kuryokhin behoorde tot aan zijn dood in 1996 tot de top van de Russische avant-garde. Opgeleid als klassiek pianist, begon hij steeds vaker te experimenteren met jazz en rock om later de free jazz en avant-garde muziek te verkennen. Bekend werd hij vooral met zijn groepen Aquarium en Pop-Mekhanika, dat een mengsel van operette, klassieke muziek en rock produceerde dat tijdens concerten uitgevoerd werd met performance-artiesten en een hele verzameling dieren die op het podium rondliepen.
Deze, jawel, grensoverschrijdende, wijze van musiceren staat ook centraal bij het ter ere van hem in leven geroepen Sergey Kuryokhin International Festival. Sinds 1997 ieder jaar in St. Petersburg te bezoeken, vond het ondertussen ook al twee maal in plaats New York, in de klezmerjazztempel Knitting Factory. In 2005 zal het festival ook in Parijs plaatsvinden, maar begin juli dus voor het eerst in Berlijn. Door een handvol niet-Russische artiesten samen met exponenten van de Russische underground en avant-garde te programmeren wil het festival een graadmeter zijn voor de huidige toestand in de vooruitstrevende muziek.
Ben je dus op zoek naar die zogenaamd typische melancholische Russische ziel, die je eventueel nog in boeken van Tolstoj en de vroege Dostojevski tegenkomt? Vergeet het maar, hier zul je die in ieder geval niet vinden. In plaats daarvan echter Russische punk, Russische jazz, Russische surf, Russische accordeonmuziek, Russische artrock en Russische ska. Genoeg Rusland, verdomd veel ziel en toch niet één Russische ziel te vinden. Een verkenningstocht, maar eerst de buitenlanders op leeftijd.
Buitenlanders op leeftijd
John Cale, dames en heren! Het was natuurlijk ook grotendeels zijn eigen schuld. Hoge verwachtingen opgebouwd door expliciet vooraf aan te geven dat foto's en opnames van het concert ten strengste verboden waren - zowel voor pers als publiek. Vlak voor het concert dan ook nog eens iedereen laten controleren of ze, ondanks dit verbod, toch een camera of minidiscrecorder bij zich droegen. Natuurlijk, een "held" als Cale kan zich dat veroorloven, maar dan dient hij zich ook realiseren dat door dit ritueel de verwachtingen voor het concert naar een hoger niveau getild worden.
Na de verplichte vertraging kwam dan echter De Man eindelijk het podium op en bleek het geen ruk voor te stellen. Het begrip "artrock" werd hier door Cale als excuus gebruikt om "krachtig" op een keyboard te kunnen spelen temidden van een rockbegeleiding. Heel vervelend allemaal. Ook met een interpretatie die de "vernieuwing" als eis achterwege laat en daarvoor het "speelplezier" van de band in de plaats zet kwam je er helaas niet. Cale stond namelijk met zo'n zure kop te spelen, dat je je afvroeg waarom hij überhaupt op het podium stond. Iedere afwijking door de band van het door hem gezette stramien werd met een kwade blik beantwoord. Andere bands zouden met zulke "afwijkingen" creatief om weten te gaan en al improviserend weer terugkomen tot de oorspronkelijke structuur. Echter niet Cale, en daarmee faalde hij in beide aspecten van zijn artrock: niet intelligent genoeg om kunst te kunnen zijn en te weinig improvisatievermogen om tot goede rock te mogen behoren. Ook een Velvet Underground-klassieker als 'Venus in Furs' wordt met zo'n aanpak om zeep geholpen.
Holger Czukay daarentegen stelde, net als Cale, nog altijd zeer weinig voor, maar was tenminste zeer vermakelijk. Als bassist bij Can in de jaren zeventig maakte hij deel uit van een band die experimenteerde met elektronische muziek, knip-en-plak technieken en voldoende noise en die hierdoor tot de belangrijkste groepen van die tijd gerekend mag worden. Nu, zoveel jaren later, is hier weinig van over gebleven en werden we getrakteerd op ouderwetse trance met Czukay en een zangeres genaamd U-She die Duitse teksten zongen. Czukay en U-She als nieuwe helden voor de gothic-scene? Zou kunnen, maar van een 65-jarige Stockhausen-leerling en ex-Can-lid mag men toch meer verwachten.
Dat het echter mogelijk is ook ná het verlaten van een legendarische band (Cale - Velvet Underground; Czukay - Can) betekenisvolle muziek te produceren liet Fred Frith zien. Zo gauw de naam van Frith valt, wordt door bijna alle critici, inclusief deze, verwezen naar de Britse groep Henry Cow. Een progressieve rockband die de humor en improvisatie in de rock tot concept wist te verklaren en daarvoor nu nog herinnerd wordt. Fred Frith is na het opdoeken van deze band extreem veel samenwerkingen aangegaan (o.a. met saxofonist John Zorn en cellist Tom Cora), verscheen op albums van andere groepen (o.a. The Residents en Brian Eno) en onderhield nog een aantal eigen groepen zoals Massacre (met Bill Laswell), Skeleton Crew en Keep the Dog. Dit natuurlijk allemaal naast zijn soloactiviteiten, dat spreekt voor zich.
Frith is een man die live gezien moet worden. Dit niet alleen vanwege zijn kwaliteiten, maar vooral door het sterk visuele karakter van zijn muziek. Improvisatie óp de gitaar moet in dit geval letterlijk genomen worden. Met de op verschillende plekken versterkte gitaar op zijn schoot, stak hij rietjes tussen de snaren, liet hij kleine bolletjes op de snaren vallen, gebruikte hij de klankkast als percussie en speelde hij met een strijkstok op een metalen bakje dat via de snaren weer versterkt werd. Fascinerend dit alles te bekijken en simpelweg geniaal.
De Berlijner Peter Brötzmann kan in ieder geval wat samenwerkingsintensiteit betreft vergeleken worden met Fred Frith. Natuurlijk is de free jazz-scene niet zo groot, maar het lijkt wel alsof Brótzmann met de meeste vertegenwoordigers heeft samengewerkt; drummer Han Bennink, pianist Fred van Hove en trompettist Don Cherry zijn slechts enkele voorbeelden.
Brötzmann behoort tot die groep binnen de free jazz die de saxofoon (en in het geval van Brötzmann ook de klarinet) gebruikt om zo direct en intensief mogelijk een geluid over te brengen dat nog het beste met een schreeuw vergeleken kan worden. De longen uit je lijf blazen, totdat je er dood bij neervalt, leek het devies. Zeer zeker, wat Brötzmann onderscheidt van velen is dat hij niet vervalt in een strategie van lawaai, maar daarentegen - ondanks dit lawaai - bepaalde motieven weet te formuleren en op deze wijze een richting aan zijn muziek geeft. Jammer was alleen dat precies deze motieven nogal beperkt waren. Iedere saxofoon of klarinet werd op een gelijke wijze bespeeld; een aanpak die voor de duur van het gehele optreden nogal eenzijdig bleek.
Jazz, theater en experiment
De liefde voor jazz in welke vorm dan ook leek sowieso wel een algemeen punt van overeenstemming tussen de meeste artiesten tijdens dit festival. Ook Robotobibok uit Polen stond duidelijk in de jazztraditie en was zonder twijfel één van de hoogtepunten. Opgericht in 1998 en bestaande uit opvallende jonge musici werd hier zeer strakke hard bop neergezet. Niet met een "standaard" jazzbezetting, maar met trompet, sax, piano, twee Moogs, gitaar, bas en drums slaagden ze erin deze muziek verder te ontwikkelen en tegelijkertijd afstand te houden van geforceerd hippe jazz-beats projecten. In maart kwam hun tweede album Instytut Las uit op hun eigen label Vytvornia OM en als het optreden enigszins een leidraad was, dient dit album blind aangeschaft te worden.
Accordeonmuziek roept bij de meeste mensen - met uitzondering van diegenen die naar tango luisteren - waarschijnlijk nog altijd associaties met 65-plussers en Duitse schlagers op. Dat de accordeon echter perfect geschikt is voor het experiment bewees Ewelina Petrowa. In het persboekje stond netjes vermeld dat hier Russische en Indiase folklore vermengd werd met het harmoniesysteem van de Balkan. Zou kunnen, geen idee. Fascinerend was het in ieder geval te zien hoe intens (lees: overtuigd theatraal) ze speelde en hoe ze haar stem als autonoom instrument - m.a.w. niet als middel ter communicatie van woorden - wist te gebruiken. Stel je hier nog een artieste bij voor die er uit ziet als een strenge, ongetrouwde basisschoollerares en de totaalervaring is compleet.
Tubaspelers schijnen gevraagd te zijn in Rusland. Op dit festival verscheen in ieder geval één man - Mikhail Kolovskij - bij de optredens van drie bands. Nado Podumat werd als "jazz'n'rock" aangekondigd en daar valt weinig aan toe te voegen. Experimentele jazz - vaak iets te bot en direct - afgewisseld met ruwere rockelementen. Bij APosition Orchestra verscheen hij als lid van een band die een soortgelijke aanpak als Peter Brötzmann scheen te hebben: zo hard en intensief mogelijk spelen totdat je er bij neervalt. Waar Brötzmann echter alleen was en het geluidsniveau een natuurlijke limiet bereikte, daar bestond APosition Orchestra uit tuba, sax, slagwerk en synthesizer en wist op deze wijze die limiet te overschrijden, daarmee een groot deel van het in principe geïnteresseerde publiek de zaal uitjagend.
De derde band waarbij Kolovskij zijn opwachting maakte was Auktyon. Deze groep is een instituut binnen de Russische moderne muziek. Via de verschillende leden zijn lijnen te trekken tot in de jaren zeventig van Russische popmuziek naar bijvoorbeeld een band als Feuilleton. Auktyon heet deze band al sinds 1983, toen ze opgenomen werden in de Leningrad Rock Club. Toen nog geïnspireerd door punk en new wave, ontwikkelden ze vooral in het begin van de jaren negentig een zeer eigen, idiosyncratische stijl waarin ze sindsdien rock, reggae, jazz en theater met voldoende waanzin weten te combineren.
Waanzin staat centraal - met als boegbeeld de niet-zingende maar alleen heen en weer rennende, springende en schreeuwende Oleg Garkusha - en toch is de basis van hun muziek gebaseerd op grotendeels eenvoudige folkrock-achtige melodieën. Lenya Fodorov, de zanger en gitarist, stond links in een hoek op het podium om ruimte te geven aan Garkusha en de andere musici, maar wist met zijn bezwerende stem wel alles bij elkaar te houden.
Reggae, surf en Tom Waits
"We komen uit een zonnige stad en daarom is onze muziek rastafarianisch!" meent de zanger van Markschneider Kunst. Niet al te snelle reggae en heupwiegska uit het koude St. Petersburg, wie had dat gedacht? Ondanks hun interessante ska lag het merendeel van het publiek verspreid over de concertzaalvloer, aangezien iedereen zo langzamerhand kapot was door de drukke programmering. Als hoofdact zou het deze band echter zonder twijfel lukken een zaal aan het dansen te krijgen.
Billy's Band slaagde er wél in, maar die speelde dan ook op het buitenpodium aan het begin van de avond. De mythe gaat als volgt: toen Tom Waits in een donkere kroeg in St. Petersburg zat, leerde hij drie musici kennen. Na een aantal flessen wodka wijdde hij deze musici in in de geheimen van zijn kunst. Het resultaat was Billy's Band, een plaat getiteld Being Tom Waits, en een optreden met een karakteristieke zanger - hoed en contrabas - en een gefreakte gitarist die bij iedere gitaarsolo klassieke rockposes aannam. Zeer vermakelijke, goeie drinkmuziek.
Messer Chups is zo'n band die je waarschijnlijk een jaar of vijf geleden had moeten zien. Oorspronkelijk als nevenproject van Messer für Frau Müller - het oudste elektronicaproject uit Rusland - opgestart door Oleg Gitarkin, staat deze band sterk in de surftraditie die in die tijd ook in Nederland met bands als de Treble Spankers furore maakte. Natuurlijk, dit was meer dan alleen surf; met de theremin als het centrale instrument en filmbeelden op de achtergrond werden voldoende extra's toegevoegd om niet verveeld te worden. Echter, tijdens de surfhype zou deze groep me omvergeworpen hebben. Nu was het vooral een combinatie van déjà-vu en bad timing.
Dansen, dromen en minimaal elektronisch bewegen
Ook de elektronische geesten onder ons werden bediend tijdens dit festival. Opgericht in 1996 als e-zine platform (www.neurobot.art.pl) kunnen Dominik, Jacek en Artur van Neurobot uit Polen sinds enige tijd ook live gezien worden. Spannende noise-storingen en elektrische ontladingen met cultuurpessimistische visuals. Tarwater uit Berlijn daarentegen is een stuk lichter. Voorzichtig gecomponeerde elektronische muziek op de grens van liedjes en langerdurende structuren. Ook Sensor uit Berlijn maakt popmuziek, maar zet haar kaarten in op electro en live-energie. Sensor is ook de naam voor het instrument dat Thomas Wagner gebruikt; aangesloten op de sequencer kan hij hiermee - net als bij een theremin - met zijn handbewegingen de toonhoogten beïnvloeden. De gebruikte gitaar is bovendien via MIDI op de software aangesloten, zodat er ook hier meer gebeurt dan alleen maar op toetsenbordknoppen drukken. Visueel in ieder geval interessant, muzikaal gezien niets nieuws.
Ole Lukkøye uit St. Petersburg zou het eenvoudigst als "ethno-trance" omschreven kunnen worden, had dit woord niet zo'n denigrerende bijklank. Beats, keyboards, psychedelische gitaren en visuals die naar new age en eenheid met de natuur neigen. Normaalgesproken genoeg om geïrriteerd weg te lopen, maar in het geval van Ole Lukkøye zou dit zonde zijn. De reden hiervoor is de indrukwekkende verschijning van de zangeres. Alleen uiterlijk gezien al een fascinerende persoon met haar deels kale hoofd en deels zeer lange dreads, maar het is vooral haar stemgebruik dat het optreden tot een ervaring maakt: boventoonzang en langgerekte uithalen. Heel mooi.
Nog meer?
Twee dagen, drie podia en experimentele muziek. Ook uw recensent wil dan wel eens een aantal optredens missen door een overkill aan geluid, gemiste metro's, dubbele planning of simpelweg honger. Met andere woorden, wat kon niet gezien worden, maar is waarschijnlijk interessant genoeg om vermeld te worden?:
http://www.kindamuzik.net/features/article.shtml?id=3645
Meer op KindaMuzik: http://www.kindamuzik.net/artiest/709
Deel dit artikel: