Onze laatste liverecensie.
Onze laatste albumrecensie.
Ons laatste interview.
Onze laatste video.
Nu heb ik een tijdje aan de marge meegekeken wat er in dat wespennest van de bladenmarkt gaande is en je wordt er niet vrolijk van, de wereld van uitgevers, content, dalende reclame-inkomsten etc. Het is een wereld die altijd achter de feiten aanloopt en, dit is misschien belangrijker en tragischer, niet wil inzien wat er structureel mis is met poptijdschriften. Want ik heb altijd het idee gehad dat de basis in Nederland eigenlijk sinds de jaren zeventig verkeerd is geweest.
Dé tragedie van dit schrijven in Nederland is dat Hitweek (1965-1969) zich nooit heeft kunnen ontplooien tot een progressief-experimentele tegenhanger van OOR, dat zich als tuttig monopolist daardoor nooit echt uitgedaagd heeft gevoeld. Want het idee van Hitweek was natuurlijk fantastisch, een tijdschrift dat de hele jeugdlifestyle in kaart bracht en kaderde zonder angst voor pretentie. Dat er altijd wel schrijvers in OOR zijn geweest die te vertrouwen waren als een soort voorproevers, doet niets af aan het cruciale gemis, namelijk van minstens één schrijver die door schrijfstijl en persoonlijkheid heeft getracht om het popschrijven-als-consumptiegids echt te overstijgen. Iemand die zowel inspireert als gehaat wordt. Een Vader die ‘gedood’ moet worden en waar nieuwe generaties schrijvers mee worstelen en zo zelf tot grote hoogtes worden gebracht. Om het in de Amerikaanse-Britse termen te vertalen: we hebben nooit tegen een Lester Bangs, Richard Meltzer, Paul Morley of Nick Kent opgekeken. De belangrijkste redenen hiervoor zijn, in het kort: het idee dat in Nederland die manier van schrijven niet snel geaccepteerd wordt door lezers en aan de andere kant het feit dat vanuit het schrijven te lang is neergekeken op popmuziek.
Wat we daarvoor wel in de plaats hebben gekregen, is een doorgefokte poldervariant van het rockisme, een ideologie die geen persoonlijkheden nodig heeft aan schrijverszijde. De nadruk op authenticiteit, tekst in plaats van textuur, ‘echte’ instrumenten, waardering door oeuvrevorming zijn onwrikbaar. Popschrijven in Nederland is bovenal rockschrijven. Je kan misschien stellen dat, zelfs als het over hiphop of house gaat, men de praktijken van het rockisme wil implementeren (vandaar dat Underworld, Chemical Brothers en Faithless altijd op aandacht hebben kunnen rekenen). Dit is wat OOR sinds 1990 braaf doet (in plaats dat het zichzelf radicaal heeft uitgevonden toen ‘er iets in de lucht hing’) en nu met de versmelting met Aloha ongetwijfeld steeds minder zal gaan doen. En daarin krijgt het concurrentie van Revolver. Dat een nieuw tijdschrift in 2005 vernoemd wordt naar een Beatles-album stemt me al niet positief. Het gesmijt met zinnen als “muziek gemaakt op echte instrumenten” doet enig enthousiasme compleet verdwijnen. Dit wordt rockisme in zijn meest fundamentalistische verschijningsvorm: rock als stilstaande entiteit, een afgesloten mythe met een vaststaande verzameling goedgekeurde symbolen. Ik durf nu al te stellen dat het niet eens echt geïnteresseerd zal zijn in levende rockmuziek, want dan zouden Earth, Sunn o))), High On Fire, Darkthrone of, laat ik helemaal gek doen, LCD Soundsystem, T.Raumschmiere en ADULT. aandacht gaan krijgen. Of anders een mythologie van rock-in-beweging, het vinden van een alternatieve geschiedenis van rock voorbij de platgetreden paden en boxsets. Het is een ‘dubbele minachting’ van dit soort tijdschriften, niet alleen voor andere popmuziek maar ook voor rock zelf. Een doodlopende weg, inhoudelijk en uiteindelijk ook economisch.
Je moet jezelf dus de vraag gaan stellen: kunnen we er in Nederland niets van? Of is het medium tijdschrift op papier ten dode opgeschreven? Ik denk dat het antwoord zich op je beeldscherm bevindt. Persoonlijk denk ik dat KindaMuzik een prima papieren blad zou kunnen zijn als het zich expliciet zou richten op zowel Nederland en België (groter bereik, minder slap geneuzel dat er te weinig liefhebbers van een bepaald genre bestaan.) Aan de andere kant hoeft KindaMuzik helemaal niets omdat het allang de toekomst is en al een tijdje het initiatief heeft overgenomen als het gaat om nieuwe muziek. Met als basis, en dit is niet te onderschatten, een eerlijke, niet-ideologische balans tussen genres. Onafhankelijk en vooral geschreven door jonge schrijvers die gebukt gaan onder het gewicht van de geschiedenis (ook al beginnen al die dossiers wel een onderliggende drang naar canonvorming bloot te leggen die goed in de gaten moet worden gehouden. Een canon moet altijd aan een proces van kritische herwaardering onderhevig zijn). KindaMuzik neemt een interessante tussenpositie in. Structureel lijkt het op de traditionele tijdschriften, maar qua intentie en passie, in de geest, hoort het bij de weblogs die nog steeds te makkelijk en op zure toon worden weggezet terwijl hier voor het eerst in het Nederlandse taalgebied een eigen manier van schrijven over popmuziek wordt ontwikkeld. Want dat is de paradoxale situatie: de popbladen zijn chronisch ongezond, het schrijven zelf floreert als nooit tevoren.
Omar Muñoz-Cremers is onafhankelijk popjournalist, tekstschrijver, essayist en auteur.
http://www.kindamuzik.net/column/omar-mu-oz-cremers/de-maand-van-om-c-november/11102/
Meer Omar Muñoz Cremers op KindaMuzik: http://www.kindamuzik.net/artiest/omar-mu-oz-cremers
Deel dit artikel: