Onze laatste liverecensie.
Onze laatste albumrecensie.
Ons laatste interview.
Onze laatste video.
ZEUREN. BOEREN staan er bekend om. De ene keer is de graan- en knollenoogst slecht omdat het te nat is en de volgende keer weer is het te droog. Strandtenthouders van hetzelfde laken een pak. Als het niet snel gaat zomeren kunnen ze hun zaak wel opdoeken, lees je ieder jaar weer in de komkommerkolommen. En toch lijken ze elke volgende zomer weer in een grotere ‘four wheel drive’ rond te rijden.
Muziekliefhebbers zeuren ook graag. Over ‘het monopolie van Mojo’, bijvoorbeeld. Over het wanbeleid van platenmaatschappijen. Over de pop- en rockbladen die steeds slechter zouden worden. In het buitenland is alles beter. En vroeger, natuurlijk. Vroeger was altijd alles beter.
Ze hebben gelijk, de klagers. Althans, als je van schoten voor open doel houdt. Mojo is een moloch die een onevenredig groot stempel op het popaanbod in de clubs drukt. Op een paar kruimels na zijn alle pop-, rock- en jazzbladen in ons land in handen van één uitgeverij. En wie van werkelijk spannende en verrassende muziek houdt heeft bij de grote platenmaatschappijen, de majors, weinig of niets meer te zoeken.
Tegelijk hebben de klagers ongelijk. Heel erg ongelijk. Of beter hun gezeur is dat van de man die vloekt dat z’n broek nat wordt als-ie tegen de wind in piest. Het is de verontwaardiging dat 1 + 1 géén 3 is.
Het is het verongelijkt zijn over het feit dat je in de Sahara niet op natuurijs kunt schaatsen. Het herinnert aan dat bijdehandje op school die tegen de godsdienstleraar zei: ‘Als god alles kan, waarom kan-ie dan geen vierkante cirkel zagen?’. Leuk gevonden, klinkt opstandig, maar het snijdt geen hout.
VEEL VAN DE KLAGERS EN ZEURDERS zijn echte rockliefhebbers. Muziekliefhebbers. Oprechte muziekliefhebbers. Hobbyisten in de beste zin van het woord. Mensen die een aanzienlijk deel van hun vrije tijd en verdiende geld spenderen aan platen en concerten. Wat dat betreft verschilt de muziekliefhebber van vandaag ook niet zoveel van die van twintig, dertig jaar geleden. Alleen is hij of zij – meestal een ‘hij’, trouwens – misschien wat ouder geworden en heeft als gevolg daarvan wat meer te besteden.
Ook de muziek zelf is de afgelopen decennia in wezen niet veranderd. De muziek heeft zich inhoudelijk natuurlijk ontwikkeld, dat wel. Maar net als vroeger kan muziek anno 2003 nog altijd mooi, plat, ontroerend, slaapverwekkend, shockerend, onderhoudend, fascinerend en weet ik wat al niet méér zijn.
Wat echter in vrijwel niets meer op pakweg een kwart eeuw geleden lijkt – de tijd van teepjes, kraakpodia en géén MTV – is de infrastructuur waarbinnen de verbinding tussen muzikant en muziekliefhebber wordt gelegd. De clubs. De platenindustrie. De popbladen. De festivals.
Over die metamorfose kun je vele pagina’s vol schrijven, maar het komt uiteindelijk toch neer op iets heel simpels: Wat in de meeste gevallen begon als een liefhebberij, een excuus om ‘de hele dag lekker met muziek bezig te kunnen zijn’, is in praktijk langzaam maar onverbiddelijk ingekapseld door bedrijfs-wetmatigheden, onderworpen geraakt aan economische structuren.
Ik heb het hier dus niet simpelweg over mensen die geld willen verdienen aan pop en rock. Die zijn er altijd geweest. De Colonel Parkers, de Berry Gordy’s. Nee, ik heb het over iets wat daar bovenuit stijgt, waar individuele mensen binnen de bedrijven nauwelijks of geen vat meer op hebben. De metastructuren. Economische krachtenvelden waarbinnen datgene waarmee het destijds allemaal begon, de muziek, allang niet meer de spil is maar slechts één van de vele radertjes.
ROCKCLUBS ZIJN BEDRIJVEN GEWORDEN waarbinnen de overheadkosten – personele lasten, huren, afschrijvingen, ‘representatie’ – per concert de honoraria van de optredende bands vaak ruimschoots overtreffen. Dus moet er meer ‘dance’ komen. Omdat het publiek het graag wil, uiteraard – maar hadden we daarvoor dan geen commerciële discotheken? – maar vooral omdat het ‘rendabel’ is.
Iets dergelijks geldt voor de popbladen: een kwart eeuw geleden dacht men er bij Oor niet over om BZN of Pussycat op de cover te zetten. Tegenwoordig heeft men liever Anouk of Krezip op de omslag dan Jim O’Rourke of Solex – ik noem naar wat – omdat marketing-onderzoek uitwijst dat bekende gezichten beter verkopen.
De festivals. Pinkpop, Lowlands. Hetzelfde verhaal. Wéér Faithless, wéér Jewel, wéér Limp Bizkit, wéér Tindersticks. Dat is allang niet meer de persoonlijke inhoudelijke voorkeur van de programmeurs; het is een formule om een topzwaar beladen schip - waar veel mensen hun hypotheek van moeten betalen en hun kroost van moeten voeden – drijvende te houden. De platenmaatschappijen, tenslotte. De ‘majors’, die in de eerste helft van de jaren negentig groeiden en groeiden omdat de cd nog steeds de markt veroverde en het apparaat om zo’n ding zelf te branden destijds voor gewone mensen nog niet betaalbaar was. Die platengiganten zien nu hun kaartenhuis wankelen en slepen er uit wat er nog uit te slepen valt.
Dat wil zeggen de ene compilatie na de andere ‘Greatest Hits’ op de markt: Nirvana, Elvis, Rolling Stones. De winkels liggen er vol mee. Liefst met één nieuw liedje als lokkertje. Elke Mavo-leerling krijgt het bij z’n eerste economie-les: investeringen minimaliseren, rendement maximaliseren. Het hoofd economisch boven water blijven houden, daar gaat het om – de muziek is allang bijzaak geworden.
VOOR DE GOEDE ORDE: Dit is géén kritiek. En al helemaal geen kritiek op individuele mensen die bij platenmaatschappijen, boekingskantoren, popbladen of clubs werken. Dit is niet meer dan het vaststellen van het onvermijdelijke. De onverbiddelijke consequentie van de keuze om met de infrastructuur tussen muzikant en muziekliefhebber om te gaan zoals er bij een bank of verzekeringsmaatschappij gewerkt wordt.
Bij vrijwel ieder groot hedendaags bedrijf, eigenlijk. Het is het ondergeschikt maken van de muziek aan economie waarvoor al het andere moet wijken – denk aan de Golfoorlog die ruim tien jaar geleden gevoerd werd omdat de economische wetten eisten dat de olietoelevering werd veilig gesteld.
Tegelijkertijd is het een keuze die – daar moet je ook eerlijk in zijn - in veel gevallen met het mes op de keel is gemaakt. Lang niet iedereen in de popmuziek wil uit zichzelf zo graag ‘bedrijfje’ spelen. Maar het cultuurbeleid dat de afgelopen jaren door de overheid in ons land is ontwikkeld, maakt je wel tot een paria als je niet mee wilt doen met het ‘winkeltje spelen’, sponsors werven en marktgericht kunst programmeren. Daarbij komt ook nog eens dat onze samenleving zo is verhard en verzakelijkt, dat een inspanning leveren voor een ideaal in plaats van voor een geldelijke beloning – ‘vrijwilligerswerk’ heet dat, weet je wel – als niet-realistisch meer wordt gezien. Dat kun je goed vinden of vervelend. Of zelfs heel vervelend. Het is en blijft simpelweg de realiteit.
EN WEINIG IS ZO onzinnig als klagen dat de realiteit de realiteit is. Zeuren dat het er in de popmuziek niet meer zo aan toegaat als vroeger is als zeuren over het weer. Zeuren dat de lucht blauw is en het gras groen. Maar de oude Japanse zenmeester Subu Habakuki zei het al:,,Zeuren dat het gras groen en de lucht blauw is, is nooit iets anders dan zeuren om het zeuren. Omdat de lucht altijd lucht is, het gras altijd gras, groen altijd groen en blauw nooit iets anders dan blauw.’’
Er is ook in praktische zin weinig reden om te zeuren. Om het Hollandse weer te ontlopen, moet je nog minstens vijftienhonderd kilometer reizen naar de Middellandse Zee. Om muziek te vinden die zich aan de economische tredmolen onttrekt, kun je veel dichter bij huis blijven.
Het is naast de deur te vinden – als je tenminste niet al te diep in de Hollandse suburban-jungles van Flevoland of Zeeuws Vlaanderen woont. Maar ook dan – dankzij het ‘Web’.
Als meedoen met het grote geld-spel een keuze is, dan is niet-meedoen dat ook. En er zijn genoeg mensen die die keuze gemaakt hebben. Daardoor zijn ze nog niet meteen straatarm – sommigen boeren er zelfs heel behoorlijk bij. Het gaat gewoon om de mentaliteit: niet het geld, maar de kwaliteit staat op de eerste plaats. Niet als een bezetene achter het maximale rendement van de minimale investering aanrennen, maar streven naar de mooiste muziek voor zoveel mogelijk mensen.
Voorbeelden te over: The Ex slaagt er al bijna vijfentwintig jaar lang in om de muziek te blijven maken die ze zelf het mooiste vinden – zonder enige commerciële concessie naar wie dan ook. Platenlabels als Constellation en Winter & Winter brengen cd’s uit in hoesjes waar geen grammetje plastic aan te pas komt en die hetzelfde kosten als die in die afschuwelijke ‘jewelboxjes’ verpakte schijfjes van de meeste majors die er om schreeuwen om thuis gekopieerd te worden.
HARDNEKKIGE ’popmuziek-zeurders’ hoor je ook vaak zeggen dat bladen als de Engelse Wire of het Duitse De Bug zoveel beter zijn dan de bekende Nederlandse muziekschriften. Ja, dat haalt je de koekoek! Die bladen zijn ook geen onderdeel van een groot mediaconcern maar eigendom van de redactie. Do It Yourself dus.
Overal in het land zijn er nog plekken waar de prachtigste – en vaak meest verrassende en vernieuwende – muziek live gespeeld wordt voor een entreeprijs van een paar Euro. Denk aan zalen als OCCII in Amsterdam, Worm in Rotterdam en Extrapool in Nijmegen. Maar ook initiatieven als de Kraakgeluiden in Amsterdam: De top van de impro-wereld, iedere week voor 2 Euro te horen.
Maar er is meer. Ook in andere genres. Neem nu de ‘huiskamerconcerten’ – het lijkt dè trend van dit decennium te worden. Geen rockclub kan zich nog permitteren om een artiest te boeken die slechts enkele tientallen bezoekers trekt. Dus komen steeds meer liefhebbers op het idee om bijvoorbeeld een singer-songwriter bij hem of haar thuis uit te nodigen. Je trommelt twintig vrienden op; iedereen lapt tien Euro en neemt wat biertjes en chips mee. De artiest gaat met tweehonderd Euro naar huis – meer kreeg-ie in die club toch ook niet – en alle partijen hebben een top-avond.
Niemand verplicht je om naar MTV te kijken. Niemand verplicht je een nacht lang in de vrieskou te gaan liggen om voor veel te veel geld een Stones-kaartje te kunnen kopen. En als je je per se geld uit je zak wilt laten kloppen door de aanschaf van een cd die je eigenlijk al driemaal in huis hebt, maar nu nog definitiever gere-re-remastered in de winkel ligt, dan doe je dat toch echt zelf. Dan moet je niet gaan zeuren over Mojo die de Stones-kaartjes zo duur maakt – dan doen de Stones trouwens zelf - de maatschappij die die cd uitbrengt of het popblad dat er een advertentie voor opneemt.
LANG GELEDEN – de koude oorlog woedde nog – ventte ik bij de universiteit waar ik studeerde nog wel eens met De Waarheid. Een krant die een ‘ander’ geluid lied horen en gelieerd was aan de CPN – zeg maar de SP van de jaren zeventig. En telkens weer waren er van die bijdehandjes – vast dezelfden van die ‘vierkante cirkel’ – onder m’n medestudenten, die mij toeriepen: Ga dan eens zelf naar Siberië. Welnu, het heeft even geduurd voordat ik het durfde, maar ik heb het uiteindelijk gedaan. Siberië bleek prachtig. Hard en woest misschien, dat wel. Maar ook leerzaam, fascinerend, spannend en vol schoonheid die ik daarvoor nooit gekend had.
Je kunt tot in je graf blijven zeuren en klagen over de prijzen van cd’s, de hegemonie van Mojo, de eenvormigheid van de popbladen en de festivals. Maar méér dan een vruchteloos gekwetter dat de dingen niet meer zijn zoals ze vroeger waren, wordt dat nooit. Wat is er tegen om Mojo, Oor, de clubs en de platenmaatschappijen in hun waarde te laten en je energie liever te steken in het vinden van je eigen waarden? Je werkelijke, van binnenuit gekomen, niet door marketing of gewoonte opgelegde waarden.
Luister gewoon eens naar de platen van Godspeed You! Black Emperor, van Songs; Ohia, van Greg Davis, Sun Ra, Armand, Gorki, Gary Lucas, Morton Feldman, Fred Neil, Ernst Reijseger, The Ex, Philip Jeck en al die andere musici bij wie de dollartekens niet op het gelaat getatoeëerd staan. Ga naar concerten waar je na afloop met de muzikanten kunt praten. Lees voor de aardigheid eens tijdschriften waarin ook nog over muziek gepolemiseerd wordt. Zoek eens naar cd’s in verpakkingen die zo mooi zijn dat je er niet over peinst om met een kopietje genoegen te nemen – en geloof mij, ze zijn er! Zeuren dat het slecht gaat in de rock is niet meer dan zeuren om het zeuren. Zoek eenvoudigweg onder het oppervlak en trek dan je conclusie. De mijne luidt: De toekomst zal schitterend zijn.
Peter Bruyn is als popjournalist werkzaam voor onder andere het Haarlems Dagblad, het Utrechts Nieuwsblad en Rails. Tevens is hij initiator en medeorganisator van het muziekfestival )Toon) dat jaarlijks wordt gehouden in Haarlem.
http://www.kindamuzik.net/column/709/kindaspam-001-het-ongelijk-van-de-muziekzeurders/2199/
Meer op KindaMuzik: http://www.kindamuzik.net/artiest/709
Deel dit artikel: