Onze laatste liverecensie.
Onze laatste albumrecensie.
Ons laatste interview.
Onze laatste video.
Op het eerste gezicht kent China een traditioneel collectivistisch en hiërarchisch ingestelde cultuur waar een sterke overheid nog steeds zenuwachtig wordt van kritiek. Kan dit een voedingsbodem vormen voor individuele expressie en alternatieve muziek? De Aziatische obsessie met sterren als Westlife en Celine Dion, suikerzoete oppervlakkige popliedjes van eigen bodem - kortom: alles dat mee te zingen valt in kitscherige karaokepaleizen - geeft weinig hoop.
Maar er is ook weer zoveel om tegen te rebelleren dat een reactie vrijwel niet uit kan blijven. Na enig zoeken vind je in Beijing dan ook een jonge, levendige scène, worstelend met verleden, heden en toekomst. Zoekend naar identiteit te midden van razendsnelle veranderingen.
D-22
Op zoek naar het epicentrum van de Chinese underground beland je al snel bij D-22. Deze bescheiden club bevindt zich in de studentenwijk van Beijing, en biedt sinds twee jaar een podium aan een breed spectrum van bands. Vrijwel iedere avond vinden er optredens plaats, variërend van traditionele folkzangers tot onverschillige punk, van industriële noise tot indiepop, hardcore en experimentele jazz. Knalrode muren, een zweterige atmosfeer, een klein podium en een publiek dat naast Chinese hipsters voor een belangrijk gedeelte bestaat uit expats en internationale studenten.
Volgens Bian Yuan, zanger van de rauwe punkrockband Joyside [bovenste foto] (die figureerde in de documentaire Wasted Orient), is D-22 echter meer dan een podium: "Het is ons thuis. We zouden hier iedere avond kunnen spelen." En dat doen ze dan ook; veel lokale bands staan hier iedere maand wel een keer. Of in één van de zalen die snel daarna geopend zijn: MAO Livehouse (volgens eigenaar Li Chi was Mao Zedong 'de allergrootste rockster'), 2Kolegas en Yugong Yishan.
Onschuldig
Deze scène kenmerkt zich door haar jeugdigheid en bijbehorende relatieve onschuld. Nu zijn er al zo'n twintig jaar enkele punkrockers te vinden in Beijing - met als belangrijkste de 'vader van de Chinese rock' Cui Juan, die met 'Nothing To My Name' het strijdlied van de studentenprotesten op Tian'anmen Square in 1989 schreef. Maar vooral de laatste jaren vindt een ware eruptie aan nieuw talent plaats. Volgens Nevin Domer, boekingsmanager van D-22, is de scène zelfs vergeleken met die van San Francisco in de jaren zestig, New York in de jaren zeventig en Berlijn in de jaren tachtig. Of die vergelijkingen terecht zijn mag ieder voor zichzelf beoordelen.
In ieder geval zorgt deze golf van creativiteit voor een omgeving waarin punkers, indiekids en jazzliefhebbers vreedzaam door elkaar lopen. Maar, zoals heel China, ontwikkelt de scène zich snel, met alle gevolgen van dien. Tan Tan, de drummer van PK 14 [foto rechts] zegt hierover: "Het is niet meer zo 'onschuldig' als voorheen. Eerder ging iedereen bij elke denkbare band kijken, een show was een show. Dat zorgde natuurlijk voor vreemde combinaties, maar iedereen had een kans om op te treden. Nu groeien de verschillende stijlen meer uit elkaar." Dat proces blijkt echter nog niet voltooid te zijn: op een metalavond wordt tussendoor Roxette en Bon Jovi gedraaid en iedereen lijkt dat volstrekt normaal te vinden.
Hetzelfde geldt voor de moshpits bij de meest onwaarschijnlijke acts. Of het nu een opzwepende punkband of de relatief ingetogen noiserock van Carsick Cars is, zodra de gelegenheid zich voordoet verandert het voorste gedeelte van de zaal in een zwetende, kolkende massa. En waar dat in Nederland vaak afkeurende blikken op zou leveren, springt de Chinese jeugd enthousiast in het rond.
Nihilisme
De postpunk-revival die het Westen de laatste jaren kent, heeft China ook niet overgeslagen. Voor zover je hier kan spreken van een revival in een land zonder popgeschiedenis natuurlijk. Waar in het Westen de vrolijke dansbare hooks van bands als Franz Ferdinand overheersen, ademt deze muziek in Beijing de geest van de jaren tachtig: nihilisme en existentialisme, verpakt in minder opgewekte muziek geïnspireerd door Iggy Pop en Sartre. Punk blijkt inderdaad niet dood; het is gewoon naar het Oosten vertrokken.
De grote diversiteit komt niet alleen muzikaal tot uitdrukking, ook inhoudelijk heeft iedere band zijn eigen manier van omgaan met de duizelingwekkend snel veranderende werkelijkheid om zich heen. Joyside rebelleert tegen de materialistische, op carrière gerichte samenleving met luiheid en dronkenschap. Geïnspireerd door The Sex Pistols en het New York van de jaren zeventig, is debuutplaat Drunk Is Beautiful een ode aan alcohol en zelfdestructief escapisme. De bandleden bewonen een grauw appartement en overleven dankzij de hulp van vrienden. Bian Yuan: "De maatschappij interesseert mij niets. Ik denk alleen aan morgen." De muziek bevat behalve een groot 'fuck you' dan ook geen expliciete boodschap: "We spelen rock-'n-roll om mensen de wereld te laten vergeten."
Kritiek
Heel anders is het met de poëtische, bescheiden bespiegelingen van Yang Haisong, zanger van PK 14. "Wij zijn absoluut geen entertainment. We hebben de kans om iets te zeggen en die grijpen we aan. Het is tijdverspilling om zomaar wat te spelen." Zijn motto is 'small is beautiful', en hij schrijft over de kleine dingen in het grote geheel. Mensen, en hoe die soms gekwetst kunnen raken. "Over hoe je de realiteit, het leven en jezelf het hoofd moet bieden, terwijl alles zo snel ontwikkelt en verandert", aldus Haisong. Politieke statements worden dan ook niet gemaakt, "Het is niet in ons belang om de regering direct aan te vallen. We zijn geen politici."
De aanval wordt wel ingezet door de venijnige postpunk van Re-TROS [foto boven]. De band is naar eigen zeggen "geboren in de schaduw van nihilistisch post-Tian'anmen existentialisme." Nummers als 'TV Show (Hang the Police)' en 'Boys in Cage' verwijzen naar de gewelddadig neergeslagen protesten in 1989. Het vormt een felle aanklacht tegen het optreden van de regering, gebracht met een cynisch nihilisme dat inslaat als een bom: "Oh it's OK, you'll be dead anyway."
De echt anarchistische rebellie komt in de vorm van de agressieve streetpunk van Demerit [foto rechts], met hun verwoede afkeer van Het Systeem. Hun album Bastards of the Nation is één schreeuwerige tirade tegen de macht van de overheid en een slaafse burgermentaliteit. "We won't stop screaming / While you become a machine laboring for others / We are still bleeding for freedom." Dat klinkt dramatisch ja. Maar ook verfrissend, voor wie dagelijks geconfronteerd wordt met propagandistische oproepen tot patriottisme, vrede en harmonie omwille van de sociale stabiliteit. "We don't care about your perfect plans / So fuck your pretty thoughts / We still have rebel attitude", zingt zanger Spike dan.
Identiteit
Deng Pei, zanger van postrockband Lonely China Day, is echter van mening dat er te weinig echte 'indierock' is: "Te veel bands zijn kopieën van westerse bands, ze zouden een eigen identiteit moeten ontwikkelen." Zelf zingt hij daarom alleen in het Chinees en heeft met zijn band een eigen geluid ontwikkeld. Geïnspireerd door traditionele Chinese muziek, uitgevoerd met modern rockinstrumentarium en elektronica.
En zo blijft het worstelen met identiteit, om een balans te vinden tussen navolging en het vinden van een eigen plaats te midden van grootse veranderingen. Waar het naartoe gaat durft niemand precies te voorspellen. Het enige dat zeker lijkt, is dat weinig zeker is en dat de toekomst er heel anders uit zal zien dan het heden en het verleden.
http://www.kindamuzik.net/artikel.php?id=17238
Meer Beijing op KindaMuzik: http://www.kindamuzik.net/artiest/beijing
Deel dit artikel: