Onze laatste liverecensie.
Onze laatste albumrecensie.
Ons laatste interview.
Onze laatste video.
Het werd een zware dag, de derde dag op het North Sea Jazz Festival, maar wel een dag met een absolute verrassing op het gebied van elektronische improvisatie. Ook was er een stijlvolle afsluiting en een mooi klein programma in de periferie, zeg maar de kleine hoekjes van het megafestival.
Er is de gehele avond sprake van ‘gatenkaas’ in de programmering. Rond 18 uur staat eigenlijk alleen showbasgitarist Marcus Miller [foto rechts] voor de zoveelste keer zijn trouwe fans doof te stampen met zijn allang niet meer verrassende funklicks. Om een uur of acht is het echt niet meer mogelijk om nog een glimp op te vangen van Erykah Badu. Elders in Ahoy is er niet echt veel te doen.
Hoewel lang niet uitverkocht is er bij sommige zalen geen doorkomen aan. Wie het door vermoeidheid wegens de twee eerdere dagen helemaal niet meer ziet zitten, maakt de juiste keuze door het kleine, door de BUMA gesteunde Volga-zaaltje uit te kiezen. Robert Rook, een van de grote geheimen uit de Nederlandse pianojazz, treedt er op en de legendarische drummer Jeff ‘Tain’ Watts geeft een clinic. Trompettist Chris Botti doet een blindfoldtest waarbij hij commentaar geeft op voor hem onbekende cd’s en de stokoude Slide Hampton en James Moody dissen jazzverhalen op van vroeger en geven speeltips voor jonge muzikanten.
Rond negen uur doet zich een nieuw probleem voor: waar gaan we heen zonder een andere essentiële act te missen? Gitarist Larry Coryell treedt op met ritmetandem Victor Bailey/Lenny White op respectievelijk bas en drums. Maar zou je daar wel heen gaan als je ook bij Wayne Shorter, Kenny Barron, Wadada Leo Smith en Joe Zawinul kan zitten?
Bezoekers met een popsmaak hebben het gemakkelijk: die gaan gewoon naar Paul Weller [foto links]. Hoeveel jazzo’s komen er stiekem even gluren om te zien hoe trompettist Jan van Duikeren, trombonist Louk Boudesteijn en saxofonist Benjamin Herman het er van af zullen brengen? Zij komen van een koude kermis thuis, want behalve een onverstaanbare aankondiging van Weller gebeurt er niets speciaals op het Nile-podium.
Ja, hij heeft voortdurend problemen met zijn gitaarversterker, wat hij luid ventileert tegen de dienstdoende roadies. Ook verordonneert de zanger dat een van de automatisch bewegende camera’s voor zijn neus wordt weggehaald: “Get rid of this fucking robot.” En zo geschiedt. “We’re not strictly jazz, but at least we have a horn section”, zegt Weller, en hij tovert zowaar een paar jazzy Wes Montgomery-achtige octaafstapelingen uit zijn rockgitaar.
De Nederlandse blazerssectie doet haar werk, eigenlijk net als op de in Amsterdam opgenomen cd Studio 150. Wie goed oplet, kan altsaxofonist Benjamin Herman bezig zien op een enorme baritonsaxofoon, waarmee hij Weller voorziet van een stevige bodem onder een felle gitaarsolo. Tijdens een fraai trombonegedeelte van Louk Boudesteijn trekt Weller de aandacht naar zichzelf door opzichtig met een tamboerijn rond te huppelen.
Het concert loopt uit op een gierende gitaarshow. Met het enorme improvisatiepotentieel rechts op het podium en met duizenden verwachtingsvolle Nederlanders in het middenveld, is het hele concert een gemiste kans. Vergelijk het met optredens van Prince of Van Morrison, en de ruimte die zij gunnen aan saxofoniste Candy Dulfer als er een optreden plaatsvindt in Amsterdam, Rotterdam of Utrecht. Nee, in Rotterdam wordt slechts het ego van de tamboerijn-, piano- en gitaarspelende ex-frontman van The Jam en The Style Council zichtbaar.
Eerder op de avond speelt de Amerikaanse pianist Robert Glasper met het Robert Glasper Trio. Hij was in maart al te zien in het Amsterdamse Bimhuis, waar hij geregeld een loopje nam met zijn publiek, bijvoorbeeld door met een klassiek stuk te beginnen. Dit soort grollen laat hij op North Sea achterwege, en zo wordt iets sneller duidelijk hoe we deze Blue Note-debutant moeten waarderen.
Glasper toont zich een interessant schrijver van jazzpianomuziek, maar het ontbreekt hem nog aan de vaardigheid om een heldere spanningsboog aan te brengen wanneer hij soleert. Het zijn vaak uiterst korte frases die hij achter elkaar zet, ontegenzeglijk met samenhang gespeeld, maar zonder dynamiek of spanning. De contrabas en drums achter hem kunnen vervolgens maar niet uit de startblokken komen, omdat hen geen materiaal wordt aangereikt om mee verder te kunnen.
En daar staat hij ineens, Kjetil Møster met zijn Kjetil Møster Sextet [foto rechts]. Hij heeft onder anderen ex-Jaga Jazzistgitarist Anders Hana (24) meegenomen. Met zijn half afgezakte spijkerbroek, haar over zijn ogen en een zoemende baritongitaar in zijn handen. Richt hij een donderend spervuur van akkoorden vol op twee achter hem spelende contrabassisten, die vervolgens de lonten aansteken van twee (!) freejazzdrummers.
Bandleider/saxofonist Kjetil Møster kan tevreden omkijken naar dit allereerste concert van zijn nieuwe sextet. De jonge Noren die hij heeft meegebracht, zijn naast gitarist Hana nog de drummers Marten Olsen, Kjell Nordeson en bassisten Per Zanussi en Ingebrigt Haker Flaten. Zo’n bezetting met zes gierende en fluitende jonge honden loopt al snel uit de hand, maar er is een alleraardigst trucje gevonden om fatale lawaaiontsporingen te voorkomen. Beide drummers hebben namelijk ook ieder een vibrafoon meegenomen. De zachte belletjes onder de stokken van Olsen en Nordeson dwingen de anderen gas terug te nemen. Zo ontstaat een mooi, energiek en totaal vrij geïmproviseerd muziekstuk waarin ruimte is voor noise, lieflijke, zij het licht atonale, kerstklanken en hartverscheurend saxofoongeschetter.
Dat er na deze allesverzengende uitbarsting in hetzelfde Missouri-zaaltje nóg twee powerjazzgroepen staan opgesteld (Wadada Leo Smith en The Thing plus Ken Vandermark), is misschien een beetje veel van het goede. Hoe het ook zij, de meeste aanwezigen blijven trouw zitten, ook al is er de mogelijkheid om bijvoorbeeld eens te gaan kijken bij Los Hermanos Martinez.
Achter deze exotische naam gaan twee Nederlandse broers schuil, de saxofonisten Juan en Miguel Martinez. Met pianist Rob van Bavel, die bij vlagen jazz lijkt te spelen met drie handen, klinkt er mooie meerstemmige muziek, die dankzij drummer John Engels nog bijzonder swingend is ook.
Juan en Miguel trekken beiden al jaren hun eigen pad in uiteenlopende groepen, maar samen blijken zij in staat om de experimenten tot leven te wekken van een illuster duo als Warne Marsh en Lee Konitz. Door te kiezen voor de hoge sopraansax en de laag knorrende bariton wordt het tweestemmige effect van deze muziek op gedurfde wijze uitvergroot. Los Hermanos Martinez moeten daarom nog eens in de herkansing, het is zeer de moeite waard om deze groep nog eens in twee of drie sets aan het werk te zien.
Een van de sterkste punten van de zondag op North Sea betreft de afsluiting. Echte bigbandmuziek is er van de Dizzy Gillespie All Star Big Band, saxofonist Chris Potter presenteert zijn elektrische groep Underground, Dr. John is er weer eens en voor de liefhebbers is er Omar Sosa, voor de fijnproevers onder de vaste bezoekers van North Sea.
Zangeres Stacey Kent en haar man, tenorsaxofonist Jim Tomlinson, spelen het nieuwe album The Lyric bijna noot voor noot na tijdens het laatste North Sea-concert van 2006. Het zij ze vergeven, afgelopen week werd namelijk bekend dat The Lyric door de BBC is uitgeroepen tot cd van het jaar. Dat is vrij bijzonder, want de romantiek waar Stacey Kent bij zweert, is diep geworteld in de Amerikaanse jaren '30 tot en met '50. Kent zingt alleen oude standards als 'I’ve Grown Accustomed to Her Face' en 'Surrey with the Fringe on Top'. Met deze mierzoete, maar goudeerlijke romantiek zonder viezige knipoog of nichtenkitsch, komt het eerste North Sea Jazz Festival in Rotterdam tot een goed einde.
Foto Marcus Miller: Jelmer de Haas.
http://www.kindamuzik.net/artikel.php?id=13426
Meer North Sea Jazz op KindaMuzik: http://www.kindamuzik.net/artiest/north-sea-jazz
Deel dit artikel: