Onze laatste liverecensie.
Onze laatste albumrecensie.
Ons laatste interview.
Onze laatste video.
De wie?
Inderdaad, The Who. Een beatcombo uit Londen dat begint als een dertien in een dozijn R&B-coverband. Het is 1962 als de blues- en soulzanger Roger Daltrey de zwijgzame John Entwistle uitnodigt om bassist te worden bij The Detours. Snel daarna sluit gitarist Pete Townshend zich aan. Townshend is een student aan de Ealing College of Art en heeft vroeger nog met Entwistle in een dixielandband gezeten, waar de twee banjospeler en trompettist waren.
In 1964 wordt de naam veranderd in The Who en vinden ze in The Beach Boys-fanaat Keith Moon de perfecte drummer. Moon is het soort drummer waarvoor woorden als ‘vernietigend’ zijn uitgevonden. Helaas betreft dit niet alleen zijn drumritmes, maar ook zijn levensstijl.
De band ontmoet Pete Meaden, die ze The High Numbers doopt. De nieuwe manager schrijft ‘Zoot Suit’ en ‘I’m the Face’ voor de band, maar de single flopt. Tegen een vergoeding van vijf honderd pond nemen Kit Lambert en Chris Stamp, twee wannabe-filmmakers, het management over. De band wordt een fris imago aangemeten en vanaf dat moment is The Who (de naamsverandering is weer teruggedraaid) een zogenaamde Modband, vernoemd naar de subcultuur die bestaat uit jongeren met een voorliefde voor kleding, zwarte Amerikaanse en Jamaicaanse muziek, Italiaanse scooters en amfetamine.
De wereldverovering kan dan echt beginnen. In de Marquee Club te Londen worden ze onder de noemer The Who – Maximum R&B in zestien weken de heetste band van het moment. Het is de plaats waar Townshend zijn eerste gitaar kapot slaat, dan nog omdat het geluid van de zaal hem niet aanstaat. Het zal niet de laatste keer zijn dat Townshend destructief is. Als The Who eerste single ‘I Can’t Explain’ ten gehore brengt in het televisieprogramma Ready, Steady, Go, verwoestten Townshend en Moon hun instrumenten. De single, die in eerste instantie niet wordt opgepikt, bereikt daarop al snel de top tien.
Het nummer is opgenomen met Kinks-producer Shel Talmy. Hij produceert de eerste singles van de band en helpt ze bij de opnames van debuutalbum My Generation. Daarop staat de gelijknamige single, die de tweede plaats in de Engelse hitparades bereikt. Het is de ‘I Bet You Look Good on the Dancefloor’ van The Who en is een tijdje omstreden door de st-st-st-stotterzang van Daltrey (De BBC vindt het een belediging tegenover stotteraars). De beroemdste zin uit de song is “Hope I die before I get old” en deze achtervolgt Townshend (inmiddels 61 jaar) nog steeds.
Wat deden ze?
In de wilde jaren zestig bestaat MySpace niet en is downloaden sciencefiction, dus als band moet je simpelweg veel optreden om je in de kijker te spelen. Gelukkig voor The Who is optreden hun sterkste punt. De molenwiekende gitarist Townshend, de losgeslagen drummer Moon en de toekomstig rockgod Daltrey zijn enorme podiumpersoonlijkheden, die de rocksongs een extra dimensie geven, terwijl Entwistle de immer stille bassist aan de zijkant van het toneel is. Samen vormen ze al snel de meest opwindende live-act van het Westelijk halfrond.
Townshend wil echter meer. Naarmate het einde van de jaren zestig nadert, komt de gitarist steeds beter los als songschrijver. Dat resulteert in de eerste aanzet tot een rockopera (het titelnummer van tweede album A Quick One, 1966) en uiteindelijk tot een volwaardige, complete rockopera, genaamd Tommy (1969).
Tommy is het verhaal over een blinde, doofstomme jongen, dat alle dramatische verhaalontwikkelingen van een echte opera bevat. Het album, dat met het nummer ‘Pinball Wizard’ maar één echte single bevat, slaat in als een bom en voor het eerst krijgt The Who het idee voor vol aangezien te worden.
Met Tommy treden ze wel uit de schaduw van voorgangers als The Beatles, The Stones en The Kinks. De punkachtige, rond een ritme gebouwde rocksongs zijn naar de achtergrond gedreven, op Tommy zijn de liedjes rijk gearrangeerd en breed uitgewaaierd, inclusief bijbehorende intro’s, outro’s en intermezzo’s. Met de rockopera op zak trekt de band diverse operahuizen in Europa langs, te beginnen met het Concertgebouw in Amsterdam, waar Tommy in september 1969 voor het eerst live ten gehore wordt gebracht.
Langzaam maar zeker groeit The Who uit van fris gitaarbandje naar stadionrockband. De daarbij horende rockster-uitspattingen heeft de band al ruimschoots onder de knie. Zo wordt Daltrey in 1965 een tijdje de band uitgegooid na een ruzie met Keith Moon. Uit frustratie heeft de zanger de pillen van Moon door de wc gespoeld, waarna de drummer bewusteloos wordt geslagen in de vechtpartij die er op volgt.
De rusteloze Moon zoekt in de jaren die volgen steeds weer nieuwe manieren om zijn energie kwijt te raken. Het tijdschrift Uncut weet enkele streken van de drummer op te noemen: in Alabama brandt hij met vuurwerk een gapend gat in de badkamervloer (hij wilde het plaatselijke riool uittesten), hij legt een bebloede kop van een varken in het bed van een tourmaat, koopt een piranha als huisdier, haalt Siamese vechtvissen in huis en bevestigt meubels aan het plafond van hotelkamers. Gek genoeg willen steeds minder hotels een kamer verhuren aan The Who.
Daarnaast hebben ze ook nog tijd om muziek te maken, want na Tommy wil Townshend het nóg groter aanpakken. Zijn nieuwste project doopte hij Lifehouse, dat een soort interactieve, multimediale rockopera moest worden. Helaas voor de gitarist snappen de overige bandleden en de media helemaal niets van zijn bedoelingen. Lifehouse wordt de Smile van The Who, komt ruim dertig jaar na dato toch uit, maar begin jaren zeventig moet The Who een andere oplossing bedenken. Dus worden de beste nummers bij elkaar geschraapt en uitgebracht onder de naam Who’s Next.
Het is inmiddels 1971 en de media is eensgezind: The Who heeft een meesterwerk uitgebracht. Who’s Next is inmiddels een klassiek rockalbum. De bandleden zelf zijn niet tevreden, vooral Townshend is gefrustreerd dat zijn Lifehouseproject door niemand wordt begrepen. Om het uiterst succesvolle Who’s Next op te volgen, doet Townshend nog een poging om het grootser te doen.
Quadrophenia (1973) is het resultaat, een rockopera die over de band en haar omgeving zelf gaat: de Mods. Ook dit album wordt goed ontvangen, maar live krijgt het een lauw onthaal. De jonge Paul Weller luistert echter gretig mee en zal er als latere frontman van The Jam zijn voordeel mee doen.
En wat gebeurde er toen?
In de jaren die volgen brengt de band The Who By Numbers en Who Are You uit. Het zijn de laatste albums waarop Keith Moon te horen is. Moon was altijd een feestbeest en jaagde er volgens zijn toenmalige assistent 2000 dollar aan drugs doorheen in 24 uur. De drummer gebruikt pillen, alcohol, cocaïne en heeft volgens de overlevering zelfs eens een middel geslikt waarmee olifanten worden verdoofd. Op 25 mei 1978 zit Moon voor het laatst achter zijn drumstel. Hij ziet er dik en angstig uit en is niet meer in staat maat te houden. Op 7 september 1978 neemt de drummer dat ene zinnetje uit ‘My
Generation’ iets te serieus: hij overlijdt aan een
overdosis.
Later zegt Townshend over de dood van Moon: “Ik ben blij dat hij er niet meer is. De band functioneerde niet met hem.” Kenney Jones, voorheen van The Faces, wordt de vervanger van Moon en The Who gaat vrolijk verder. Ze touren tot 1979, waarna de band officieel uit elkaar gaat in 1983. In de jaren die volgen komt de band geregeld bij elkaar voor optredens.
Zo ook in 2002, maar een nieuw sterfgeval gooit roet in het eten: bassist John Entwistle overlijdt in het Hard Rock Hotel in Las Vegas. Townshend krijgt een jaar later nog meer problemen aan zijn hoofd. Hij wordt opgepakt op verdenking van het bekijken van kinderporno op het internet. Zelf zegt hij dat het enkel research is voor zijn boek over seksueel misbruik, waar hij vroeger zelf slachtoffer van is geweest. Gelukkig voor de oude rocker wordt de aanklacht vier maanden later ingetrokken.
Alle tegenslagen kunnen niet voorkomen dat The Who toch weer de podia beklimt. Er zijn zelfs plannen voor een nieuw studioalbum. Voordat het zover is, mag de band op Rock Werchter de nieuwe lichting gitaarbands het nakijken geven. Mocht het heel erg tegenvallen, ga dan snel op zoek naar het legendarische live-album Live At Leeds uit 1970. Daarop laten een stille bassist, een volkomen doorgeslagen drummer, een molenwiekende gitarist en een tot volle groei gekomen rockzanger horen waarom ze eind jaren zestig en begin jaren zeventig worden gezien als de beste rock-’n-roll band op aarde.
http://www.kindamuzik.net/artikel.php?id=13281
Meer The Who op KindaMuzik: http://www.kindamuzik.net/artiest/the-who
Deel dit artikel: