Onze laatste liverecensie.
Onze laatste albumrecensie.
Ons laatste interview.
Onze laatste video.
Róisín Murphy? Dat is toch dat gekke mens die tijdens optredens van Moloko met haar bovenlijf in een houten orgelkast verdwijnt, zodat alleen haar naaldhakken er nog bovenuit steken? En die ieder seizoen een nieuw kapsel heeft? En die in evenveel modebladen als popmagazines te vinden is?
Die dame inderdaad.
Ze is even klaar met gek doen op commando. De afgelopen drie jaar werd ze geleefd, in plaats van zelf te leven. Zo voelt het althans, vindt ze zelf. Na een intensieve tour rond het succesvolle Moloko-album Statues viel Murphy vorig jaar in een diep zwart gat, vertelt ze op een zonnige middag in Amsterdam. "Er was niks. Geen vrienden, geen vriendje, alleen mijn rommelige appartement. Eigenlijk had ik alleen een recorder als luisterend oor. Als klankbord om tegen te praten."
Ze sloopte een paar essentiële instrumenten uit de studio van Moloko, zodat ze thuis liedjes kon schrijven. Gewoon op een viersporen-recorder, thuis op de bank. "Mijn appartement was een grote bende met de sofa als middelpunt", lacht ze. "Daar omheen lagen notitieboekjes, etensresten en instrumenten."
Hulp bij het componeren kreeg ze van Matthew Herbert, sample-tovenaar en dol op concepten (onlangs verscheen zijn album Plat du Jour, met louter samples afkomstig van voedsel). Murphy had ervoor kunnen kiezen om met verschillende producers samen te werken, maar ze koos voor het unieke geluid van Herbert. Waarbij het natuurlijk hielp dat de eigenzinnige Britse muzikant het werk van Moloko al goed kende.
Wat was de aanleiding om hem te bellen? "Nieuwsgierigheid! Ik kende Herbert al van de remixen die hij voor ons deed in het verleden, maar dat ging grotendeels per post. Ik was benieuwd hoe hij al die geluiden maakte. Ik wilde dat dolgraag zelf eens zien in de studio. Dus heb ik hem gewoon gebeld en gezegd 'Luister, ik ben drie weken vrij en ik verveel me. Zullen we samen de studio induiken en een liedje maken?' Zo ging het. Het resultaat was 'We're In Love'. Daarna volgde de rest van het album moeiteloos."
Staafmixers
Herbert werd bekend door zijn onorthodoxe manier van sampelen. Alledaagse voorwerpen als staafmixers, fietswielen en eierdozen blijken in de handen van de Brit ineens muziekinstrumenten. Zo bewees hij begin dit jaar nog tijdens z'n optreden op het festival Motel Mozaïque. Ook op Ruby Blue zijn allerlei vreemde instrumenten gebruikt. Waaronder een roestvrijstalen mariniershelm ("Daar kun je fantastische geluiden meemaken, kan ik je vertellen"), schoenen en een wekker (in 'My Diary').
"Veel van de nummers op dit album zijn met een voorwerp begonnen", vertelt Róisín over de samenwerking met Herbert. "Ik moest van hem allerlei gebruiksvoorwerpen uit mijn huis meenemen naar de studio. Ik begreep niet goed wat hij bedoelde, dus ik nam de eerste dag mijn blocnote mee en een artikel over Brian Eno. Als gespreksonderwerp, dacht ik."
In plaats daarvan vroeg Herbert aan de verbouwereerde zangeres om geluiden te maken met het blocnote en het papier. Door het papier te verfrommelen en te verscheuren en zo. Vervolgens maakt hij daar opnames van. Door die werkwijze begon Murphy anders tegen de voorwerpen in haar huis aan te kijken. Ineens was alles een instrument. Lachend: "Op een ochtend keek ik naar mijn wekker. Ik dacht: uit de voorkant komt geluid, uit de achterkant een ander geluid en dan heb je nog de bel zelf. Ik kan er met zachte en harde voorwerpen op slaan en zelfs mijn sleutels er tegenaan gooien. Mogelijkheden!"
Op de vraag aan Róisín wat voor haar het meest intieme geluid op het album is, antwoordt ze: "Het dansen. Dat is te horen op 'Love in the Making' (een nummer dat overigens alleen op de maxisingles te vinden is, op het album staat alleen een fragment, red.)." Met die wetenschap in het achterhoofd is het daarom bijzonder om haar een paar weken na het interview te zien dansen op het podium in Paradiso, op een speciaal daarvoor meegebrachte hutkoffer en met opvallende witte tapdansschoenen. Een sterk statement.
Gewone dingen
Ook sterk zijn de teksten, die heel persoonlijk zijn en vaak vol zelfspot en relativering zitten. Zo zingt Murphy in het titelnummer 'Ruby Blue': "Nobody cares anyway, when you play the painted lady." Wat bedoelt ze daarmee?: (grinnikend) "Ruby Blue gaat over mij. She's me. Het is een klein sarcastisch verhaaltje over de benauwdende wereld waar ik de laatste tien jaar in geleefd heb. Ik ben me bewust van de ironie daarvan. Tenslotte zing ik ook: 'You used to make us laugh, but now you're a bore'. De aantrekkingskracht en de nadelen van beroemdheid."
Graag wil ze die beroemdheid inleveren voor een volwaardig leven, waarbij alledaagse dingen ook een plek krijgen. "Ik hoop echt dat me dat lukt. Ik heb natuurlijk een heel beperkt leven geleid. Nooit in de tuin gewerkt, nooit zelf gekookt, nooit een rijbewijs gehaald. Het wordt hoog tijd dat ik die alledaagse dingen onder de knie krijg. Zodat als ik straks terugkijk op mijn leven, ik het gevoel heb dat ik volwaardig heb geleefd. Niet alleen als popartiest."
Of er ooit nog een nieuw Moloko-album komt, durft Murphy niet te zeggen. De band spatte drie jaar geleden al eens bijna uit elkaar toen de liefdesrelatie tussen Mark Brydon en Murphy op de klippen liep. Dit keer lijkt de breuk definitief, al wil de zangeres er niet teveel worden aan vuil maken. Wel beaamt ze dat het intieme liefdesliedje 'The Closing of the Doors' over Mark gaat. "Maar niet alleen over hem. Over drie verschillende relaties eigenlijk, die ik allemaal in een liedje heb gebundeld. Het gaat over schoon schip maken met het verleden, zodat je nieuwe impulsen en gevoelens kunt binnenlaten in je leven. Het gaat ook over alleen zijn. Over nieuwe vriendschappen de ruimte geven."
Ruby Blue is uitgebracht door Echo/PIAS
Róisín Murphy über Nederland en België:
10 juli - North Sea Jazz, Den Haag (NL)
18 augustus - Pukkelpop, Hasselt (B)
http://www.kindamuzik.net/q_and_a/article.shtml?id=10011
Meer Roísín Murphy op KindaMuzik: http://www.kindamuzik.net/artiest/roisin-murphy
Deel dit artikel: