Onze laatste liverecensie.
Onze laatste albumrecensie.
Ons laatste interview.
Onze laatste video.
The Mars Volta is natuurlijk niet alleen de band die één van de beste platen van dit jaar heeft afgeleverd, maar vooral de band van ex-At the Drive-In-leden Bixler en Rodriguez. En sinds een maand of drie de band waar iedereen het over heeft. Ze schijnen klote te hebben gespeeld op Lowlands, heb ik van horen zeggen. Waren de verwachtingen te hoog gespannen? Is de bijdrage van de geniale producer Rick Rubin (volgens OOR de Phil Spector van deze tijd) groter geweest dan de band zelf wil toegeven? Waren de ingewikkelde jams vol ritmewisselingen en bizarre geluiden misschien te moeilijk voor de gemiddelde, steeds commerciëler ingestelde Lowlandsganger? Of hadden de Texanen gewoon een off-day en konden zij er niet uithalen wat erin zat? Allemaal prangende vragen waarop het antwoord gevonden kon worden tijdens die werkelijk betoverende donderdagavond, de 11e september in de grote zaal van de Melkweg.
Mijn nieuwe vriendin Elkie en ik zaten gespannen thuis te wachten tot Sander ons zou komen ophalen. Sander was een Mars Volta-fan in hart en nieren en dus had ik het vermoeden dat hij wel op tijd zou komen, zodat we tijdig in Amsterdam zouden zijn om zijn favoriete band uit de startblokken te kunnen zien schieten. Elkie was bezig haar rugtas in te pakken en zat geknield voor de koelkast terwijl ik de hasjpijp aanstak. Plots ging de telefoon en hoorde ik Sander zich verontschuldigen dat hij later zou komen. Ik barstte bijna uit mijn vel van woede. "Het is verdomme kwart over acht en ze beginnen om negen uur. Zorg dat je als de sodemieter hier bent want het is nog zeker een half uur rijden als we die oude kolerebak van jou flink op z'n staart trappen en bovendien is een parkeerplek vinden in Amsterdam nog moeilijker dan een blond minderjarig hoertje selecteren in fucking Bangkok." "Maak je geen zorgen," riep hij. "We gaan er gewoon voor en deze jongen gaat er hoogst persoonlijk voor zorgen dat we het gehele concert kunnen zien, daar kun je van op aan." Ik begon een beetje in paniek te raken. De spanning werd me gewoonweg teveel. Elkie stond maar aan m'n arm te trekken met de vraag wat er aan de hand was en Sanders lach bulderde door de telefoon, en bovendien begon ik aardig stoned te raken. "Als je hier niet binnen vijf minuten bent scheur ik je kop van je romp en zuig ik al het bloed uit je lichaam en verpak ik je hoofd in een papieren zak en gooi die tijdens de toegift vanavond op het podium, jij vuile gluiperd!," schreeuwde ik.
Mijn bloed kookte en ik werd nog kwader dan George W. Bush tegen negenen in de ochtend op 11 september 2001, vandaag exact twee jaar geleden. Maar voor corrupte politiek, brutaal geweld en ellenlange herdenkingsceremonies hadden we nu geen tijd. Het ging er nu enkel om zo snel mogelijk in Amsterdam te komen, 11 september of geen 11 september. Fuck terrorisme. "Maak je niet druk," siste Sander. Ik kon horen dat hij al in de auto zat. "Het werk liep iets uit maar ik wilde perse even afmaken waar ik mee bezig was. Het is momenteel een enorm drukke periode." "Wat lul je nou een enorm drukke periode? Werk afmaken? Ik moet goddomme nog beginnen met werken en nu haal je me al het bloed onder de nagels vandaan met je volstrekt belachelijke opmerking over het werk afmaken! Jij zou ervoor zorgen dat we op tijd zouden zijn en ik sta klaar en jij zit met je dikke reet op die chauffeursstoel een beetje te niksen en zegt mij dat ik me geen zorgen moet maken omdat JIJ het druk hebt gehad?" Geschrokken hing hij op, maar ik wist dat hij spoedig op de parkeerplaats onder mijn raam zou staan, die verdorven klootzak met z'n overwerken. Fuck overwerken.
Het was tegen half negen toen ik de claxon van zijn roestige automobiel hoorde. Elkie en ik renden naar buiten en namen plaats op de achterbank van Sanders Renault 19. "Hoe hard gaat dit ding, want ik heb geen zin te laat te komen vanwege stupide acties van jouw kant," sneerde ik. "Trap dat ding op z'n staart en hou verder je mond dicht, jij ondankbaar, gewetenloos zwijn." Hij glimlachte naar me in de achteruitkijkspiegel. Elkie opende een literfles witte Moulleux huiswijn terwijl ik Sander telkens op z'n schouder zat te tikken en hem aanspoorde het gaspedaal nog iets verder in te drukken, tot het moment dat hij plots zijn hoofd draaide en geïrriteerd in mijn ringvinger beet. Eerst was ik nog bang voor hondsdolheid, maar ik ken Sander al enkele jaren en besloot dat het goed was. Hij is een vriendelijke jongen met een gemiddeld postuur en hij heeft nooit sex met honden. Voor zover ik weet, tenminste. Wel ís hij er een, bewees zijn stupide actie van vanavond. Zoveel was zeker. Maar toen ik dat zei reageerde hij slechts door de cassettespeler harder te zetten en zwegen we allemaal maar. Hij draaide een cassette van Elvis maar het kon mij allemaal niets meer verdommen, zolang ik maar op tijd in de Melkweg was. Ik had immers verantwoording af te leggen aan het blad en mijn eindredacteur zou met een stok met een scherpe punt achter me aan komen als ik het verhaal zou missen.
Het hele gedoe maakte me allemaal wat onzeker over vanavond. Bovendien had ik een behoorlijke hoeveelheid van het goede gras genuttigd en had ik een heerlijke fles Gusano Rojo mezcal in mijn tas, waaruit ik al enkele slokken had genomen. Duivelse mezcal. Het Mexicaanse drankje met de worm. Een drankje zo sterk als Gold Strike, met de smaak van vergane wodka en rottende cactussen en de hallucinerende werking van twee porties gedroogde, Hawaïaanse paddestoelen. Eerst besloot ik de worm die onderin de fles dreef voor mijzelf te houden, maar toen ik zag dat Elkie in rap tempo haar fles witte wijn naar binnen goot zag ik af van dat soort egocentrisch gedoe. Ik sloeg chauffeur Sander nogmaals op zijn achterhoofd, liet mijzelf op de achterbank ploffen en zette de fles mezcal opnieuw aan mijn mond. Geen zorgen meer. Vanaf nu zou alles gesmeerd lopen. Het avontuur kon beginnen en ik was er klaar voor.
Onze aankomst in Amsterdam zal ik nooit vergeten. Vrijwel meteen nadat we het blauwe bord Amsterdam Centrum voorbij waren en stilstonden voor een rood stoplicht werd onze auto besprongen door junkies, pooiers, hoeren en ander tuig. Er werden talloze daklozenkranten onder onze ruitenwissers gepropt, enkele verslaafden probeerden zakjes cocaïne naar binnen te duwen door het open dak en gewillige meisjes van allerlei nationaliteiten klopten op de ramen om hun diensten tegen zeer lucratieve prijzen aan te bieden. Ikzelf had sinds enkele weken een nieuwe vriendin, maar Sander stond al vrij lang droog en had het er maar moeilijk mee. Ik kon het aan zijn opgewonden blik zien. Zijn ogen priemden diep in die van de tegen de voorruit hangende meisjes uit Maleisië, Polen en Irak of weet ik wat voor kutlanden. Die bloeddoorlopen ogen, veroorzaakt door veel stress, weinig slaap en overmatig drankgebruik. Ik herken ze uit duizenden. Toen het licht op groen sprong en we optrokken renden ze plots allemaal weg, als wilde hyena's in de nacht. Zomaar.
Op de loopbrug van de Melkweg liep ik een studentikoos type van begin twintig tegen het lijf die ons kaarten aanbood voor The Mars Volta. "Ik heb ze op Lowlands gezien en dat was helemaal klote," antwoordde hij toen ik vroeg waarom hij ze wilde verkopen. "Die gasten denken dat ze alles kunnen maken omdat ze in At the Drive-In hebben gespeeld, maar zo ligt dat niet. Daar trappen wij nuchtere Hollanders niet in. Ik heb in die drie dagen in de polder geen enkele andere band gezien die er zo'n rommeltje van maakte als die lui met hun pretentieuze sambatroep." Elkie stond over de railing van de brug over te geven en ik deelde de fles mezcal met de ontevreden At the Drive-In-fan, die duidelijk liet merken de zijde te kiezen van mede-afsplitsing Sparta. "Kom op man, we gaan naar binnen," riep Sander opgewonden en ik voelde de drang hem flink uit te kafferen. Die verdorven klootzak had immers al voor genoeg problemen gezorgd. Bovendien was hij begonnen met drinken toen we een plekje in de parkeergarage hadden gevonden voor die roestige, godvergeten bak van hem, en die rode wijn begon nu zijn werk te doen. Dat was aan alles te merken. "Niet klagen," zei ik tegen hem op strenge toon. HIJ was immers te laat en niet ik. Bovendien had ik het helemaal voor elkaar. Ik had een plek op de gastenlijst en een vers notitieboekje en bovendien was ik niet zo schaamteloos fan van The Mars Volta dat ik de bandnaam voor de badkamerspiegel met een scheermes in mijn borst had gekerfd, zoals die ziekelijke fan en die vuile bedrieger van een Sander.
Ik duwde de At The Drive-In fan die tegenover me stond van me af toen hij me de fles mezcal terug had gegeven en zei hem dat hij ernaast zat. Wat er vanavond stond te gebeuren had helemaal niets met ATDI te maken. Dat wist ik zeker, al was ik niet op Lowlands geweest. In dat weekend was ik namelijk bezig geweest met belangrijkere zaken. Zaken waarmee iedere 26-jarige jongen die net een nieuwe vriendin heeft zich bezighoud. Bovendien ging het zaken doen en het onderhandelen met machtige figuren uit de muziekwereld dat weekend gewoon door, Lowlands of geen Lowlands. Het is net als zaken doen in de paardenwereld. De écht lucratieve deals worden gesloten tijdens de races. De belangrijkste handen worden geschud als niemand kijkt en de doorslaggevende beslissingen worden genomen op het moment dat alles al aan het gebeuren is. In het heetst van de strijd. Maar dat betekent nog niet direct dat je lijfelijk aanwezig moet zijn. Temidden van de actie op de VIP-tribune wordt harder zaken gedaan dan op de fucking renbaan. "Fuck renbanen," gilde ik. Het was terwijl ik dit gegeven stond uit te leggen aan Elkie dat Sander ons aan onze mouwen meetrok de zaal in.
De Melkweg was stijf uitverkocht en Sander verdween onmiddellijk richting de toiletten om de vijf slokken mezcal die hij onderweg van de parkeergarage naar de Melkweg had genuttigd uit te kotsen, dus besloten Elkie en ik maar een plaatsje op te zoeken aan de rand van het podium. Twee vervaarlijk uitziende krullebollen stuiterden over het podium, begeleid door een hevig zwetende drummer, die het puur trok op, zoals ze dat in de wielerwereld zo mooi zeggen, karakter. De bassist had schijnbaar met gaffa tape een kruis op de podiumvloer geplakt tijdens de soundcheck, want hij kwam niet van zijn plek totdat hij het podium mocht verlaten en de zwarte toetsenist deed vooral aan intense, gepijnigde, maar bovenal gekke bekken trekken. Wat the Mars Volta liet horen was op de eerste plaats een ode aan de creativiteit. Flarden van nummers van hun album dienden als kapstok om toch vooral maar zoveel mogelijk te jammen. Het enigszins incoherente resultaat klonk alsof Carlos Santana dronken was gevoerd door Captain Beefheart en hij, geruggensteund door King Crimson-drummer Michael Giles het repertoire van Mahavisnu Orchestra en Rush van nieuwe, uiterst Caribische impulsen voorzag met een broodmagere Robert Plant die zijn haar zwart had geverfd op zang, de sfeer per 13-kwartsmaat omgooiend van pak 'm beet de broeierige binnenlanden van Mexico naar de hyperactieve en met veel stress omgeven hectische metropool New York.
Alles tussen Dillinger Escape Plan en Galexico kwam voorbij, een behoorlijk verwarrende invalshoek, maar wel ontzettend goed gebracht. Vaak onnavolgbaar, dat wel, maar meestal tegelijkertijd onnavolgbaar goed. Dit ging ongeveer duizend keer verder dan wat Bixler en Rodriguez bij At the Drive-In lieten zien. Was het echt zo extreem? Jawel. De band trok zich van niets of niemand iets aan en probeerden grenzen te verleggen, goedschiks dan wel kwaadschiks. Bixler en Rodriguez stuwden elkaar op tot grote hoogten, hoewel Bixlers zang minder "goed" klonk dan op het briljante De-Loused in the Comatorium. Waar dat aan lag? Aan een overdosis enthousiasme qua podiumpresentatie en een chronisch energieoverschot, konden de aanwezigen met enig verstand in de bol na dik een uur concluderen. Rodriguez soleerde dat het een lieve lust was en de andere bandleden konden weinig meer doen dan gewoon hun partijen spelen en de twee krullebollen volgen. Zij gingen voor de kunst. Voor de creativiteit. Het verleggen van muzikale grenzen was voor hen belangrijker dan op de automatische piloot de liedjes van hun plaatje afwerken. Het credo "als wij het zelf maar goed vinden" werd ter plekke opnieuw uitgevonden.
Ik had de mezcalworm ingeslikt, daar was ik absoluut zeker van, hoewel Sander me steeds duidelijk probeerde te maken dat hij 'm had doorgeslikt. Hij werd steeds luidruchtiger en morste telkens bier over mijn shirt. "Whoo! Wat een vette show!," gilde hij terwijl hij beiden armen in de lucht hief. "Zo gemakkelijk kom je er niet van af, makker," mompelde ik terwijl ik in gedachten naar het podium staarde, maar hij hoorde me niet. Na het optreden bereikten we zonder problemen de uitgang van de Melkweg maar dat was alleen maar omdat wij Sander meesleurden. Hij had blijkbaar flink wat rode wijn op en was tijdens het optreden behoorlijk dronken geworden. Ook ikzelf had tijdens de spectaculaire sambafestiviteiten behoorlijk aan het bier gezeten. Ik herinner me nog dat ik overgaf over de schoenen van een meisje van een jaar of twintig en dat haar vriendje me probeerde te slaan, maar op het moment dat ik mijzelf werkelijk verweerde liepen we al over de loopbrug de stad in. Geen idee wie me gered had. Ik wankelde op mijn benen van de drank en bovendien begon die mezcal flink haar werk te doen.
"Verdomme, je hebt een bloedlip," zei Elkie geschrokken toen ze me al lopend richting het Leidseplein vastpakte. "Heeft die etter je geslagen?" "Vergeet het," zei ik terwijl ik Sander vooruit duwde in de richting van de parkeergarage. Hij had moeite zijn ene voet voor de ander te zetten en met een beetje navigatie van mijn kant laveerden we richting de parkeergarage. "Die fucking gasten drinken zeker alleen maar Cola," snerpte ik richting Elkie. "Met dat soort lieden houd ik me niet op. Mensen die uitgaan op plekken waar je kunt verwachten dat mensen compleet geschift worden van de drank moet je niet zeuren over een beetje kots meer of minder. En dan moet je niet nerveus worden als er een keertje iets misgaat. Blijf dan achteraan staan en meng je niet tussen de mensen die zich totaal overgeven aan de band, of mensen die gewoon hun werk proberen te doen, zoals ik. Trouwens, fuck Cola." Ik kon mijn mening op dat moment niet beter onderbouwen dus Elkie moest het er maar mee doen. Sander grinnikte, en ik gaf hem al snel een trap tegen z'n hol en zei dat-'ie zich normaal moest gedragen. Hij bulderde het uit en flikkerde languit op de stoep. "Wanneer ga je nu eens normaal doen, Sander?," vroeg Elkie zich hardop af. Ze beklaagde zich op luide toon over zijn onacceptabele gedrag en enkele Duitse toeristen wisten niet welke kant ze op moesten kijken. "Das ist ja schade ja, die Knakker hast zu viel getrunken!," gilde ik in een vlaag van verstandsverbijstering in mijn beste Duits om het allemaal nog een beetje goed te praten. Op zich waren er geen problemen, maar Sander was wel onze chauffeur, dus Elkie had alle reden om bezorgd te zijn en dat begreep ik maar al te goed.
Na veel geharrewar met autosleuteltjes en de instelling van de koplampen waren we even na enen toch onderweg en was het enige dat zich tussen mijzelf en mijn typemachine bevond de A2 richting het zuiden. Sanders auto hield zich, ondanks de veel te zachte achterbanden en de hoge snelheid, redelijk goed in de bochten. We zeilden er als het ware doorheen. Dat was een meevaller en betekende dat mijn experiment om middels een lagere bandendruk wat extra vering en comfort op de achterbank te creëren was gelukt, ondanks enkele kleine minpuntjes. We hobbelden namelijk letterlijk over de weg en af en toe raakten de velgen het wegdek, wat vooral bij drempels minder comfortabel was, maar eenmaal op de snelweg was dat euvel snel verholpen. Ook slipten we af en toe wat, maar dan gaf ik als bijrijder gewoon een flinke hengst aan het stuur en konden we weer doorrazen in het ideale spoor.
Elkie had nog een fles wijn opengetrokken die ze met mij deelde. Sander had genoeg gehad en bovendien was hij onze chauffeur, al klaagde hij constant over het feit dat-'ie geen slok wijn kreeg, terwijl ik om de paar minuten de fles gulzig aan mijn mond zette. "Dat is geen wijn," zei ik streng. "Dat is water. We zijn immers op weg naar huis en bovendien is het al laat genoeg. Zit niet te zeuren en rij nu maar door, drankzuchtig varken." Hij bleef echter maar zeiken, dus hadden we ergens nabij Culemborg de auto even langs de kant gezet om Sander wat tijd te gunnen enkele slokjes te nemen, alleen maar om hem tevreden te houden. Ik deed het puur uit medelijden, maar we probeerden ondanks alles toch zoveel mogelijk tijd te winnen op weg naar huis. "Verdomme, ik moet morgen werken en ik ben nu al helemaal gaar," zei hij met dubbele tong toen we weer met 170 kilometer per uur onze doldwaze reis voortzetten en de strepen op de weg als witte, helder verlichte vuurpijlen onder onze wagen doorschoten. Ik besteedde er maar weinig aandacht aan en drukte wederom op zijn rechterbeen om het gaspedaal nog iets verder in te drukken.
"Ik ben helemaal kapot, man," steunde hij terwijl hij mij de fles wijn teruggaf en zijn hoofd liet hangen. De wagen slingerde over de weg en ik kon nog net op tijd bijsturen om een grijze Mazda vol nonnen te ontwijken. Sander viel in slaap en ik zette de alarmlampen aan en de motor uit. Veiligheid boven alles. "Wat is er aan de hand!?," gilde Elkie vanaf de achterbank. "Ik zet de wagen even langs de kant want we hebben benzineproblemen," zei ik vastbesloten. Ik had de situatie immers volledig onder controle. Zo voelde het althans. Er zijn maar weinig mensen die de balans kunnen bewaren op die dunne scheidingslijn tussen instinct en feitelijk inzicht, tussen fantasie en fictie, tussen veiligheid en gevaar en tussen goed en kwaad, en ik was op dat moment één van hen. Ik had mijn brein en mijn zenuwen volledig onder controle en ik wandelde met de koning naar de top van de hoogste berg. Serieus. Want binnen enkele seconden had ik met enkele secundaire handelingen de auto in de berm tot stilstand weten te brengen en Elkie zei me dat ze haar hart in haar keel voelde kloppen, maar aan dat soort opmerkingen over kleinzerig gedrag had ik op dat moment niets. We waren veilig en daar ging het om.
Het verkeer raasde langs ons toen we uitstapten en van de claxons van de passanten en de gure nachtelijke bries werd Sander zowaar wakker. Ik sloeg hem een paar keer stevig met een vlakke hand op zijn rechterwang om hem nog tot enige reden te brengen. "Waar ben ik? Zijn we al thuis?," stamelde hij terwijl hij troosteloos in zijn ogen wreef. Ik legde hem uit dat onze auto zojuist was aangevallen door een horde wilde varkens en dat we blij moesten zijn dat we nog leefden, maar hij wilde er niets van weten. "Die klootzakken zullen ons nooit te pakken krijgen!," gilde hij tegen niemand in het bijzonder terwijl hij met zijn hoofd tegen de vangrail achterover viel. Gelukkig voelde hij niets omdat hij stomdronken was. "Reken er maar op dat die varkens uiteindelijk allemaal afgeslacht worden," mompelde hij stomdronken terwijl hij op de grond lag en het bloed over de vluchtstrook gutste. "Inderdaad! Fuck varkens!," praatte ik maar met hem mee. Plots ontwaakte ik uit mijn hallucinatie van de koning en de berg en zag ik dat ik in Sanders bloed stond, langs de berm van de autoweg, in het holst van de nacht. De onverbiddelijke realiteit. De werkelijkheid had mijn hallucinatie ingehaald.
"Elkie schudde haar hoofd en gaf me de fles wijn. "Ik heb geen zin meer in hem. Hij is stomdronken. Kun je er alsjeblieft voor zorgen dat we veilig thuiskomen? Ik ben helemaal kapot." Ik legde haar uit dat het vrijwel onmogelijk voor me was in deze toestand achter het stuur te kruipen. De mezcal was net op haar sterkst en er is geen persoon met een normaal functionerend brein te vinden op de hele wereld die het in zijn hoofd haalt om in de piek van een trip achter het stuur te kruipen. Dat zou levensgevaarlijk zijn. Te extreem. Te dodelijk. Ik zou niet alleen onszelf doden door tegen de vangrail aan te knallen omdat ik niet meer in staat was om afstanden in te schatten, ik zou een heleboel onschuldige, nuchtere burgers die nog nooit van mezcal gehoord hadden meenemen in ons graf en bovendien voelde ik er weinig voor te moeten klooien met allerlei pedalen, knopjes en lichtjes die het autorijden in de nacht nu eenmaal met zich meebrengt. Het was wat mij betreft volstrekt uitgesloten dat ik achter het stuur van die verdorven kar zou kruipen. Elkie was inmiddels in slaap gevallen op de achterbank en met veel moeite zocht ik een plekje in het gras langs de autoweg om even tot relatieve rust te komen in deze hachelijke situatie.
Ik staarde naar de sterren en probeerde te achterhalen wat er allemaal gebeurd was op de heenweg en tijdens het concert maar op dat moment kon ik het me helemaal niet herinneren. Mijn brein was volledig uitgeschakeld en ik beleefde elke seconde uiterst intens. Te intens om het volledige plaatje te zien en een doordachte mening te vormen aangaande de afgelopen uren. Ik haalde mijn taperecorder uit mijn tas maar al wat ik hoorde waren zwaar uitversterkte bongo's en het gebral van Elkie, temidden van wat overduidelijk een rockconcert moet zijn geweest. Plots hoorde ik Sander schreeuwen. Ik keek om en zag dat hij de jerrycan met reserve benzine over het dak en de motorkap van zijn auto goot en dat hij het met zijn dronken kop voor elkaar had gekregen met zijn andere hand zijn aansteker uit zijn zak te halen. Mijn lichaam verstijfde, maar mijn brein ging over op iets wat professoren "pure overlevingsdrang gevoed door een grote dosis adrenaline" noemen. Ik vloog overeind en probeerde Sanders handen te grijpen, maar in werkelijkheid viel ik plat op het asfalt van de vluchtstrook, als een slachtoffer van de zwaartekracht. Als een junk van de natuur.
Tegen de tijd dat ik Sander al kruipend en schreeuwend had bereikt stond de auto al in vuur en vlam. Felle rode en blauwe vlammen grepen als ware demonen om zich heen, vechtend in de sterke wind die de voorbij razende auto's en de stevige herfstbries voortbrachten. Sander stond lachend naast het voertuig en onderbrak zijn gelach voor een soort wolvengehuil zodra ik hem bij zijn schouders pakte en hem duidelijk maakte dat de tank vol met benzine zat en dat mijn kersverse geliefde die op de achterbank van de brandende auto in slaap was gevallen weldra levend zou verbranden als de tank vlam zou vatten. De auto zou volledig de lucht in geblazen worden met ons erbij er een gigantische krater in het wegdek van de A2 achterlaten als we niet snel iets deden om het vuur te doven.
Sanders uitbundige gehuil stopte plots en zonder al te veel moeite wist ik hem op de passagiersstoel te krijgen. Ikzelf nam met gepaste tegenzin met mijn brein op overlevingsdrang plaats achter het stuur en trapte het brandende voertuig flink op zijn staart. De wind zou het vuur wel in bedwang houden totdat de benzine op was. Automobilisten om ons heen claxonneerden dat het een lieve lust was en de stank van de benzine was haast ondraaglijk. Het was één van de meest opwindende ervaringen van mijn leven; met een auto die volledig in de fik stond op topsnelheid over de snelweg jagen. Geen agent die het in zijn hoofd zou halen ons aan te houden en de foto's van de radarkasten zouden beelden vertonen van een stalen wrak omringd door helblauw vuur. Alsof de duivel zich hoogst persoonlijk op aarde had gemeld. Op dit ultieme moment kon ik enkel improviseren, mijn eigen weg kiezen en mij niets aantrekken van wat andere mensen ervan dachten. Het voelde als een ware bevrijding.
http://www.kindamuzik.net/achtergrond/the-mars-volta/tot-het-uiterste-met-the-mars-volta/4211/
Meer The Mars Volta op KindaMuzik: http://www.kindamuzik.net/artiest/the-mars-volta
Deel dit artikel: