Onze laatste liverecensie.
Onze laatste albumrecensie.
Ons laatste interview.
Onze laatste video.
In het Los Angeles van de vroege jaren tachtig richtte Jeffrey Lee Pierce
The Gun Club op, samen met gitarist Brian Tristan, die beter bekend zou
worden als Kid Congo Powers. Na zich eerst Creeping Ritual genoemd te
hebben, besloten ze snel om de naam te veranderen in The Gun Club. De band
kwam voort uit de punkscene van Los Angeles, maar het hart lag ergens in de
moerassen van Louisiana. Men maakte gebruik van slidegitaar en andere
elementen uit de blues en zodoende ontstond er een mengelmoes van punk,
garagerock, blues en country.
Blikvanger van het stel was Pierce, met zijn Jim Morrison-achtige
stemgeluid, peroxideblond haar en bevlogen podiumpresentatie. Pierce was
geen gemakkelijk mens. Hij kreeg de naam dictatoriaal en onbeschoft te zijn,
een ongeleid projectiel dat bovendien bezig was zichzelf het graf in te
drinken. Zijn grillige persoonlijkheid had een grote invloed op zowel de
band, die vaak van bezetting wisselde, als zijn leven, dat te snel zou
eindigen.
Het boek Go Tell the Mountain, waar Pierce de laatste jaren van zijn leven aan werkte, is een bundeling van autobiografische verhalen en teksten. De lezer krijgt een vrij treurig beeld van de zanger. Pierce leek iemand die het minstens even moeilijk met zichzelf had als met de wereld om hem heen. Het melancholieke wereldbeeld van Pierce, doorspekt met allerhande frustraties, uitte zich in zijn teksten, die voornamelijk pijn, verlies, seks en de dood behandelden. The Gun Club leek een middel te zijn waarmee Pierce zijn innerlijke demonen van zich af trachtte te schudden.
Het zou hem niet lukken. Pierce was verslaafd aan drank en drugs en had als gevolg van verschillende ziektes sowieso al een zwakke gezondheid. In de laatste jaren van zijn leven zocht hij in Japan naar geestelijke rust en hield zich bezig met het boeddhisme. Op 31 maart 1996 kreeg hij, tijdens een bezoek aan zijn vader in Utah, een hersenbloeding. Hij overleed op 37-jarige leeftijd.
Het gaat te ver om The Gun Club te beschouwen als project van Pierce, maar hij was wel de enige vaste waarde in de band. In de beginjaren verschilde de bezetting op bijna elke plaat. Pas in 1986 kwam er voorlopig rust met een bezetting die zeven jaar The Gun Club zou vormen. Bassiste was toen de Japanse fotografe Romi Mori, met wie Pierce een relatie zou krijgen.
Muzikaal ligt het breekpunt van The Gun Club ook halverwege de jaren tachtig. De eerste platen waren een apocalytische hybride van punk, blues en country, maar halverwege de jaren tachtig werd er naar een nieuw geluid gezocht. Meer rock, minder punk. Deze verandering werd al een beetje ingezet bij The Las Vegas Story, een plaat met een ruimtelijker en eenvormiger geluid dan op de voorgaande platen was te horen. Op Mother Juno, uit 1986, werd dit geluid verder uitgewerkt en dit is wellicht de meest toegankelijke plaat van de band. Dit meer toegankelijke geluid vormde tevens de blauwdruk voor de platen die daarna nog zouden volgen: Pastoral Hide and Seek uit 1990 en Lucky Jim uit 1993. Het waren geen slechte albums, maar muzikaal wel ver verwijderd van de intense punkblues uit de beginjaren.
Lucky Jim bleek de laatste plaat van The Gun Club te zijn. In 1995 werd, na een paar jaar radiostilte, de band voor de zoveelste keer heropgericht, maar een nieuw album zou er niet meer komen. Pierce ontwikkelde een fascinatie voor de Japanse cultuur en besteedde veel van zijn tijd aan het reizen door Japan en Azië. Zijn gezondheid ging rap achteruit, mede als gevolg van constant drankmisbruik. Het verhaal van The Gun Club eindigde definitief in 1996, met de dood van Pierce.
Fire of Love (1981)
Het debuut uit 1981 laat de band horen in de meest pure en directe vorm.
Fire of Love sloeg aan, eerst in het oosten van Amerika en vervolgens
in Europa. Hiermee werd de band op de muzikale kaart gezet. De opgefokte,
overstuurde versie van Robert Johnsons 'Preachin' Blues' mag nog steeds
legendarisch worden genoemd. Ook de eigen nummers zijn indrukwekkend.
Nummers als 'Sex Beat' en 'She's Like Heroin to Me' hebben vandaag de dag
nog niets aan zeggingskracht verloren en bewijzen hoeveel invloed The Gun
Club muzikaal heeft gehad op, bijvoorbeeld, de huidige garagerock. 'For the
Love of Ivy' is een 'ode' aan Poison Ivy van The Cramps en 'Fire Spirit' zou
veel later gecoverd worden door 16 Horsepower. Tijdens de opnames bestond de
band uit Pierce, Ward Dotson op gitaar, Rob Ritter, die later aan een
overdosis zou overlijden, op de basgitaar en Terry Graham achter de drums.
Miami (1982)
Miami is het geslaagde vervolg op het debuut en werd opgenomen in New
York. Muzikaal is het iets gelaagder en klinkt het beter doordacht, zonder
dat dit afbreuk doet aan de intensiteit en directheid van de muziek.
Misschien is Miami wel de beste plaat die The Gun Club zou maken.
Wederom wordt een oud lied door de mangel gehaald en in een volstrekt andere
versie uitgevoerd, ditmaal de traditional 'John Hardy'. De achtergrondzang
op deze plaat wordt verzorgd door een dame met de mysterieuze naam D.H.
Laurence Jr., die beter bekend is als Debbie Harry. Pierce was goed bevriend
met de zangeres van Blondie en bewonderde haar band. Voordat Pierce zelf
muziek zou gaan maken was hij korte tijd voorzitter van Blondies fanclub in
Amerika. De bezetting was nog hetzelfde als op Fire of Love, hoewel
Ritter tijdens de opnames uit de band stapte. De verhouding tussen Dotson en
Pierce verslechterde ook en de spanningen in de band liepen snel op. Terry
Graham koos de kant van Ward Dotson en de oplossing van Pierce was simpel:
hij zette beide muzikanten uit de band.
Death Party (1983)
Deze EP, in feite een soloproduct van Pierce, werd opgenomen in 1983 met
een compleet nieuwe bezetting. Jim Duckworth, die op de volgende plaat al
geen deel meer uit zou maken van de band, speelt gitaar en drums worden
verzorgd door Dee Pop. Rond deze tijd trad ook de eerste vrouw toe tot de
band: de bassiste Patricia Morrison. Ondanks alle interne perikelen behoren de vijf nummers van deze EP tot het
betere werk van de band. De muziek is hard en direct, behalve het rustiger
'House on Highland Ave'.
Op de recente heruitgave is de EP aangevuld met liveopnames, afkomstig van
een optreden dat door de Zwitserse radio werd uitgezonden. De kwaliteit van
deze opnames laat echter te wensen over. Het is niet zozeer het spel van de
band dat tegenvalt, maar de productie. Opvallend is ook de ogenschijnlijk
verregaande staat van dronkenschap van Jeffrey Lee Pierce.
The Las Vegas Story (1984)
The Las Vegas Story was een belangrijk punt uit de geschiedenis van
The Gun Club. Kort na het uitkomen van deze plaat viel de band uit elkaar om
in 1986 weer verder te gaan, met een nieuwe bezetting. Ook muzikaal was dit
een soort van eindstation. Op de platen die na The Las Vegas Story
zouden verschijnen is definitief afscheid genomen van het punkgeluid. Het
geluid werd toegankelijker, radiovriendelijker en minder extreem. Mother
Juno, uit 1986, zou uiteindelijk de meest succesvolle plaat van de band
blijken te zijn. Op deze plaat is echter nog het 'oude' geluid van The Gun
Club te horen.
Wel is het geluid iets ruimtelijker dan op de voorgaande albums en wat meer
'glossy'. Hoogtepunten zijn het donkere 'Stranger in Town' en 'My Dreams',
een nummer met een post-punkinslag en de dramatisch huilende zang van
Pierce. Ook opmerkelijk is de korte uitvoering van 'The Creator Has a Master
Plan' van Pharoah Sanders en de bewerking van George en Ira Gerswin's 'My
Man's Gone Now.' De plaat werd ingespeeld met weer een andere bezetting.
Drummer Dee Pop werd vervangen door de weer teruggekeerde Terry Graham en
gitarist Jim Duckworth werd ingewisseld voor Kid Congo Powers.
Intensiteit
Bij het beluisteren van de heruitgaves valt op dat de muziek van The Gun
Club nog niets aan zeggingskracht en instensiteit heeft ingeboet. Nog steeds
is de combinatie van blues en punk, overgoten met een 'hel-en-verdoemenis'-sausje
een schrikbarend mooie combinatie, met een grote en soms onderschatte
invloed op latere muziek. Ook groeit het besef dat het vreselijk zonde is
dat Pierce niet meer in het land der levenden is. Zijn hele leven leek in
het teken te staan van het zoeken naar een vorm van verlossing en met zijn
dood heeft hij daar helaas de ultieme vorm van gevonden.
Bij het schrijven van dit artikel is gebruik gemaakt van het boek Go Tell the Mountain van Jeffrey Lee Pierce.
http://www.kindamuzik.net/achtergrond/the-gun-club/the-gun-club-sex-drugs-en-demonen/7691/
Meer The Gun Club op KindaMuzik: http://www.kindamuzik.net/artiest/the-gun-club
Deel dit artikel: