Onze laatste liverecensie.
Onze laatste albumrecensie.
Ons laatste interview.
Onze laatste video.
"Before you play two notes learn how to play one note - and don't play one note unless you've got a reason to play it." Mark Hollis (1998)
Wie zijn ze?
Na het uiteenvallen van zijn punkbandje The Reaction in 1979, trok Mark Hollis zich terug om te werken aan beter songmateriaal. In 1981 had hij genoeg goede nummers geschreven om platenlabel Island ervan te overtuigen hem wat studiotijd te geven, zodat hij een aantal demo's kon opnemen. Hiervoor werden drummer Lee Harris en bassist Paul Webb ingehuurd. Niet veel later werd toetsenist Simon Brenner toegevoegd en zag Talk Talk het levenslicht. Het gelijknamige nummer 'Talk Talk' was een van de eerste nummers die opgenomen werd. EMI kreeg lucht van het jonge bandje en tekende het niet veel later.
EMI had echter snode plannen met Talk Talk en wilde de groep in dezelfde mal gieten waar Duran Duran uit kwam. Duran Duranproducer Colin Thurston werd aangetrokken om de eerste singles van de band op te nemen. De synthpop die uiteindelijk debuut-lp The Party's Over vulde, bleek nauwelijks de moeite waard. De singles 'Talk Talk' en 'Mirror Man' flopten voordat de derde single, 'Today', een redelijke veertiende plek in de hitlijsten bereikte. Hollis was niet tevreden over de koers van de band en besloot het aandeel van keyboards op het volgende album drastisch terug te dringen. Slachtoffer hiervan werd toetsenist Brenner.
Brenner werd ingeruild voor producer Tim Friese-Greene, die niet alleen een aardig stukje toetsen kon spelen, maar ook over behoorlijke songschrijverskills beschikte. Belangrijker nog, hij had direct een enorme klik met Hollis. Binnen de kortste keren schreven de twee een aantal nummers voor het tweede Talk Talkalbum, It's My Life. Het hervonden vuur zorgde direct voor een kwaliteitsboost. Dit leverde een organisch, rijker geluid op en hits als 'Such a Shame' en 'It's My Life' kan iedereen nog steeds meeschreeuwen. Desalniettemin was het een overgangsalbum, een opmaat naar de grootse dingen die zouden komen. Opvolger The Colour of Spring verscheen in 1986 en werd het best verkopende album. 'Life Is What You Make It' werd een grote hit en het duo Hollis/Friese-Greene leverde een krachtig, modern album op met alleen maar sterke nummers. All killer, no filler.
EMI zag hierdoor een pot goud aan het eind van de regenboog. De band kreeg een groot studiobudget om het hitalbum te evenaren of zelfs te overtreffen en het label ging er dan ook vanuit dat de band een commercieel megasucces zou opnemen. Een megasucces zou het worden, maar niet voor EMI. De studiosessies voor Spirit of Eden liepen al snel uit de hand en Hollis zette veel kwaad bloed bij de platenbazen. Onder geen beding wilde hij proefopnamen aan hen laten horen. Daarbij deelde hij ook maar direct mee dat er van de plaat geen singles getrokken werden en dat de band vanwege de complexiteit van de nummers ook niet live kon optreden. Slik. Veertien maanden na de start van de opnames zag Spirit of Eden het levenslicht. Een album dat marketingmensen tot zelfmoord zou drijven, aldus recensent Mark Cooper in Q.
Spirit of Eden was een echte improvisatieplaat, samengesteld uit de beste stukken van vele uren materiaal. De synthpopsound van de eerste platen was compleet verdwenen. Dit was muziek op het scherpst van de snede. Kaal, gevoelig en meditatief. Pop kan het haast niet meer genoemd worden, het was een spannende mix van jazz, klassiek, ambient en een scheutje rock. De ontvangst was wisselend. Sommige recensenten zagen direct het briljante ervan in, terwijl andere het maar pretentieuze onzin vonden. Het publiek moest er ook niet echt veel van hebben en een commercieel succes is het dan ook nooit geworden.
Na een slepend juridisch gevecht met platenmaatschappij EMI, werd uiteindelijk het contract ontbonden en niet veel later vond de band onderdak bij jazzlabel Verve. Drie jaar na Spirit of Eden verscheen de zwanenzang van de band: Laughing Stock. Een zo mogelijk nog abstracter album dan zijn voorganger. Een album dat begint met twintig seconden bijgeluiden van een gitaar, amper hoorbaar. Een album waarop stilte nog belangrijker is dan geluid. Geschilderd wordt er, met een contrabasnoot hier en een veeg op de snaredrum daar. Maar elke veeg is raak en elke noot slaat in als een bom. Dit is het begin en het einde van muziek.
"I love sound. And I love silence. And in a way, I like silence more." Mark Hollis (1998)
Hoe klinken ze?
In het begin? Zoals iedereen in die tijd. Uiteindelijk? Zoals helemaal niemand en niet alleen in die tijd. Zelden heeft een band een grotere groei doorgemaakt dan Talk Talk. Het eerste album stond vol herkenbare, zij het goed geschreven, synthpopliedjes. Met het tweede album, It’s My Life, begon de ontwikkeling, maar vooral de hits vielen op, zoals 'It's My Life' en 'Such a Shame'. Uitschieters die nog steeds tot de Top 2000-categorie behoren.
Toen Hollis en Friese-Greene ten tijde van The Colour of Spring de touwtjes pas echt stevig in handen namen, werd Talk Talk een wereldband. Een veel meer organisch geluid, gekoppeld aan een opnameproces dat vooral op improvisatie geënt was, zorgde voor een klasseplaat. Daarna ging het roer helemaal om en werd de popsound definitief overboord gegooid. Spirit of Eden is een meesterwerk dat zich het best in zijn geheel laat beluisteren. Jazz, rock, ambient en klassiek komen elkaar halverwege tegen en creëren samen iets buitenaards. Het laatste album, Laughing Stock, is zo mogelijk nog experimenteler, koel en toch warm.
Zanger Guy Garvey van Elbow zei een aantal jaar geleden in een interview met The Guardian treffend: "The amazing thing about Talk Talk is that their early stuff was awful. I hope they're remembered for Laughing Stock. Their song 'New Grass' will be played at my funeral; it's the most beautiful song I've ever heard."
Waarom waren ze zo goed?
Niet alleen goed, maar vooral ook intrigerend. De fans van het eerste uur zullen wel geschrokken zijn toen ze na het geweldige, maar nog redelijk 'normale' The Colour of Spring geconfronteerd werden met Spirit of Eden. De klassieke songstructuur werd gedumpt en de songs kwamen tot stand door urenlang te improviseren. Talk Talk combineerde in die laatste jaren de meest uiteenlopende invloeden, variërend van Erik Satie, Miles Davis, Nick Drake tot Neu!.
Inmiddels worden Spirit of Eden en Laughing Stock aangemerkt als de geboorteplek van postrock. Deze muziekstroming baseert zich ook op terugkerende thema's en het rustig opbouwen naar een (al dan niet aanwezige) climax. Een mooi voorbeeld hiervan is 'Desire' van Spirit of Eden. Natuurlijk is er geen een-op-een-link, maar de geest van deze platen hoor je zeker rondwaren op albums als Hex van Bark Psychosis, Spiderland van Slint of Agaetis Byrjun van Sigur Rós. Ook Radioheads Kid A past in dit rijtje. Nu zijn er natuurlijk grote verschillen, want Talk Talk richtte zich veel meer op de jazzy kant en beschikte over de geweldige vocalen van Mark Hollis. Een zeer herkenbare stem, nasaal, maar superhelder en altijd op precies de juiste momenten aan- of afwezig.
Talk Talk was zijn tijd ver vooruit. Misschien wel te ver. Critici herkenden in de laatste twee albums niet direct meesterwerken, terwijl ze nu wel zo te boek staan. Fans moesten er over het algemeen ook niet echt veel van hebben. Inmiddels weten veel mensen beter, maar nog altijd kun je op een feestje raar aangekeken worden als je zegt dat Talk Talk tot je favoriete bands behoort. Dus zolang niet iedereen The Colour of Spring, Spirit of Eden en Laughing Stock in zijn cd-kast heeft staan, is er werk aan de winkel.
Wat gebeurde er toen?
Laughing Stock verscheen in september 1991 na een lang juridisch gevecht met EMI op het jazzlabel Verve. Ook ditmaal werd er niet getoerd en werden er nauwelijks interviews gegeven. De muziek moest voor zich spreken. Uiteindelijk is Talk Talk gewoon met stille trom vertrokken. De band is nooit officieel uit elkaar gegaan, ook al vertrok bassist Webb nog voor de opnames van de laatste plaat. Talk Talk was gewoon klaar. Drummer Lee Harris en bassist Paul Webb richtten al snel O.rang op, maar een succes is dat nooit geworden. In 2002 nam Webb onder de naam Rustin Man samen met Portisheadzangeres Beth Gibbons nog wel de prachtige plaat Out of Seasons op.
Mark Hollis keerde in 1998 voor de laatste maal terug in de muziek met een self-titled album. Een uitstekende plaat, die weer voortborduurde op Laughing Stock en een sound bevatte die nog meer organisch was. Wederom lange, trage nummers, gebracht door een uitgebreid arsenaal aan instrumenten. Wederom openen met stilte, twintig seconden ditmaal. En om alles mooi af te sluiten eindigt het album met anderhalve minuut niets. Klaar was Hollis. Een plaat die volledig over het hoofd gezien werd, maar absoluut de moeite waard is. Na dit album was het gedaan met de muzikale carrière van Hollis. Hij trok zich volledig terug uit de muziek en keerde nooit meer terug. De kans dat hij ooit nog iets gaat uitbrengen is vrijwel nihil. Begin 2012 verschijnt er een tribute-album en een boek, misschien dat Hollis dat moment aangrijpt om weer eens wat van zich te laten horen. Ach, eigenlijk hoeft dat ook helemaal niet. Het verhaal is compleet. De stilte is volmaakt.
Het laatste album Laughing Stock en het soloalbum van Mark Hollis zijn sinds kort als re-release op vinyl te koop.
http://www.kindamuzik.net/achtergrond/talk-talk/ovt-talk-talk-meesters-van-de-stilte/22067/
Meer Talk Talk op KindaMuzik: http://www.kindamuzik.net/artiest/talk-talk
Deel dit artikel: