Onze laatste liverecensie.
Onze laatste albumrecensie.
Ons laatste interview.
Onze laatste video.
Een kleine odyssee over het internet leert al gauw dat Susumu Yokota wars is van het geven van interviews. Sterker nog, er zijn er nauwelijks te vinden. Een paar losse quotes, en dat is het wel zo een beetje. Slechts enkele foto's van de onopvallend uitziende Japanner geven wat meer informatie weg over de man achter verstilde, uit flarden klassiek opgebouwde parels als Symbol, of de muzikale toverdoos die Grinning Cat heet. En het is maar beter ook. Mysteries zijn er nu eenmaal niet altijd om ontrafeld te worden, en in het geval van Yokota dragen ze er juist alleen maar aan bij.
Glibberig
Susumu Yokota is glibberig als een paling als het aankomt op obligate hokjesduwerij. Want wie hem niet als dusdanig kent, kent hem misschien onder de pseudoniemen 246, Ringo, Prism, Stevia, Morino Gakudan of Kawano Hotorino Kinoshitade. Wij zullen hier echter gewoon zijn reguliere naam bezigen. Yokota hield zich niet altijd bezig met het met het soundtracken van het onderbewuste, maar begon stevig met beide benen op de grond als uiterst succesvolle (en daardoor nog steeds legendarische) houseproducer in Japan. Funky house welteverstaan, met flarden disco en jazz om het af te maken.
Echter, Yokota zal niet de eerste mens zijn met meerdere facetten, dus experimenteert hij in de jaren tachtig al met verstilde orgel- en gitaarexperimenten, die in 1999 uitkomen als het album Image: 1983-1998. Het is een totale breuk met zijn leven bovengronds: galmende sologitaar, carnavaleske en elliptische orgelmelodiëen, samples, en door ruis opgeslokte experimenten. Een prachtplaat die behoort tot de essentialia voor elke Yokota-fan, want de plaat is een blauwdruk voor de toekomst en zijn tijd heel, heel ver vooruit.
Yokota blijft rustig platen maken, maar de omslag en de echte erkenning voor zijn 'andere' kant komt pas medio 2000 als The Wire zijn Sakura tot 'electronica album of the year' bombardeert. Logisch, want Sakura is letterlijk en figuurlijk een droomplaat. Slordige gitaar- en synthloops lijken ergens ijl tussen de wolken te hangen, terwijl Yokota er soms een milde groove van kneedt, en soms blijft bij minimalistische, repititieve ambient die haast lijkt stil te staan. Wat vooral opvalt aan het geluid van Susumu Yokota is het volstrekt organische: niks kille electronica of klinische moeilijkdoenerij: de tonen zijn warm en uitnodigend als een moederschoot en bijna compromisloos dromerig. Sakura lijkt dan ook ontworpen om het beste tot zijn recht te komen in een staat van roes, hypnose, dronkenschap of high.
Vervreemding
Yokota lijkt zichzelf letterlijk te dwingen om nooit twee keer dezelfde plaat te maken. Sakura mag dan in al zijn organische rust uniek en origineel zijn, opvolger Grinning Cat is één van 's mans beste en kleurrijkste platen en komt met weer een heel ander geluid op de proppen zetten. Een muzikaal Alice in Wonderland, waar ruisende loops worden gekruist met samples van saxofoons, vibrafoons, piano, vage stemsamples uit een grijs verleden, en een moddervette, overdadige sfeer die soms Lynchiaans vervreemdend is, soms erg This Heat-achtig qua experiment, dan weer zoet en troostend, en soms zelfs enigszins cartoonesk. Werkelijk élk nummer draait zich 180 graden ten opzichte van het vorige, maar altijd blijft het gevoel van vervreemding prettig in de lucht hangen. Wat vooral opvalt is hoe losjes Yokota zijn samples aan elkaar rijgt, waardoor de plaat vaak aanvoelt alsof het het produkt is van bizarre toevalligheden en geniaal uitgevallen experimenten.
Contrast
Een niche lijkt gevonden, maar niet voor Yokota, die in het nachtleven van Japan nog steeds vol overgave dansvloeren laat doorbuigen. Op Zero uit 2001 klinkt Grinning Cat slechts nog door als een hele vage echo temidden van four-to-the-floor house, funky baslijntjes en zelfs gastvocalen vol soul. De plaat is vrolijk en hedonistisch, maar ook wat oppervlakkig en vol van de aandacht voor uiterlijke schijn die bepaalde wijken in Tokyo (lees: Shibuya) zo typeert. Het contrast tussen zijn extraverte en introverte kant kan haast niet groter zijn.
Dat blijkt vooral wanneer Yokota zich na een paar jaar revancheert met het schitterende Symbol. Yokota's eigenzinnigheid blijkt hier niet alleen uit het feit dat slechts klassieke platen zijn gesampled, maar ook dat hij juist heeft gekozen om de meest herkenbare fragmenten daarvan te gebruiken. En dus krijgen we een meditatieve plaat vol met heldere aanknopingspunten: een stukje Chopin, een flard Mahler, een flinter Brahms, en een citaatje van Debussy. Slim, want het zorgt voor instant vertrouwdheid, terwijl de muziek op zich nieuw is, en dromerig en warm als vanouds.
Ziehier een schandelijk korte inleiding in het fenomeen Susumu Yokota. Een muzikale schizofreen met een even extraverte als introverte kant, waarbij het gezegde maar weer eens opgaat dat stille wateren de diepste gronden hebben. Niet altijd overigens. Laatste plaat Wonder Waltz uit 2006 mag met een gerust hart overgeslagen worden. Hier tapt Yokota weliswaar uit dezelfde vaatjes als bij Grinning Cat en Sakura, maar hier klinkt het gemakzuchtig en vaak een beetje alsof Yokota verveeld is met zijn eigen formule. De focus lijkt weg of we snappen de bedoeling niet helemaal, en halverwege wordt de plaat zelfs enigszins saai.
Reden tot zorgen over de aanvoer van creatieve sappen in Yokota's brein? Allerminst: Yokota lijkt juist op de momenten dat je het het minst verwacht toe te slaan met weer zo'n album dat je bij beluistering uit het dagelijks leven tilt en meevoert naar iets beters, iets vreemders en iets mooiers dan het leven van alledag. Yokota brengt simpelweg wat meer poëzie in onze prozaïsche leventjes, en daar zouden we hem met z'n allen dankbaar voor moeten zijn.
http://www.kindamuzik.net/achtergrond/susuma-yokota/susumu-yokota-van-dansvloer-tot-droom/14768/
Meer Susuma Yokota op KindaMuzik: http://www.kindamuzik.net/artiest/susuma-yokota
Deel dit artikel: