Onze laatste liverecensie.
Onze laatste albumrecensie.
Ons laatste interview.
Onze laatste video.
In het jaar van verschijnen (1999) bestormt dit album van Sigur Rós al snel de hitlijsten van het eigenzinnige thuisland en gaat niet lang daarna op zegetocht door Europa en Amerika als 'de IJslandse ontdekking sinds Björk'. Daar waar hun debuutalbum Von een misser was - want duizend in een dozijn ambient - is Ágætis Byrjun zeker een goed begin, want dit geesteskind van de vier jonge muzikanten is een mijlpaal in de hoek van de alternatieve, indiepop geworden. Sigur Rós zette hoog in, en won.
IJslandse metaforen
Alhoewel, pop? Het album breekt met alle regels. Sigur Rós is weliswaar niet de eerste band die het soort muziek maakte dat later in het genre postrock ingedeeld zou worden, maar met hun geluid onderscheidden ze zich duidelijk van de andere postrockers en experimentelen, zoals Godspeed You! Black Emperor, Slint en Radiohead. Dat eigene is ook een van de redenen waarom je als luisteraar óf verliefd wordt op de band óf deze haat. De zang is ogenblikkelijk te identificeren als die van Jón 'Jónsi' Þór Birgisson. In de band - vernoemd naar Birgissons jonge zusje Siggurros - luistert hij de composities op met zijn hoge en lange falsetuithalen; weliswaar androgyn maar vol van doorleefde emotie. Het is het type zanger dat versmolten is met de band: zonder zijn stemgeluid is Sigur Rós ondenkbaar. Een saillant detail is dat zijn stem niet alleen buitenaards klinkt, maar dat hij in sommige nummers ook in een zelfverzonnen taaltje, gedoopt Vonlenska, zingt: de betekenisloze taal van hoop.
Een tweede ingrediënt dat evenals de zang pas zijn intrede deed op Ágætis Byrjun, en niet op hun debuutplaat, zijn de gitaardrones. Pas na optredens wordt duidelijk dat deze tot stand kwamen doordat Birgisson zijn elektrische gitaar verwoed bespeelt met de strijkstok van een cello. Die drones zijn debet aan het sfeervolle, dromerige geluid van Sigur Rós en zijn voor muziekrecensenten het startsein om eens flink te smijten met metaforen ontleend aan allerlei IJslandse natuurfenomenen.
Sigur Rós heeft dus een geheel eigen geluid: iets wat op zich niet zo zeldzaam is in postrockkringen. Maar hiernaast bleken de magere, schuchtere jongens ook nog eens zeer sterke songwriters, die niet het ene na het andere inwisselbare nummer produceren, maar zeer sterke, op zichzelf staande nummers schrijven.
Misschien wel dé track van Ágætis Byrjun is 'Svefn-g-englar'. Hij wordt naast 'Ni batteri' door het Britse Fatcat uitgegeven als single. En niet alleen de muziek, ook de clip van regisseur Agust Jacobsson is subliem.
Overwinningsroos
De beelden van mensen met het syndroom van Down verkleed als engelen zijn exemplarisch voor de thematiek van Ágætis Byrjun: schoonheid, breekbaarheid en het terugverlangen naar onschuld. En wat te zeggen van het daaropvolgende 'Starálfur'; een lied dat je naar de strot grijpt met prachtige strijkers, beats en bijna groteske vocalen, wat 'Flugufrelsarinn' ook doet. Nummers die naar een hoogtepunt toewerken, een catharsis van melancholie, net op het randje van sentimentaliteit. Het is het soort muziek dat de muziekpers een gevoel van overmacht geeft. Veel journalisten gingen ten rade bij het gezelschap maar krijgen zo goed als nul op het rekest van misschien de meest ontoegankelijke, mompelende muzikanten aller tijden.
De rest is geschiedenis. Sigur Rós is inmiddels niet meer weg te denken uit muziekland en levert na dit meesterwerk nog drie prachtplaten and counting af. De geschiedenis van het kwartet begint bij Ágætis Byrjun, de oerplaat en droomrelease van elke (beginnende) band; origineel, adembenemend en veelgeprezen. Sigur Rós betekent overwinningsroos, en met Ágætis Byrjun doen ze die naam eer aan.
http://www.kindamuzik.net/achtergrond/sigur-ros/sigur-r-s-g-tis-byrjun/18397/
Meer Sigur Rós op KindaMuzik: http://www.kindamuzik.net/artiest/sigur-ros
Deel dit artikel: